Hoofdstuk 1: Wat is projectmatig werken?
Wat is een project?
Eindige opgave; elk project heeft een eindigt karakter. Een project is een construct dat wordt
gestart, georganiseerd en gestopt. Een project stopt namelijk na een tijdje. Als hij dat niet doet,
is het geen project.
Uniek karakter; projecten zijn altijd uniek. Uniek is voor iedereen wat anders. Dit is dus aan
jezelf.
Eigen bedoeling met een beoogd resultaat; om een inititief projectmatig aan te pakken, moet je
eerst weten waar het goed voor is. Dit doe je door het stellen van vragen: waarom wil je het?
Wat is het doel? Wat moet het opleveren? Wat is het resultaat? In sommige gevallen weet je
precies wat het resultaat zal worden en soms weet je dat ook totaal niet.
Beperkte hoeveelheid middelen en/ of tijd; als het niet uit maakt hoeveel het kost en hoelang
het duurt, kun je net zo goed gaan improviseren. Je kan dan vrijblijvend proberen. Dan is het
geen project weer.
Tijdelijk samenwerkingsverband; je werkt tijdelijk samen met een aantal mensen. Meestal zijn
dat mensen vanuit verschillende vakgebieden.
Projecteigenschappen:
(Duidelijk) éénmalig doel
Een project moet worden opgestart
Een project heeft een opdrachtgever
Meestal multidisciplinair
Tijdelijk door middel van startdatum en einddatum
Eigen budget
Eigen projectorganisatie
Je hebt drie manieren van werken: improviseren, projectmatig werken en routine.
1.1 Improviseren
Bij improviseren handel je niet volgens een plan, maar je reageert direct op wat er gebeurt. Je wilt dus
zo snel mogelijk aan de slag gaan nadat een probleem is geconstateerd, zodat er snel een oplossing
komt. Er wordt gehandeld naar snelheid en flexibiliteit. Hierbij wordt er gericht op een doel.
Procedures en richtlijnen worden genegeerd. Van dag tot dag blijft het onzeker.
Het voordeel van improviseren is dat er veel vrijheid en ruimte is voor creativiteit. Het nadeel is dat
het een chaos kan worden, omdat er nog niet is afgesproken hoe er gehandeld moet worden.
1.2 Projectmatig werken
Projectmatig werken zit tussen routine matig en improvisatie in. Projecten hebben een éénmalig en
tijdelijk karakter. Ze zijn redelijk voorspelbaar of kunnen voorspelbaar worden gemaakt. Er wordt hier
naar het resultaat toe gewerkt. De oorspronkelijke probleemstelling van gebruiker (klant of afnemer)
wordt vertaald in tussenresultaten, functionele en operationele eisen die de gebruiker regelmatig kan
, toetsen aan zijn probleemsituatie. De bestaande procedures en richtlijnen worden aangepast als ze
geen nut hebben.
Wanneer wordt ergens een project van gemaakt?
Er is sprake van een probleem dat uit de wereld geholpen moet worden of er is sprake van een
unieke kans.
Er is een persoon of organisatie die hiervoor schaarse middelen wil inzetten.
Alle relevante partijen hebben een gezamenlijk resultaat voor ogen.
Er is iemand die als opdrachtgever durft op te treden.
Er is een persoon die het project wil leiden.
1.3 Routinematig werken
Routinematige activiteiten worden steeds herhaald en zijn dus ook goed voorspelbaar. Over een lange
termijn lever je dezelfde prestatie met dezelfde kwaliteit. Er wordt gestreven naar efficiency, dus het
gebruik van zo weinig mogelijk middelen en tijd. Er wordt gericht op het product. De problemen van
de gebruiker worden vertaald in standaard probleemstellingen, zoals de organisatie deze gewend is. De
opdrachtgever kan zo namens de gebruiker spreken. Er is een planning aanwezig en de opdracht wordt
uitgevoerd door bestaande procedures en richtlijnen.
Het nadeel van routinematig werken is dat er een verlaagd leerimpuls is. Ook is er een grotere afstand
tussen uitvoerder en gebruiker. Het verminderd daarnaast de ownership en betrokkenheid.
Hoofdstuk 2: Richting bepalen
Resultaatomschrijving bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Uitdaging of probleemstelling van het project
2. Aanleiding van het project
3. Doelstelling van het project
4. Beoogd projectresultaat
5. Afbakening resultaatomschrijving van het projectresultaat
6. Effecten van het project
7. Gebruikers van het projectresultaat
8. Randvoorwaarden waarbinnen het project zich afspeelt
9. Relatie met andere projecten
2.1 De uitdaging of het probleem
Met de uitdaging of het probleem wordt de kloof tussen de huidige situatie en de gewenste situatie
genoemd. De huidige situatie is een bestaande situatie die door bepaalde actoren onwenselijk wordt
gevonden of een te verwachten situatie die als mogelijk bedreigend wordt ervaren.
2.2 De aanleiding
Waarom komt dit onderwerp juist nu op de agenda? Waarom is het probleem opeens acuut geworden?
Er is een aanleiding ontstaan, waardoor het nu veranderd moet gaan worden.
2.3 De doelstelling
Het doel van het project is het ‘waarom’ van het project. Problemen en doelen zijn altijd gebonden aan
actoren. Die actoren hebben verschillende belangen. Een project kan pas van start gaan, als het doel
van het project is vastgesteld.
