Samenvatting Hoofdstuk 2
§1 Leven in het Amazonegebied (Zuid-Amerika)
4 kenmerken:
-In de tropen lage breedte tussen 23,5° NB en 23,5° ZB
-Het is een heterogeenbos met verschillende soorten bomen
-Er zijn etages enorme hoogteverschillen
-Bomen zijn het hele jaar groen
Stijgingsregens:
-de lucht stijgt op (door de zon)
-stijgende lucht koelt af
-er ontstaan wolken
-het gaat regenen
Wie wonen er?
Oorspronkelijke inwoners: Indianen.
De bevolkingsdichtheid: minder dan 1
Indianen leven van: jacht, visserij en zwerflandbouw.
Begrippen
Tropische regenwouden: Dicht, ondoordringbaar bos in een warme en vochtige
omgeving(tropen).
Tropen: Warme luchtstreek tussen 23,5° NB en 23,5° ZB.
Heterogeen bos: Bos met vele soorten planten en bomen kriskras door elkaar.
Etages: Boomkruinen op verschillende hoogtes in een bos.
Zwerflandbouw: Aanleg van tijdelijke akkers in het tropisch regenwoud. Als de
bodem is uitgeput worden de akkers weer verlaten en keert
het bos terug.
Natuurlijke hulpbronnen: Producten uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken
zoals, tropisch hardhout, goud, uranium, noten en rubber.
Ontbossing: Het kappen van bossen.
, §2 De Inuit in Canada.
(hoe veranderd het klimaat als je naar het noorden gaat?)
Toendra:
-Alleen maar grassen, geen bomen meer.
-Je bent hier ten noorden van de boomgrens, Toendra (boomloze zone)
-Winters lang -> bodem is ongeveer 9 maanden bevroren en met sneeuw bedekt.
-> dieper in de grond blijft de vorste het hele jaar zitten: permafrost.
-Zomers de temperatuur lager dan 10°C.
-Zomers heel moerassig -> dooiwater verdampt door de permafrost nauwelijks.
Taiga:
-De gordel met naaldbossen in de gematigde zone.
- Zomertemperatuur -> tussen 10 en 15 °C.
-Te koud voor loofbomen -> Alleen naaldbomen.
Loofbossen:
-De gordel met loofbossen in de gematigde zone.
-Zomertemperatuur boven de 15°C
-> wordt steeds dikker, op sommige plaatsen wordt dan samengeperst tot een dikke laag landijs.
Begrippen
Boomgrens: Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en
waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage
temperatuur (kouder dan 10°C in de zomer).
Toendra: Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van
grassen, mossen en lage struikjes.
Permafrost: Altijd bevroren ondergrond.
Eeuwige sneeuw: Gebied waar altijd sneeuw blijft liggen -> wordt steeds dikker,
sommige plaatsen wordt dan samengeperst tot een dikke
laag landijs.
Landijs: Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.
Zeeijs of Pakijs: Bevroren zeewater.
Drijfijs: In zee drijvende stukken ijs in poolstreken.
§1 Leven in het Amazonegebied (Zuid-Amerika)
4 kenmerken:
-In de tropen lage breedte tussen 23,5° NB en 23,5° ZB
-Het is een heterogeenbos met verschillende soorten bomen
-Er zijn etages enorme hoogteverschillen
-Bomen zijn het hele jaar groen
Stijgingsregens:
-de lucht stijgt op (door de zon)
-stijgende lucht koelt af
-er ontstaan wolken
-het gaat regenen
Wie wonen er?
Oorspronkelijke inwoners: Indianen.
De bevolkingsdichtheid: minder dan 1
Indianen leven van: jacht, visserij en zwerflandbouw.
Begrippen
Tropische regenwouden: Dicht, ondoordringbaar bos in een warme en vochtige
omgeving(tropen).
Tropen: Warme luchtstreek tussen 23,5° NB en 23,5° ZB.
Heterogeen bos: Bos met vele soorten planten en bomen kriskras door elkaar.
Etages: Boomkruinen op verschillende hoogtes in een bos.
Zwerflandbouw: Aanleg van tijdelijke akkers in het tropisch regenwoud. Als de
bodem is uitgeput worden de akkers weer verlaten en keert
het bos terug.
Natuurlijke hulpbronnen: Producten uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken
zoals, tropisch hardhout, goud, uranium, noten en rubber.
Ontbossing: Het kappen van bossen.
, §2 De Inuit in Canada.
(hoe veranderd het klimaat als je naar het noorden gaat?)
Toendra:
-Alleen maar grassen, geen bomen meer.
-Je bent hier ten noorden van de boomgrens, Toendra (boomloze zone)
-Winters lang -> bodem is ongeveer 9 maanden bevroren en met sneeuw bedekt.
-> dieper in de grond blijft de vorste het hele jaar zitten: permafrost.
-Zomers de temperatuur lager dan 10°C.
-Zomers heel moerassig -> dooiwater verdampt door de permafrost nauwelijks.
Taiga:
-De gordel met naaldbossen in de gematigde zone.
- Zomertemperatuur -> tussen 10 en 15 °C.
-Te koud voor loofbomen -> Alleen naaldbomen.
Loofbossen:
-De gordel met loofbossen in de gematigde zone.
-Zomertemperatuur boven de 15°C
-> wordt steeds dikker, op sommige plaatsen wordt dan samengeperst tot een dikke laag landijs.
Begrippen
Boomgrens: Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en
waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage
temperatuur (kouder dan 10°C in de zomer).
Toendra: Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van
grassen, mossen en lage struikjes.
Permafrost: Altijd bevroren ondergrond.
Eeuwige sneeuw: Gebied waar altijd sneeuw blijft liggen -> wordt steeds dikker,
sommige plaatsen wordt dan samengeperst tot een dikke
laag landijs.
Landijs: Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.
Zeeijs of Pakijs: Bevroren zeewater.
Drijfijs: In zee drijvende stukken ijs in poolstreken.