Notities psychologie
P.13
Perceptie: wat uitsluitend in de hersenen gebeurt, wat we waarnemen via de zintuigen
(neurale impulsen) en zo nemen we een interpretatie over wat we waarnemen.
Objectief? Bv: bij een foto zelf een betekenis toevoegen
Een betekenis/ kleur aan iets geven = perceptie
Percipiëren: iets op een manier een betekenis geven
Bv: twee personen zien hetzelfde maar geven verschillende betekenis aan dat iets
Alles wat we percipiëren gebeurt top down: we vertrekken vanuit vaste schema’s uit de
hersenen = ervaringen/ verwachtingen / herinneringen van vroeger
Iets een betekenis geven op basis van wat we vroeger meegemaakt hebben
Perceptuele constanties: ook al zijn dingen anders die we waarnemen met de hersenen,
zoals iets is kleiner door verschillende afstand zien we hetzelfde.
Bv: een man zit 2m van mij en dan 4m
= De dingen gelijk zien ondanks het feit dat ze verschillend zijn
Perceptuele blindheid: vanwege zodanig geconcentreerd te zijn op iets, merk je het andere
niet op
Bv: goochelaars
Veranderingsblindheid: iemand die je kent heeft een nieuwe bril maar je merkt het niet
(direct) op
Omdat we gewend zijn de dingen te zien zoals ze zijn of hoe we ze herinneren, gewend
zijn: omdat we kleine verschillen niet opmerken omdat onze hersenen de dingen graag
simpel houden
We keren graag terug naar hetgeen dat we kennen
En als dat niet het geval is, zien we ze toch zoals we zelf willen (gewend zijn)
Perceptuele ambiguïteit (=dubbelzinnig) en vervorming (je ziet het anders dan het is): P16
Alles te maken met illusie, het brein houdt ons voor de gek. We zien de dingen anders dan
dat ze zijn
- Niveau sensatie:
Een illusie die niet bestaat en toch zie je ze
Bv: De muller lyer illusie: iets lijkt te zijn wat het niet is P17
,Hoe komt we dingen zien dat er niet zijn of zelf een beeld vormen?
2 Verklaringen:
1. Gestaltpsychologie: P19 bovenaan voorbeeld, P20
Gestalt (patroon) dat aangeboren is
We mensen hebben de neiging om de dingen in patronen te zien. Het wordt een
giraf omdat wij zelf dingen aan elkaar verbinden die niet verbonden zijn. We
trekken de denkbeeldige lijnen zelf tot we een vorm bekomen die we kennen
We houden niet van lege plekken, we sluiten als het ware de figuur.
Onvolledige figuren volledig zien, onbrekige randen zelf opvullen
We zien overal patronen in die ons bekend voorkomen
Zo geven we een betekenis aan iets, dat het voor ons herkenbaar wordt
P20: wetten van perceptuele ordening;
We hebben de neiging om dingen die op elkaar lijken, samen te pakken
Voorbeeld P21
Dingen die op elkaar gelijken samenvoegen tot een eenheid
De wet van nabijheid: dingen die samen staan gaan we als geheel zien
Wet van gemeenschappelijke bestemming:
Groep vogels ‘horen samen’ omdat ze in dezelfde richting bewegen, zien we als
een geheel
Wet van pragnanz: de hersenen hebben een voorkeur voor eenvoudige, simpele
dingen. We zien dingen die van ons het minste inspanning vraagt, het is
eenvoudig. We zien iets als een geheel en niet als losse deeltjes
Wet van continuering: P21 figuur 3.25 : c
Het is simpeler om er twee lijnen in de zien dan bv: acht lijnstukjes.
2. Concluderen door leren
Het komt door ervaring/ leerprocessen P22, 23
We zijn iets gewend. We trekken een conclusie op wat we geleerd hebben uit
onze ervaring. Omdat we het gewend zijn om iets ‘zo’ te zien
We zien wat we verwachten te zien
Die verwachting komt uit wat je in het verleden gezien hebt
, Thema 4: leren en omgeving P26
- Wat is leren?
Veel breder dan studeren.
Een proces waardoor ervaringen een blijvende verandering veroorzaakt in de
denkprocessen over een bepaald onderwerp.
Daardoor kijk je anders naar een bepaalde situatie door de kennis die je hebt
opgedaan.
= Een blijvende verandering in gedrag
P27
Soms gaan mensen hun gedragen op basis van een instinctieve reactie
Wij hebben een dieren instinct
We worden daarmee geboren
Gedragshandelingen waarmee je bent geboren
Als dieren op een bepaalde plaats gaan drinken: geleerd dat daar water staat
Ze hebben de ervaring dat daar water is
= leren tegenover instinct
P28: eerste deel van het HFST stimulus respons leren
- Klassieke conditionering (betekenis leren) en operante conditionering
- Stimulus respons-leren: bestaat uit klassieke en operante conditionering
P29, 30
- Klassieke conditionering = het leren van betekenissen , leren betekenis geven aan
dingen (op een bepaalde manier die er vroeger niet was)
Conditionering: (aan)leren
Altijd eerst zoeken naar de ongecontroleerde stimulus bij elk verhaaltje over
klassieke conditionering: EXAMEN
Stimulus: een prikkel, iets wat je opmerkt met je zintuigen
Ongecontroleerde stimulus: een stimulus waarbij we een automatische /
ongeconditioneerde respons hebben
Bv: bij hond van pavlov (het eten) P30
Automatische/ ongeconditioneerde respons: water in de mond krijgen
Alles wat je waarneemt is een stimulus
Klassieke conditionering:
P.13
Perceptie: wat uitsluitend in de hersenen gebeurt, wat we waarnemen via de zintuigen
(neurale impulsen) en zo nemen we een interpretatie over wat we waarnemen.
