Begrippenlijst TOE Kwalitatief Onderzoek
Hoorcollege 1
Go-along interview Interview waarbij je ondertussen iets doet zoals wandelen of
autorijden.
Forming Het samenkomen van een groep, kijken naar de moderator
voor het leidinggeven.
Storming Er wordt gezocht naar de rollen in de groep, er wordt (al dan
niet bewust) een leider gekozen. Er kan sprake zijn van een
conflict.
Norming Er wordt bepaald wat je van elkaar verwacht, mensen worden
gecorrigeerd, normen worden vastgesteld.
Performing Er wordt gepresteerd.
Adjourning Er wordt afscheid genomen op een goede wijze. Afspreken of
dingen gedeeld worden met anderen of niet.
Two-way focusgroep Twee focusgroepen reageren om de beurt en beïnvloeden zo
elkaars ideeën.
Duellerende moderators Er zijn twee moderators met verschillende meningen, zo zorg
je voor discussie.
Respondent moderator Een van de respondenten wordt door de anderen gekozen als
moderator.
Online focusgroep Mogelijke vormen zijn een chatroom of bulletin-board/forum.
Dual moderator Twee moderators, één om de discussie te leiden en één om
ervoor te zorgen dat alle onderwerpen besproken worden.
Prompts Vragen waarmee je een nieuw onderwerp introduceert.
Probes Dingen die je doet om door te kunnen gaan op een vraag,
bijvoorbeeld door een stilte te laten vallen, ‘mm’ te zeggen of
te vragen om toelichting.
Topic lists / guides Een lijst waar vragen, onderwerpen en prompts opstaan om bij
te kunnen houden of alle onderwerpen behandeld zijn.
Memo’s / Field notes Alle opmerkingen of observaties die niet in het transcript
kunnen of horen maar wel nuttig zijn voor het onderzoek, zoals
opvallende gebeurtenissen of de omgeving.
Hoorcollege 2
Inductie Eerst dataverzameling, daarna theorie opstellen.
Deductie Eerst een theorie opstellen en die toetsen met data.
Grounded theory De theorie moet gefundeerd zijn in data, dus gebruik inductie.
Sensitizing concepts Concepten of ideeën die voortkomen uit de literatuur en je
gevoelig maken om dingen in de data te ontdekken. Zorgt ook
voor houvast omdat het richting geeft.
A priori codes Theoretische codes die vooraf aan de dataverzameling
gemaakt zijn.
In vivo codes Codes die letterlijk weergeven wat respondenten zeggen.
Constant comparison Het voortdurend vergelijken tussen codes en data zodat alles
accuraat is, met behulp van memo’s.
Open coderen Algemeen coderen van interessante en belangrijke data door
te labelen met een term.
Axiaal coderen Het indelen van de open codes als saturatie is bereikt. Codes
kunnen samengevoegd of gesplitst worden, of er kunnen extra
codes nodig zijn.
Hoorcollege 1
Go-along interview Interview waarbij je ondertussen iets doet zoals wandelen of
autorijden.
Forming Het samenkomen van een groep, kijken naar de moderator
voor het leidinggeven.
Storming Er wordt gezocht naar de rollen in de groep, er wordt (al dan
niet bewust) een leider gekozen. Er kan sprake zijn van een
conflict.
Norming Er wordt bepaald wat je van elkaar verwacht, mensen worden
gecorrigeerd, normen worden vastgesteld.
Performing Er wordt gepresteerd.
Adjourning Er wordt afscheid genomen op een goede wijze. Afspreken of
dingen gedeeld worden met anderen of niet.
Two-way focusgroep Twee focusgroepen reageren om de beurt en beïnvloeden zo
elkaars ideeën.
Duellerende moderators Er zijn twee moderators met verschillende meningen, zo zorg
je voor discussie.
Respondent moderator Een van de respondenten wordt door de anderen gekozen als
moderator.
Online focusgroep Mogelijke vormen zijn een chatroom of bulletin-board/forum.
Dual moderator Twee moderators, één om de discussie te leiden en één om
ervoor te zorgen dat alle onderwerpen besproken worden.
Prompts Vragen waarmee je een nieuw onderwerp introduceert.
Probes Dingen die je doet om door te kunnen gaan op een vraag,
bijvoorbeeld door een stilte te laten vallen, ‘mm’ te zeggen of
te vragen om toelichting.
Topic lists / guides Een lijst waar vragen, onderwerpen en prompts opstaan om bij
te kunnen houden of alle onderwerpen behandeld zijn.
Memo’s / Field notes Alle opmerkingen of observaties die niet in het transcript
kunnen of horen maar wel nuttig zijn voor het onderzoek, zoals
opvallende gebeurtenissen of de omgeving.
Hoorcollege 2
Inductie Eerst dataverzameling, daarna theorie opstellen.
Deductie Eerst een theorie opstellen en die toetsen met data.
Grounded theory De theorie moet gefundeerd zijn in data, dus gebruik inductie.
Sensitizing concepts Concepten of ideeën die voortkomen uit de literatuur en je
gevoelig maken om dingen in de data te ontdekken. Zorgt ook
voor houvast omdat het richting geeft.
A priori codes Theoretische codes die vooraf aan de dataverzameling
gemaakt zijn.
In vivo codes Codes die letterlijk weergeven wat respondenten zeggen.
Constant comparison Het voortdurend vergelijken tussen codes en data zodat alles
accuraat is, met behulp van memo’s.
Open coderen Algemeen coderen van interessante en belangrijke data door
te labelen met een term.
Axiaal coderen Het indelen van de open codes als saturatie is bereikt. Codes
kunnen samengevoegd of gesplitst worden, of er kunnen extra
codes nodig zijn.
