100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Notas de lectura

Uitgebreide samenvatting Cel tot molecuul van alle thema's

Puntuación
-
Vendido
2
Páginas
50
Subido en
10-04-2015
Escrito en
2012/2013

Cel tot molecuul samenvatting inclusief werkgroepen

Institución
Grado















Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
10 de abril de 2015
Número de páginas
50
Escrito en
2012/2013
Tipo
Notas de lectura
Profesor(es)
Desconocido
Contiene
Todas las clases

Temas

Vista previa del contenido

Van cel tot molecuul

dsDNA= dubbelstrengs DNA
somatische cel= lichaamscel
Chromatide: 1 van de 2 helften van het gedeelde chromosoom
Chromatine: complex van DNA met eiwitten
DNA is een lange keten van nucleotiden. Op het chromosoom ligt de informatie
voor het eiwit. Een mens heeft 22 paar autosomen en 2 geslachtschromosomen.
DNA bestaat uit een dubbele helix, elke winding bestaat uit 10 basenparen. 1
winding is ook gelijk aan 3,6 aminozuren.
Van DNA RNA: transcriptie
Van RNA eiwit: translatie
Eiwit is lange keten van aan elkaar geketende aminozuren. Belangrijkste functie
is om te fungeren als enzym. Op de C2 positie zit het verschil tussen RNA (OH)
en DNA (H). Op C1 zit een organische base. De 5 basen die gebruikt worden:
 Guanine (G) DNA/RNA
 Adenine (A) DNA/RNA
 Cytosine (C) DNA/RNA
 Thymine (T) DNA
 Uracil (U) RNA
Van DNA RNA: matrijsstreng wordt afgelezen (RNA= coderende streng DNA)
Nucleotide: suiker, base en minstens 1 fosfaat.
Nucleoside suiker + base
Nucleotide monofosfaat, difosfaat of trifosfaat
C bindt aan G, en bevat daartussen 3 waterstofbruggen
A bindt aan T, en bevat daartussen 2 waterstofbruggen. Door de
waterstofbruggen en fosfaatgroepen is het DNA stabiel.
Naamgeving: aantal chromosomen, geslachtschromosomen, translocatie (t)
/inversie (i) /deletie (d), betrokken chromosomen, arm- regio- band; arm-regio-
band)
Bijvoorbeeld: 46,xy,t(2;4)(p23;q25)

, nucleotide
De 2 strengen van DNA zijn antiparallel geordend en dus polair, 3’ en 5’. (3 prime
en 5 prime.)
DNA is negatief geladen door de fosfaatgroepen, en positief door de
aminogroepen.
DNA wordt geclassificeerd op basis van lengte en de positie van het centromeer.
In een chromosoom is de korte kant de P- kant, (petite) en de Q- kant de lange
kant. Lang niet al het DNA kan op deze manier ingedeeld worden. DNA moet
heel klein oprollen om in de cel te passen, daarvoor draait het DNA om histone
eiwitten heen. Vervolgens rollen ze nog verder op, zodat ze in de metafase vorm
zitten, de meest opgerolde vorm. Een nucleosoom is dna met histonen. 1
nucleosoom bevat 8 histonen (2x H2A,H2B,H3 en H4) en dsDNA van 146
nucleotiden. Om nog verder om te rollen is histon H1 nodig. Histonen zijn +
geladen door de aminozuren lysine en arginine.

,chromatin is het opgerolde dna en eiwitten in de celkern. Heterochromatin is
donker en heel compact, maar bevat minder actieve, reperterende genen. X-
inactivatie is ook heterochromatine. Euchromatin is lichter en minder compact en
bevat actievere genen.
Met behulp van G- bandering kan DNA geidentificeerd worden, er wordt dan een
karyotyping gemaakt. Een ideaal karyotype: idiogram. Een karyogram bestaat
dus uit gedeelde chormosomen: elke streng bestaat eigenlijk uit 2 chromatiden.




Preparatie van een chromosoom:

,  Cellen die delen in de kweek (bijv. bloed)
 Houdt ze in de metafase met colchicine
 Cellen zwellen osmotisch
 Houdt ze zo met chemicaliën
 Leg op glas
 Identificeer
In DNA zitten unieke volgorden en herhaalde (‘junk DNA’).
Zichtbaar maken van DNA:
 FISH, een ingespoten DNA streng wordt gelabeld met fluoricerende stof,
als een ‘normale’ DNA streng dan gaat delen wordt wat van het gelabelde
DNA gebruikt (probe). Omdat de waterstof bruggen gevoelig zijn voor
temperatuur, gaan ze uit elkaar met een hogere temperatuur. Daardoor
wordt al het dubbelstrengs DNA enkelstrengs. Er moet wel een unieke
volgorde nucleotiden worden gebruikt, als je alleen een A zou gebruiken,
zou die op 25% van het genoom kunnen binden en valt er weinig uit op te
maken. Daarom worden 16 nucleotiden gebruikt, dat is in principe uniek.
In de praktijk worden 5000-10000 nucleotiden gebruikt. Er zijn
verschillende soorten probes: centromerische, telomerische,
chromosomespecfic unique sequence probe (voor o.a. micro deleties) en
whole chromosome paint probes (voor reciproke translocaties)
 Array-CGH: scant het hele genoom, daarna rode en groene stipjes
vergelijken.
 G bandering: C-G rijk DNA bindt meer kleurstof, kleuren dus sterker aan
en zijn donkerder. A-T rijk bindt minder kleurstof, kleuren dus minder sterk
aan en zijn lichter.