Objectief? Bv: bij een foto zelf een betekenis toevoegen
Een betekenis/ kleur aan iets geven = perceptie
Percipiëren: iets op een manier een betekenis geven
Bv: twee personen zien hetzelfde maar geven verschillende betekenis aan dat iets
Alles wat we percipiëren gebeurt top down: we vertrekken vanuit vaste schema’s uit de
hersenen = ervaringen/ verwachtingen / herinneringen van vroeger
Iets een betekenis geven op basis van wat we vroeger meegemaakt hebben
Perceptuele constanties: ook al zijn dingen anders die we waarnemen met de hersenen,
zoals iets is kleiner door verschillende afstand zien we hetzelfde.
Bv: een man zit 2m van mij en dan 4m
= De dingen gelijk zien ondanks het feit dat ze verschillend zijn
Perceptuele blindheid: vanwege zodanig geconcentreerd te zijn op iets, merk je het andere
niet op
Bv: goochelaars
Veranderingsblindheid: iemand die je kent heeft een nieuwe bril maar je merkt het niet
(direct) op
Omdat we gewend zijn de dingen te zien zoals ze zijn of hoe we ze herinneren, gewend
zijn: omdat we kleine verschillen niet opmerken omdat onze hersenen de dingen graag
simpel houden
We keren graag terug naar hetgeen dat we kennen
En als dat niet het geval is, zien we ze toch zoals we zelf willen (gewend zijn)
Perceptuele ambiguïteit (=dubbelzinnig) en vervorming (je ziet het anders dan het is): P16
Alles te maken met illusie, het brein houdt ons voor de gek. We zien de dingen anders dan
dat ze zijn
- Niveau sensatie:
Een illusie die niet bestaat en toch zie je ze
Bv: De muller lyer illusie: iets lijkt te zijn wat het niet is P17
,Hoe komt we dingen zien dat er niet zijn of zelf een beeld vormen?
2 Verklaringen:
1. Gestaltpsychologie: P19 bovenaan voorbeeld, P20
Gestalt (patroon) dat aangeboren is
We mensen hebben de neiging om de dingen in patronen te zien. Het wordt een
giraf omdat wij zelf dingen aan elkaar verbinden die niet verbonden zijn. We
trekken de denkbeeldige lijnen zelf tot we een vorm bekomen die we kennen
We houden niet van lege plekken, we sluiten als het ware de figuur.
Onvolledige figuren volledig zien, onbrekige randen zelf opvullen
We zien overal patronen in die ons bekend voorkomen
Zo geven we een betekenis aan iets, dat het voor ons herkenbaar wordt
P20: wetten van perceptuele ordening;
We hebben de neiging om dingen die op elkaar lijken, samen te pakken
Voorbeeld P21
Dingen die op elkaar gelijken samenvoegen tot een eenheid
De wet van nabijheid: dingen die samen staan gaan we als geheel zien
Wet van gemeenschappelijke bestemming:
Groep vogels ‘horen samen’ omdat ze in dezelfde richting bewegen, zien we als
een geheel
Wet van pragnanz: de hersenen hebben een voorkeur voor eenvoudige, simpele
dingen. We zien dingen die van ons het minste inspanning vraagt, het is
eenvoudig. We zien iets als een geheel en niet als losse deeltjes
Wet van continuering: P21 figuur 3.25 : c
Het is simpeler om er twee lijnen in de zien dan bv: acht lijnstukjes.
2. Concluderen door leren
Het komt door ervaring/ leerprocessen P22, 23
We zijn iets gewend. We trekken een conclusie op wat we geleerd hebben uit
onze ervaring. Omdat we het gewend zijn om iets ‘zo’ te zien
We zien wat we verwachten te zien
Die verwachting komt uit wat je in het verleden gezien hebt
, Thema 4: leren en omgeving P26
- Wat is leren?
Veel breder dan studeren.
Een proces waardoor ervaringen een blijvende verandering veroorzaakt in de
denkprocessen over een bepaald onderwerp.
Daardoor kijk je anders naar een bepaalde situatie door de kennis die je hebt
opgedaan.
= Een blijvende verandering in gedrag
P27
Soms gaan mensen hun gedragen op basis van een instinctieve reactie
Wij hebben een dieren instinct
We worden daarmee geboren
Gedragshandelingen waarmee je bent geboren
Als dieren op een bepaalde plaats gaan drinken: geleerd dat daar water staat
Ze hebben de ervaring dat daar water is
= leren tegenover instinct
P28: eerste deel van het HFST stimulus respons leren
- Klassieke conditionering (betekenis leren) en operante conditionering
- Stimulus respons-leren: bestaat uit klassieke en operante conditionering
P29, 30
- Klassieke conditionering = het leren van betekenissen , leren betekenis geven aan
dingen (op een bepaalde manier die er vroeger niet was)
Conditionering: (aan)leren
Altijd eerst zoeken naar de ongecontroleerde stimulus bij elk verhaaltje over
klassieke conditionering: EXAMEN
Stimulus: een prikkel, iets wat je opmerkt met je zintuigen
Ongecontroleerde stimulus: een stimulus waarbij we een automatische /
ongeconditioneerde respons hebben
Bv: bij hond van pavlov (het eten) P30
Automatische/ ongeconditioneerde respons: water in de mond krijgen
Alles wat je waarneemt is een stimulus
Klassieke conditionering:
