Ik en de ander
Boek: Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Deel 1: Theoretisch kader
1. Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie = de studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit
gedurende het hele leven; van conceptie tot aan de dood.
De oudheid:
Plato (427 v.Chr.-347 v.Chr): Dacht dat kinderen door verwenning prikkelbaar
zouden worden en door extreme strengheid en tirannie juist somber en futloos.
In beide gevallen zouden kinderen, door hun ‘opvoeding’, niet goed kunnen
functioneren in het dagelijks leven.
Cicero (106 v.Chr.-43 v.Chr.): Er bestaat een wezenlijk verschil tussen ‘jongeren’
en ‘ouderen’ .
De middeleeuwen:
Calvinisme: is de leer van Calvijn, die grote nadruk legde op sober leven, hard
werken, woekeren met de talenten en het al dan niet uitverkoren zijn van
mensen (en die daarmee volgens Max Weber een gunstig klimaat schiep voor het
opkomend kapitalisme).
Kinderen werden als onbelangrijk beschouwd en in de literatuur zelfs vergeleken
met gekken en dronkenlappen.
Ariès: Stelde dat tijdens de middeleeuwen kinderen als miniatuurvolwassenen
werden gezien. Dit baseerde hij onder andere op schilderijen waarop kinderen in
volwassen kleding werden gezien. Ariès gaf daarbij aan dat kinderen vanaf een
jaar of zes geen bijzondere positie innamen, maar volledig meedraaiden in de
volwassen wereld.
Erasmus (1469-1536): Benadrukt dat het in de middeleeuwen belangrijk was om
liefdevol met het kind om te gaan. Erasmus hechtte daarbij veel waarde aan
onderwijs, om het kind verantwoordelijkheid bij te brengen. Hij stelde dat al dat
intimidatie een belangrijke rol speelt bij taalverwerving en als een kind de taal
thuis niet leert, het met een flinke achterstand van start gaat, een visie die
overigens nog steeds actueel is.
Pioniers:
Locke (1632-1704) en Rousseau (1712-1778): Zij erkenden als eerste nadrukkelijk dat
kinderen anders waren dan volwassenen en werden daarom ook gezien als de
pioniers op het gebied van de vroegkinderlijke ontwikkeling.
1
Boek: Praktische ontwikkelingspsychologie voor sociaal werk
Deel 1: Theoretisch kader
1. Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie = de studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit
gedurende het hele leven; van conceptie tot aan de dood.
De oudheid:
Plato (427 v.Chr.-347 v.Chr): Dacht dat kinderen door verwenning prikkelbaar
zouden worden en door extreme strengheid en tirannie juist somber en futloos.
In beide gevallen zouden kinderen, door hun ‘opvoeding’, niet goed kunnen
functioneren in het dagelijks leven.
Cicero (106 v.Chr.-43 v.Chr.): Er bestaat een wezenlijk verschil tussen ‘jongeren’
en ‘ouderen’ .
De middeleeuwen:
Calvinisme: is de leer van Calvijn, die grote nadruk legde op sober leven, hard
werken, woekeren met de talenten en het al dan niet uitverkoren zijn van
mensen (en die daarmee volgens Max Weber een gunstig klimaat schiep voor het
opkomend kapitalisme).
Kinderen werden als onbelangrijk beschouwd en in de literatuur zelfs vergeleken
met gekken en dronkenlappen.
Ariès: Stelde dat tijdens de middeleeuwen kinderen als miniatuurvolwassenen
werden gezien. Dit baseerde hij onder andere op schilderijen waarop kinderen in
volwassen kleding werden gezien. Ariès gaf daarbij aan dat kinderen vanaf een
jaar of zes geen bijzondere positie innamen, maar volledig meedraaiden in de
volwassen wereld.
Erasmus (1469-1536): Benadrukt dat het in de middeleeuwen belangrijk was om
liefdevol met het kind om te gaan. Erasmus hechtte daarbij veel waarde aan
onderwijs, om het kind verantwoordelijkheid bij te brengen. Hij stelde dat al dat
intimidatie een belangrijke rol speelt bij taalverwerving en als een kind de taal
thuis niet leert, het met een flinke achterstand van start gaat, een visie die
overigens nog steeds actueel is.
Pioniers:
Locke (1632-1704) en Rousseau (1712-1778): Zij erkenden als eerste nadrukkelijk dat
kinderen anders waren dan volwassenen en werden daarom ook gezien als de
pioniers op het gebied van de vroegkinderlijke ontwikkeling.
1