100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting Belastbaar inkomen uit werk en woning

Puntuación
-
Vendido
-
Páginas
15
Subido en
02-11-2021
Escrito en
2021/2022

Samenvatting van hoofdstuk 5 Belastingrecht voor Bachelors en Masters 2020/2021

Institución
Grado









Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Libro relacionado

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

¿Un libro?
No
¿Qué capítulos están resumidos?
Hoofdstuk 5 t/m 5
Subido en
2 de noviembre de 2021
Número de páginas
15
Escrito en
2021/2022
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Hoofdstuk 5 Box 1: Belastbaar inkomen uit werk en woning

5.1 Inleiding
Art. 3.1 Wet IB geeft aan hoe het inkomen in box 1 is opgebouwd.

5.2 Algemene bepalingen binnen box 1
5.2.1. Inleiding
Aan het einde van hoofdstuk 3 van de Wet IB zijn gemeenschappelijke kenmerken gegroepeerd (vanaf afdeling
3.11 / artikel 3.144 Wet IB). Deze bepalingen gelden voor alle onderdelen van het box 1-inkomen, tenzij anders
vermeld.

5.2.2. Waardering van niet in geld genoten inkomen
Art. 3:144 IB geeft aan hoe beloningen in natura moeten worden gewaardeerd voor het bepalen van het
inkomen in box 1. Uitgangspunt is de waarde van het inkomensbestanddeel in het economisch verkeer.
Soms geldt de “besparingswaarde”.

5.2.3. Tijdstip waarop inkomsten worden belast
Uitgangspunt in box 1 is dat inkomsten worden belast in het jaar waarin zij worden genoten. Zie art. 3:146 IB.
Genietingstijdstip bij loon, periodieke uitkeringen en verstrekkingen, etc. alsmede voordelen uit EW en
negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, worden – voor zover niet anders bepaald – geacht te zijn
genoten op het tijdstop waarop zij:

- Ontvangen zijn, of
- Verrekend zijn, of
- Ter beschikking zijn gesteld, of
- Rentedragend zijn geworden, of
- Vorderbaar EN inbaar zijn geworden.

Het moment dat zich het eerst voordoet, is het moment waarop het inkomen is genoten.
Voor winst uit onderneming en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden gelden andere regels, nl.
toerekening aan de jaren waarop zij betrekking hebben. E.e.a. overeenkomstig ‘goed koopmansgebruik’.

5.2.4. Tijdstip waarop aftrekbare kosten of uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek worden
gebracht.
Art. 3:147 IB bepaalt wanneer aftrekbare kosten en uitgaven voor inkomensvoorziening, voor aftrek in
aanmerking komen. (betaald / verrekend / ter beschikking gesteld / rentedragend geworden)

5.3 Belastbaar loon
5.3.1. Inleiding
Art. 3.80 IB: Belastbaar loon = loon incl. fooien -/- reisaftrek.
Belastingplichtige mag dus geen andere (beroeps)kosten in aftrek brengen.

5.3.2 Loon
Art. 3:81 IB verwijst naar de wet LB. Dit betekent dat wat op grond van de wet LB als te belasten loon wordt
aangemerkt, ook voor de wet IB als te belasten loon wordt aangemerkt. In de Wet LB wordt niet alleen het
inkomen uit een bestaande dienstbetrekking als te belasten loon aangemerkt, maar ook het inkomen uit een
vroegere dienstbetrekking.
Ook een uitkering op grond van AOW of WIA of een lijfrente-uitkering wordt als loon aangemerkt. (art. 34 wet
LB).
Een gevolg hiervan is dat deze uitkeringen, op grond van de zogeheten bronnenvolgorde (art. 2.14 IB) in de
aangifte IB niet meer als een belastbare periodieke uitkering of verstrekking kunnen worden aangemerkt.