2.4 Het beoog projectresultaat
Wat is een project?
Eindige opgave; elk project heeft een eindigt karakter. Een project is een construct dat wordt
gestart, georganiseerd en gestopt. Een project stopt namelijk na een tijdje. Als hij dat niet doet,
is het geen project.
Uniek karakter; projecten zijn altijd uniek. Uniek is voor iedereen wat anders. Dit is dus aan
jezelf.
Eigen bedoeling met een beoogd resultaat; om een inititief projectmatig aan te pakken, moet je
eerst weten waar het goed voor is. Dit doe je door het stellen van vragen: waarom wil je het?
Wat is het doel? Wat moet het opleveren? Wat is het resultaat? In sommige gevallen weet je
precies wat het resultaat zal worden en soms weet je dat ook totaal niet.
Beperkte hoeveelheid middelen en/ of tijd; als het niet uit maakt hoeveel het kost en hoelang
het duurt, kun je net zo goed gaan improviseren. Je kan dan vrijblijvend proberen. Dan is het
geen project weer.
Tijdelijk samenwerkingsverband; je werkt tijdelijk samen met een aantal mensen. Meestal zijn
dat mensen vanuit verschillende vakgebieden.
Projecteigenschappen:
(Duidelijk) éénmalig doel
Een project moet worden opgestart
Een project heeft een opdrachtgever
Meestal multidisciplinair
Tijdelijk door middel van startdatum en einddatum
Eigen budget
Eigen projectorganisatie
Je hebt drie manieren van werken: improviseren, projectmatig werken en routine.
1.1 Improviseren
Bij improviseren handel je niet volgens een plan, maar je reageert direct op wat er gebeurt. Je wilt dus
zo snel mogelijk aan de slag gaan nadat een probleem is geconstateerd, zodat er snel een oplossing
komt. Er wordt gehandeld naar snelheid en flexibiliteit. Hierbij wordt er gericht op een doel.
Procedures en richtlijnen worden genegeerd. Van dag tot dag blijft het onzeker.
Het voordeel van improviseren is dat er veel vrijheid en ruimte is voor creativiteit. Het nadeel is dat
het een chaos kan worden, omdat er nog niet is afgesproken hoe er gehandeld moet worden.
1.2 Projectmatig werken
Projectmatig werken zit tussen routine matig en improvisatie in. Projecten hebben een éénmalig en
tijdelijk karakter. Ze zijn redelijk voorspelbaar of kunnen voorspelbaar worden gemaakt. Er wordt hier
naar het resultaat toe gewerkt. De oorspronkelijke probleemstelling van gebruiker (klant of afnemer)
wordt vertaald in tussenresultaten, functionele en operationele eisen die de gebruiker regelmatig kan
, toetsen aan zijn probleemsituatie. De bestaande procedures en richtlijnen worden aangepast als ze
geen nut hebben.
Wanneer wordt ergens een project van gemaakt?
Er is sprake van een probleem dat uit de wereld geholpen moet worden of er is sprake van een
unieke kans.
Er is een persoon of organisatie die hiervoor schaarse middelen wil inzetten.
Alle relevante partijen hebben een gezamenlijk resultaat voor ogen.
Er is iemand die als opdrachtgever durft op te treden.
Er is een persoon die het project wil leiden.
1.3 Routinematig werken
Routinematige activiteiten worden steeds herhaald en zijn dus ook goed voorspelbaar. Over een lange
termijn lever je dezelfde prestatie met dezelfde kwaliteit. Er wordt gestreven naar efficiency, dus het
gebruik van zo weinig mogelijk middelen en tijd. Er wordt gericht op het product. De problemen van
de gebruiker worden vertaald in standaard probleemstellingen, zoals de organisatie deze gewend is. De
opdrachtgever kan zo namens de gebruiker spreken. Er is een planning aanwezig en de opdracht wordt
uitgevoerd door bestaande procedures en richtlijnen.
Het nadeel van routinematig werken is dat er een verlaagd leerimpuls is. Ook is er een grotere afstand
tussen uitvoerder en gebruiker. Het verminderd daarnaast de ownership en betrokkenheid.
Hoofdstuk 2: Richting bepalen
Resultaatomschrijving bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Uitdaging of probleemstelling van het project
2. Aanleiding van het project
3. Doelstelling van het project
4. Beoogd projectresultaat
5. Afbakening resultaatomschrijving van het projectresultaat
6. Effecten van het project
7. Gebruikers van het projectresultaat
8. Randvoorwaarden waarbinnen het project zich afspeelt
9. Relatie met andere projecten
2.1 De uitdaging of het probleem
Met de uitdaging of het probleem wordt de kloof tussen de huidige situatie en de gewenste situatie
genoemd. De huidige situatie is een bestaande situatie die door bepaalde actoren onwenselijk wordt
gevonden of een te verwachten situatie die als mogelijk bedreigend wordt ervaren.
2.2 De aanleiding
Waarom komt dit onderwerp juist nu op de agenda? Waarom is het probleem opeens acuut geworden?
Er is een aanleiding ontstaan, waardoor het nu veranderd moet gaan worden.
2.3 De doelstelling
Het doel van het project is het ‘waarom’ van het project. Problemen en doelen zijn altijd gebonden aan
actoren. Die actoren hebben verschillende belangen. Een project kan pas van start gaan, als het doel
van het project is vastgesteld.
2.4 Het beoog projectresultaat
