Les 1 – Voorlopers van de moderne stedenbouw
(1850-1900)
Wat is stedenbouw
Stedenbouw is geen kunst, stedenbouwkunde is een kunde. Er moet goed over na gedacht worden
en met veel mensen overleggen. Stedenbouw is structuur aanbrengen en/of verbeteren.
Stedenbouwkunde omvat:
Landschap
Planologie
Verkeerkunde
Architectuur
Dimensies in de stedenbouw
1e dimensie: de stedenbouwkundig ontwerper
2e dimensie: platte (vlekken-)plankaarten
3e dimensie: stadkaarten in vogelvluchten, 3D
4e dimensie: tijd die het duurt om te ontwerpen
5e dimensie: mobilisatie en bundelen van vertrouwen.
Hoe sluit je aan op de identiteit van de stad
Dimensioneren op de schaal van
o Regio & stad
o Buurt & wijk
o Blok & straat
Ordenen en vormgeven
o Van de openbare ruimte
Samenhang en structuur vinden
Op elk schaal niveau
o Van stad tot gebouw, tot gevel, tot detail
Verschillen
Planologie
Vanuit sociale wetenschap bestemmingen aanwijzen in de ruimtelijke ordening
Onderzoek, probleem- en behoefte- analyses
Resultaten worden vastgelegd in woorden en beleidsnota
Stedenbouw
Vanuit inventarisatie ontwikkelen van ruimtelijke visie
Werkwijze: locatie onderzoek, ruimtelijke verkenning, ontwerpvoorstellen
Resultaten vastgelegd in beelden
Landschapsarchitect
Ontwerpen reageren op natuurlijke elementen
De groene context staat centraal
1
,Stedenbouwkundige
Ontwerpen reageren op culturele elementen
De bebouwde omgeving staat centraal
Voorlopers moderne stedenbouw
Belangrijke uitvindingen + effecten
Stoommachine -> fabrieken: grootschalige productie goederen
Stroomtrein -> transport: continentale verspreiden en welvaart
Reactie op industriële revolutie
1. Aanleg nieuwe infrastructuur voor verkeer en vervoer (via land en water)
2. Regionale bereikbaarheid steden door aanleg spoorlijnen
3. Explosieve bevolkingsgroei
4. Wantoestanden in de woonomstandigheden van de arbeidersbevolking
5. Wantoestanden zorgen voor het uitbreken van tuberculose, tyfus en cholera
Oorzaken wantoestanden en armoede arbeidersbevolking
Overbevolking
Snelle revolutiebouw
Gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen
Chronisch gebrek aan hygiëne
Ontoereikende afvoersystemen
Les 2 – Berlage en tuinsteden (1900-1930)
Nederland in de 19e eeuw
Late verstedelijking
Pas aan het einde van de 19de eeuw een grote trek van platte land naar de stad
Stimulans voor de verstedelijking was de verschuiving in werkgelegenheid van landbouw
richting handel, dienstverlening en vooral de industrie
Naast Amsterdam-Rotterdam-den Haag ook verstedelijking van Zaandam, Eindhoven-Tilburg,
Enschede-Hengelo
1665
‘derde uitleg’ aan de westzijde
Weinig overheidstoezicht op woningbouw
Vaak kleine (pak-)huizen
Tussen 1680 en 1850 groeide de stad nauwelijks
Het aantal inwoners nam wel toe
1866
Door toenemende bedrijvigheid groeide het inwoneraantal van 180.000 in 1810 naar
520.000 in 1900
Hierdoor ruimte voor dubieuze verdichtingsbouw
Jordaan en de eilanden hadden een infrastructuur van armoede
Behoefte aan Haussman achtig uitbreidingsplan met avenues en pleinen.
1877
Werkplaatsen gingen van handarbeid over naar industriële productiewijze
2
, Toenemende verslechtering van het woonklimaat (was kon door roet niet meer buiten
drogen)
1901
Woningwet
Als reactie op de wantoestanden in de industriële stad
o Woningnood, verkrotting, ongezonde leefomstandigheden
Verplicht maken van uitbreidingsplannen voor
o Gemeenten met meer dan 10.000 inwoners
o Bevolkingstoename groter dan 20% in de laatste 5 jaar
Aanduiding voor wegen, water en bebouwing
o Precieze bestemmingen hoefde niet ingevuld te worden
Voorziet in gunstige leningen van overheid
o Grote projecten door woningbouwcoöperaties en gemeenten zelf te ontwikkelen
Doel: beter hygiëne
o O.a. door scheiding wonen en industrie
Woningwet (en alle herzieningen daarna)
Kenmerkende benadering: de stad als ‘ongezond oord’
Door (hygiënische) maatregelen verbetering treffen in:
Woningwet: aanpak krotten
o Uitbreidingsplannen en tuindorpen, -steden
o Hygiënisch wonen in de stad
CIAM en modernisme
o Wonen en werken scheiden (licht, lucht en ruimte)
Kleinschalige stedenbouw:
o Woonerven: scheiding van wonen en verkeer
o Doorzonwoning
VINEX:
o Eco-wijken
Tegenwoordig:
o De beweegvriendelijke stad?
Verstedelijking begin 20e eeuw
Grote economische opleving
o Bouw grote hoeveelheden kantoren
o Handelsondernemingen, banken en verzekeringskantoren
Allemaal afhankelijk van elkaar (willen) zijn
o Onderling contact van belang
o Graag dicht bij elkaar in stadcentra
Handel en dienstverlening stimuleren
o Vestiging van cafés, restaurant, hotels, winkels en warenhuizen
Functies verdringen van het wonen uit de binnenstad
Voor een betere bereikbaarheid van stadcentra:
o Verkeersdoorbraken
o Verbreding hoofdroutes
o Kleinschalige structuur van historische stadcentra verdwijnt
Begin jaren dertig:
3