Mitose en meiose

,Chromosmen zijn alleen zichtbaar tijdens de celdeling (mitose en meiose)




Er zijn verschillende checkpoints tijdens de celcyclus: aan het eind van de G2
fase (is al het DNA gerepliceerd? Is alle schade gerepareerd?), tijdens de mitose
(zijn alle chromatiden goed aan de spoel gehecht?) en aan het einde van de G1
fase (is het milieu gunstig?).
Tijdens de mitose deelt de cel zich, waardoor 2 identieke dochtercellen ontstaan.
Er kan dan dus geen RNA replicatie plaatsvinden, want de chromosomen zijn
maximaal gecondenseerd. De chromosomen verdubbelen al in de S fase. De
interfase is de fase van de celcyclus waarin geen verdubbeling van de cel
plaatsvindt, dus alles behalve de mitose en cytokinesis. Tijdens de interfase
liggen de chromosomen door elkaar en zijn ze niet te onderscheiden, ze zijn wel
redelijk strak verpakt.
Er zijn verschillende fasen te onderscheiden in de mitose.

,  Profase: voorbereidende fase. Vorming
spoelfiguur, verdwijnen kernmembraan,
spiralisatie en aanhechting van de chromosomen.
De spoeldraden (microtubuli) ontwikkelen vanuit
de centrosomen. Hier vindt vaak recombinatie
plaats.
 Prometafase: kernmembraan verdwijnt,
spoeldraden kunnen kern in en contact maken
met chromosomen.
 Metafase: spoeldraden trekken de chromosomen
uit elkaar, de chromatiden vormen elk een eigen
chromosoom.
 Anafase: kernen vormen om de chromatiden die
bij de polen zijn aangekomen.
 Telofase: chromosomen ontrollen zich weer,
waardoor ze niet meer zichtbaar zijn. Cytoplasma
verdeeld zich over de twee nieuwe cellen
(cytokinesis)
De meiose heeft als functies het halveren van het aantal
chromosomen en het verzorgen van genetische variatie,
door recombinatie/ crossover.

,Ook bij meiose I en II zijn verschillende fases te onderscheiden. Tijdens de
profase I kan er crossover en recombinatie optreden. Chiasma is de verbinding
tussen twee niet homologe chromosomen. Crossing over gebeurd 2 tot 3 keer
per meiotische deling. Chiasmaten houden de chromosomen tot anafase I bij
elkaar. De meiose verloopt bij mannen en vrouwen niet hetzelfde: bij mannen
ontstaan vier zaadcellen, bij vrouwen ontstaat één eicel en drie poollichaampjes.
Segregatie is het belangrijkste om nieuwe genen te krijgen, doordat we 23
chromosomen hebben, zijn er 8 x 10^6 mogelijk combinaties van genen mogelijk.
Ook recombinatie en crossover dragen bij, het aantal mogelijke combinaties is
dus eigenijk oneindig.

, Chromosoomafwijkingen




Nondisjunctie tijdens meiose I: de 2 gevormde chromosomenparen (3e 4e
stap in bovenstaande plaatje) gaan naar dezelfde cel, waardoor de uiteindelijke
cellen bestaan uit 2x 24 chromosomenparen en 2x 22 chromosomenparen.
Nondisjunctie tijdens meiose II: 4e stap in bovenstaande plaatje gaat fout. Het
chromosomenpaar splitst niet, waardoor er 1x 22, 2x 23 en 1x24
chromosomenparen eindigen per cel.
Anafaselagging: een chromosoom of chromosomenpaar blijft aan het
spoelfiguur aan het centromeer hangen, en komt dus niet in één van de
dochtercellen terecht. Hierdoor hebben de dochtercellen óf 1 normale en 1 cel
met een chromosoom te weinig, óf beide cellen missen een chromosoom.
Numerieke afwijkingen
Levensvatbare afwijkingen:
Aneuploïdie: toevoeging of verlies van één of meerdere chromosomen. Dit kan
ontstaan door non disjunctie en door dispermy: 2 zaadcellen bevruchten 1 eicel.
Trisomie: +1
Monosomie: -1
Trisomie 21: syndroom van down (47, +21)
Trisomie 18: syndroom van Edwards (47, +18)
Trisomie 13: syndroom van Patau (47,+13)
Monosomie X: syndroom van Turner (45, x) (meisjes!)
47, XXY: syndroom van Klinefelter (jongens!)
47, XXX syndroom van Klinefelter (meisjes!)
47, XYY syndroom van Klinefelter (jongens!)
$8.49
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
maaike26 Universiteit Leiden
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
298
Miembro desde
10 año
Número de seguidores
163
Documentos
51
Última venta
3 meses hace

3.3

49 reseñas

5
12
4
9
3
16
2
8
1
4

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes