Management en organisatie samenvatting
Hoofdstuk 1
Organisatie
Definitie = organisaties zijn (1) sociale entiteiten (2) die gericht zijn op een doel, (3) ontworpen zijn
als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten en (4) verbonden zijn met
de externe omgeving.
Open en gesloten systemen
Een gesloten systeem is niet afhankelijk van zijn omgeving.
- Autonoom
- Begrensd
- Hermetisch
Afgesloten van de buitenwereld
Management gesloten systeem = gemakkelijk. De omgeving is stabiel en voorspelbaar, zonder
problemen te veroorzaken.
Efficiënte bedrijfsvoering = belangrijkste binnen een organisatie
Een open systeem moet in wisselwerking staan met de omgeving om te overleven.
- Het gebruik van middelen, maar exporteert ook middelen naar de omgeving. Het kan zichzelf
ook niet hermetisch afsluiten, maar moet voortdurend veranderen en zich aanpassen op de
omgeving.
Ieder systeem dat in wisselwerking moet staan met de omgeving om te overleven is een open
systeem.
Dimensies organisatieontwerp
Dimensies van organisaties vallen in twee categorieën uiteen.
1. Structureel en 2. Contextueel
Structurele dimensies: leveren de etiketten van de interne kenmerken op basis waarvan organisaties
gemeten en met elkaar vergeleken kunnen worden.
1. Formalisatie, heeft betrekking op de hoeveelheid schriftelijke documentatie waarin gedrag en
activiteiten vastgelegd zijn
- Procedures
- Functiebeschrijvingen
- Voorschriften
- Beleidsnota’s
, Een formalisatie wordt afgemeten aan het aantal pagina’s documentatie binnen de organisatie.
2. Specialisatie, is de mate waarin taken van de organisatie opgesplitst zijn in afzonderlijke
werkzaamheden. Specialisatie = werkverdeling.
3. Gezag hiërarchie, geeft aan wie er onder wie valt en hoeveel werknemers elke manager leiding
geeft. Bij een kleine span of control zijn er veel hiërarchische lagen. Bij een grote span of control zijn
de gezag lijnen veel korter.
4. Centralisatie, staat voor het hiërarchische niveau dat beslissingsbevoegdheid heeft.
- Wanneer de besluitvorming voorbehouden is aan de top, is de organisatie gecentraliseerd.
- Wordt het nemen van besluiten gedelegeerd aan lagere niveau’s, dan is er sprake van
decentralisatie.
5. Professionalisme, is de mate waarin werknemers officieel opgeleid en getraind zijn. De mate van
professionalisme wordt meestal afgemeten aan het gemiddelde jaren opleiding wat werknemers
genoten.
6. Personeelsratio’s, staan voor de verdeling van mensen over verschillende functies en afdelingen.
Zo’n ratio wordt berekend door het aantal werknemers binnen een bepaalde categorie te delen door
het totale aantal werknemers.
Contextuele dimensies:
1. Omvang, is de grote van de organisatie gemeten naar het aantal mensen dat er werkt.
2. Organisatietechnologie, staat voor de aard van het productiesubsysteem en omvat acties en
technieken waarmee de in- en output wordt omgezet. Het heeft betrekking op de manier waarop de
organisatie feitelijk de producten of diensten maakt voor haar klanten.
3. Omgeving, bestaat uit alle elementen buiten de grenzen van de organisatie; overheid, afnemers,
bedrijfstak.
4. Doelen en strategie, zijn bepalend voor het overkoepelende doel en de concurrentietechnieken
die de organisatie onderscheiden. Doelen en strategieën definiëren de reikwijdte van de activiteiten
en de betrekking met werknemers, cliënten en concurrenten.
Hoofdstuk 1
Organisatie
Definitie = organisaties zijn (1) sociale entiteiten (2) die gericht zijn op een doel, (3) ontworpen zijn
als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten en (4) verbonden zijn met
de externe omgeving.
Open en gesloten systemen
Een gesloten systeem is niet afhankelijk van zijn omgeving.
- Autonoom
- Begrensd
- Hermetisch
Afgesloten van de buitenwereld
Management gesloten systeem = gemakkelijk. De omgeving is stabiel en voorspelbaar, zonder
problemen te veroorzaken.
Efficiënte bedrijfsvoering = belangrijkste binnen een organisatie
Een open systeem moet in wisselwerking staan met de omgeving om te overleven.
- Het gebruik van middelen, maar exporteert ook middelen naar de omgeving. Het kan zichzelf
ook niet hermetisch afsluiten, maar moet voortdurend veranderen en zich aanpassen op de
omgeving.
Ieder systeem dat in wisselwerking moet staan met de omgeving om te overleven is een open
systeem.
Dimensies organisatieontwerp
Dimensies van organisaties vallen in twee categorieën uiteen.
1. Structureel en 2. Contextueel
Structurele dimensies: leveren de etiketten van de interne kenmerken op basis waarvan organisaties
gemeten en met elkaar vergeleken kunnen worden.
1. Formalisatie, heeft betrekking op de hoeveelheid schriftelijke documentatie waarin gedrag en
activiteiten vastgelegd zijn
- Procedures
- Functiebeschrijvingen
- Voorschriften
- Beleidsnota’s
, Een formalisatie wordt afgemeten aan het aantal pagina’s documentatie binnen de organisatie.
2. Specialisatie, is de mate waarin taken van de organisatie opgesplitst zijn in afzonderlijke
werkzaamheden. Specialisatie = werkverdeling.
3. Gezag hiërarchie, geeft aan wie er onder wie valt en hoeveel werknemers elke manager leiding
geeft. Bij een kleine span of control zijn er veel hiërarchische lagen. Bij een grote span of control zijn
de gezag lijnen veel korter.
4. Centralisatie, staat voor het hiërarchische niveau dat beslissingsbevoegdheid heeft.
- Wanneer de besluitvorming voorbehouden is aan de top, is de organisatie gecentraliseerd.
- Wordt het nemen van besluiten gedelegeerd aan lagere niveau’s, dan is er sprake van
decentralisatie.
5. Professionalisme, is de mate waarin werknemers officieel opgeleid en getraind zijn. De mate van
professionalisme wordt meestal afgemeten aan het gemiddelde jaren opleiding wat werknemers
genoten.
6. Personeelsratio’s, staan voor de verdeling van mensen over verschillende functies en afdelingen.
Zo’n ratio wordt berekend door het aantal werknemers binnen een bepaalde categorie te delen door
het totale aantal werknemers.
Contextuele dimensies:
1. Omvang, is de grote van de organisatie gemeten naar het aantal mensen dat er werkt.
2. Organisatietechnologie, staat voor de aard van het productiesubsysteem en omvat acties en
technieken waarmee de in- en output wordt omgezet. Het heeft betrekking op de manier waarop de
organisatie feitelijk de producten of diensten maakt voor haar klanten.
3. Omgeving, bestaat uit alle elementen buiten de grenzen van de organisatie; overheid, afnemers,
bedrijfstak.
4. Doelen en strategie, zijn bepalend voor het overkoepelende doel en de concurrentietechnieken
die de organisatie onderscheiden. Doelen en strategieën definiëren de reikwijdte van de activiteiten
en de betrekking met werknemers, cliënten en concurrenten.
