Verworven immuunsysteem
Humorale immuunsysteem Cel- of weefselimmuniteit
1. Kenmerken van B-lymfocyten => wanneer de pathogenen IN de cel geraken.
Antilichamen = de specifieke receptoren die antigeen bindend zijn die op => rijpen uit stamcellen in de thymus
het oppervlak van de B-lymfocyten zitten. Cluster of differentiation (CD) = cluster van antigene determinanten van
Opbouw van antilichamen: een differentiatiemolecule op een cel.
twee lange zware polypeptideketens Verbonden door => T-cellen kunnen niet een volledig antigeen herkennen; dus antigeen
twee korte lichte polypeptideketens disulfidebruggen moet aangeboden worden door antigen-presenting cel (APC)
een variabel gebied met antigeen- MHC = major histocompatibility complex eiwitten
bindingsplaats. - Klasse 1 = op alle lichaamscellen
Immunoglobulinen = antilichamen = opgeloste vorm in het serum van de - Klasse 2 = op cellen betrokken bij immuunreacties
antigeen-bindende receptoren van op een B-cel. Deze eiwitten bieden antigen aan op opp van APC
Per B-cel => 1 zelfde immunoglobulinen op zijn oppervlak. TCR = T-cel-antigeenreceptor; de antigeenreceptoren op de T-cel
Genen die coderen voor antilichamen worden overgeërfd via die binden op de MHC
genfragmenten => tijdens ontw B-cel; genfragmenten samengevoegd. HLA (human leucocyte antigen) = MHC van de mens.
Genen die coderen voor de lange ketens: Bij ontwikkeling:
V-domein Positieve selectie: T-cellen die MHC herkennen en die geen lichaamseigen
- V genfragment antigenen herkennen mogen zich verder ontwikkelen.
- D genfragment Negatieve selectie: T-cellen die geen MHC herkennen en wel lichaamseigen
- J genfragment antigenen worden vernietigd.
C-domein T-helpercellen/CD4+-T-cellen = helpt of induceert de immuunrespons.
1. B-celdifferentiatie in het beenmerg Herkennen enkel antigenen aangeboden door klasse II-MHC
Primaire lymfoïde organen: lever, beenmerg en thymus (rijping B en T cel) T-killercellen/CD8+-T-cellen = werken cytotoxisch = celdodend. Herkennen
Secundaire lymfoïde organen: milt, lymfeklieren, tonsillen en platen van enkel antigenen aangeboden door klasse I-MHC
Peyer. (hier humorale en cellulaire immuunrespons)
Klonale selectie: Suppressor-T-cellen: onderdrukken de immuunresponsen
1. de B-cel met antilichaam bindt aan antigeen. Natural killer cellen: herkennen de cellen die geïnfecteerd zijn maar geen
2. hierdoor => proliferatie van die B-cel => vorming van een kloon MHC-klasse I-moleculen tot expressie brengen.
3. deze produceren hetzelfde antilichaam als de moedercel Geheugen-T-cellen: zorgen voor het immunologisch geheugen
4. er ontstaan plasmacellen die het antilichaam produceren +
geheugencellen
5. antilichamen v plasmacellen nu los in humora.
Humorale immuunsysteem Cel- of weefselimmuniteit
1. Kenmerken van B-lymfocyten => wanneer de pathogenen IN de cel geraken.
Antilichamen = de specifieke receptoren die antigeen bindend zijn die op => rijpen uit stamcellen in de thymus
het oppervlak van de B-lymfocyten zitten. Cluster of differentiation (CD) = cluster van antigene determinanten van
Opbouw van antilichamen: een differentiatiemolecule op een cel.
twee lange zware polypeptideketens Verbonden door => T-cellen kunnen niet een volledig antigeen herkennen; dus antigeen
twee korte lichte polypeptideketens disulfidebruggen moet aangeboden worden door antigen-presenting cel (APC)
een variabel gebied met antigeen- MHC = major histocompatibility complex eiwitten
bindingsplaats. - Klasse 1 = op alle lichaamscellen
Immunoglobulinen = antilichamen = opgeloste vorm in het serum van de - Klasse 2 = op cellen betrokken bij immuunreacties
antigeen-bindende receptoren van op een B-cel. Deze eiwitten bieden antigen aan op opp van APC
Per B-cel => 1 zelfde immunoglobulinen op zijn oppervlak. TCR = T-cel-antigeenreceptor; de antigeenreceptoren op de T-cel
Genen die coderen voor antilichamen worden overgeërfd via die binden op de MHC
genfragmenten => tijdens ontw B-cel; genfragmenten samengevoegd. HLA (human leucocyte antigen) = MHC van de mens.
Genen die coderen voor de lange ketens: Bij ontwikkeling:
V-domein Positieve selectie: T-cellen die MHC herkennen en die geen lichaamseigen
- V genfragment antigenen herkennen mogen zich verder ontwikkelen.
- D genfragment Negatieve selectie: T-cellen die geen MHC herkennen en wel lichaamseigen
- J genfragment antigenen worden vernietigd.
C-domein T-helpercellen/CD4+-T-cellen = helpt of induceert de immuunrespons.
1. B-celdifferentiatie in het beenmerg Herkennen enkel antigenen aangeboden door klasse II-MHC
Primaire lymfoïde organen: lever, beenmerg en thymus (rijping B en T cel) T-killercellen/CD8+-T-cellen = werken cytotoxisch = celdodend. Herkennen
Secundaire lymfoïde organen: milt, lymfeklieren, tonsillen en platen van enkel antigenen aangeboden door klasse I-MHC
Peyer. (hier humorale en cellulaire immuunrespons)
Klonale selectie: Suppressor-T-cellen: onderdrukken de immuunresponsen
1. de B-cel met antilichaam bindt aan antigeen. Natural killer cellen: herkennen de cellen die geïnfecteerd zijn maar geen
2. hierdoor => proliferatie van die B-cel => vorming van een kloon MHC-klasse I-moleculen tot expressie brengen.
3. deze produceren hetzelfde antilichaam als de moedercel Geheugen-T-cellen: zorgen voor het immunologisch geheugen
4. er ontstaan plasmacellen die het antilichaam produceren +
geheugencellen
5. antilichamen v plasmacellen nu los in humora.