38
Belastingrecht voor Bachelors en Masters 2020/2021
2 november 2021

, 5.3.3. Fooien
In art. 3.82 IB: fooien, een aanvulling op het loonbegrip. De fooien die een wn ontvangt, worden fiscaal gezien
als een arbeidsbeloning.
Fooien zijn in beginsel vrijgesteld van loonbelasting (niet van inkomstenbelasting!), tenzij bij het vaststellen van het
loon al rekening is gehouden met het ontvangen van fooien of de zgn. fooienregeling van toepassing is (art. 12
LB / art. 3.6 Uitv.reg. LB).

5.3.4. Reisaftrek
Art. 3.87 IB.
Als een werknemer in verband met ziekte of vakantie tijdelijk niet naar zijn werkplek reist, mag de aftrek
gewoon doorlopen. Maar bij een langdurige onderbreking moet het aftrek worden aangepast.

Als een werknemer van zijn werkgever een (onbelaste) reiskostenvergoeding krijgt, moet deze in mindering
worden gebracht op het bedrag van de reisaftrek.

Als de belastingplichtige gedurende minder dan 4 dagen per week heen en weer reist EN de enkele reisafstand
meer bedraagt dan 90 km, kan de reisaftrek als volgt worden berekend: aantal dagen dat in het betreffende
jaar wordt gereisd x aantal km. X € 0,24. Max. € 2.185 art. 3.87 lid 5b IB.

Een werknemer wordt geacht minimaal eenmaal per week heen en weer te reizen als hij in een bepaald jaar op
40 dagen of meer naar dezelfde werkplaats heeft gereisd (art. 3.87 lid 8 Wet IB).

Naast de reisaftrek mag een werknemer geen andere kosten in aftrek brengen die hij maakt voor het
uitoefenen van zijn dienstbetrekking. Een werkgever kan meer kosten onbelast vergoeden.

5.4 Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden
5.4.1. Inleiding
3e Inkomensbron (na WUO en belastbaar loon) - restcategorie.
Art. 3.91 lid 1c IB: NIET zuivere beleggingsresultaten worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden.

Freelancewerkzaamheden: resultaat uit overige werkzaamheden, tenzij sprake is van een fictieve
dienstbetrekking (“opting-in”- regeling – art. 4f LB).

Ook vergoedingen voor het zich borgstellen voor schulden is resultaat uit overige werkzaamheden, echter
alleen bij borgstelling aan onderneming, werkzaamheid etc.!

5.4.2. Terbeschikkingstelling aan de onderneming van een verbonden persoon.
3.91 lid 1a Web IB: Inkomsten van vermogensbestanddelen die aan de onderneming van een verbonden
persoon ter beschikking wordt gesteld worden belast als inkomsten uit overige werkzaamheden.

Een ondernemer kan geen vermogen ter beschikking stellen aan zijn eigen onderneming (ook niet fictief). Er is
geen sprake van tbs van vermogen als de ondernemer en zijn echtgenote in gemeenschap van goederen zijn
gehuwd en het vermogensbestanddeel tot hun gemeenschappelijk vermogen behoort.  verplicht
ondernemingsvermogen in de meeste gevallen.

Verbonden persoon:
Verbonden personen zijn (art. 3.91 lid 2b Wet IB):
- De (fiscale) partner van de belastingplichtige
- De minderjarige kinderen van de belastingplichtige of zijn (fiscale) partner

Als de belastingplichtige minderjarig is, worden ook zijn (schoon)ouders en hun (fiscale) partners aangemerkt
als verbonden personen (art. 3.91 lid 2c Wet IB).

Het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van een minderjarig verbonden persoon wordt
toegerekend aan de ouder(s) – art. 2.15 lid 2 wet IB.

39
Belastingrecht voor Bachelors en Masters 2020/2021
2 november 2021
$4.23
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor
Seller avatar
saskiavandalen

Conoce al vendedor

Seller avatar
saskiavandalen Stepmile
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
0
Miembro desde
4 año
Número de seguidores
0
Documentos
1
Última venta
-

0.0

0 reseñas

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes