SE scheikunde H1,2,3 en 4
Hoofdstuk 1:
De protonen en neutronen bevinden zich in de kern. Elektronen in de elektronen wolk
- De lading van een proton is 1+
- De lading van een neutron is 0
- De lading van een elektron is 1-
Massagetal = protonen + neutronen
Verschillende atoom modellen:
• John Dalton beschreef een atoommodel waarin hij atomen als harde ondeelbare
bolletjes voorstelde. Volgens Dalton bestaan moleculen uit twee of meer atomen
en is een chemische reactie een hergroepering van atomen. Het atoommodel van
Dalton verklaart dat bij reacties de massa van alle beginstoffen samen net zo
groot is als de totale massa van de reactieproducten. Maar met dit atoommodel is
elektriciteit en radioactiviteit niet te verklaren.
• Joseph John Thomson, ontdekte in 1897 dat uit metalen kleine negatief geladen
deeltjes kunnen ontsnappen. Deze deeltjes, elektronen, zijn veel lichter dan het
lichtste atoom. Atomen zijn dus toch deelbaar. Het model van Thomson wordt ook
wel het kentenbolmodel genoemd, waarbij de krenten elektronen voorstellen en
de bol het hele atoom.
• Ernest Rutherford, ontdekte in 1911 dat alle positieve lading van een atoom zich
in een heel klein gebiedje in het midden bevindt. Dit gebiedje noemde hij de kern.
In de kern van het atoom bevinden zich behalve de protonen ook de neutronen.
Rondom de atoomkern is een groot gebied dat bijna helemaal leeg is. Alleen de
elektronen zitten in dat grote gebied, dat de elektronen wolk heet. De diameter
van de elektronenwolk is ongeveer 100 000 maal zo groot als de diameter van de
atoomkern.
• De elektronen bewegen niet kriskras door de elektronenwolk. Nils Bohr ontdekte
in 1913 dat de elektronen alleen in een paar gebieden voorkomen. Hij noemde
deze gebieden schillen. Hij gaf de schillen de letters K, L, M enz. de K-schil ligt
het dichtste bij de kern. In elke schil is plaats voor een bepaald aantal elektronen.
De K-schil bevat maximaal 2 elektronen, en de L-schil maximaal 8.
Het periodiek systeem bestaat uit horizontale rijen (=periodes) en verticale kolommen
(= groepen).
Groep 17 bevat de halogenen: deze stoffen zijn de bekende tweelingen zoals Cl 2, F2
en Br2.
De edelgassen staan in groep 18: ze zijn stabiel, ze reageren dus niet met andere
stoffen.
, We delen binnen de scheikunde stoffen op 3 verschillende hoofdgroepen in:
• Moleculaire stoffen: H2O, C6H12O6 (alle niet-metaalatomen)
• Zouten: NaCl, Ba(OH)2 (niet-metaalatomen en metaalatomen)
• Metalen: Fe, Ag ( alle metaalatomen)
Metalen zijn niet-ontleedbare stoffen.
Een metaalbinding is het bijeenhouden van een positief geladen atoomrest door vrije
elektronen.
Een legering is een mengsel van 2 of meerdere verschillende metalen. Het
massapercentage van een bepaald metaal in een legering bereken je als volgt:
𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑑𝑒𝑒𝑙 (𝑔)
𝑥 100%
𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑔𝑒ℎ𝑒𝑒𝑙 (𝑔)
Hierbij mag de massa ook in kg zijn. de eenheid moet hetzelfde zijn.
Covalentie is het aantal atoombindingen dat een atoom kan vormen. Dit zijn de
volgende meest voorkomende atomen:
- C: 4
- N: 3
- O: 2
- F: 1
- Cl: 1
- Br: 1
De vanderwaalsbinding is een binding tussen moleculen. De vanderwaalsbinding
wordt deels verbroken door smelten en helemaal gebroken door koken van een stof.
De molecuulmasssa’s bereken je door de atoommassa’s van alle atomen in het
molecuul bij elkaar op te tellen met de eenheid u.
Hoofdstuk 1:
De protonen en neutronen bevinden zich in de kern. Elektronen in de elektronen wolk
- De lading van een proton is 1+
- De lading van een neutron is 0
- De lading van een elektron is 1-
Massagetal = protonen + neutronen
Verschillende atoom modellen:
• John Dalton beschreef een atoommodel waarin hij atomen als harde ondeelbare
bolletjes voorstelde. Volgens Dalton bestaan moleculen uit twee of meer atomen
en is een chemische reactie een hergroepering van atomen. Het atoommodel van
Dalton verklaart dat bij reacties de massa van alle beginstoffen samen net zo
groot is als de totale massa van de reactieproducten. Maar met dit atoommodel is
elektriciteit en radioactiviteit niet te verklaren.
• Joseph John Thomson, ontdekte in 1897 dat uit metalen kleine negatief geladen
deeltjes kunnen ontsnappen. Deze deeltjes, elektronen, zijn veel lichter dan het
lichtste atoom. Atomen zijn dus toch deelbaar. Het model van Thomson wordt ook
wel het kentenbolmodel genoemd, waarbij de krenten elektronen voorstellen en
de bol het hele atoom.
• Ernest Rutherford, ontdekte in 1911 dat alle positieve lading van een atoom zich
in een heel klein gebiedje in het midden bevindt. Dit gebiedje noemde hij de kern.
In de kern van het atoom bevinden zich behalve de protonen ook de neutronen.
Rondom de atoomkern is een groot gebied dat bijna helemaal leeg is. Alleen de
elektronen zitten in dat grote gebied, dat de elektronen wolk heet. De diameter
van de elektronenwolk is ongeveer 100 000 maal zo groot als de diameter van de
atoomkern.
• De elektronen bewegen niet kriskras door de elektronenwolk. Nils Bohr ontdekte
in 1913 dat de elektronen alleen in een paar gebieden voorkomen. Hij noemde
deze gebieden schillen. Hij gaf de schillen de letters K, L, M enz. de K-schil ligt
het dichtste bij de kern. In elke schil is plaats voor een bepaald aantal elektronen.
De K-schil bevat maximaal 2 elektronen, en de L-schil maximaal 8.
Het periodiek systeem bestaat uit horizontale rijen (=periodes) en verticale kolommen
(= groepen).
Groep 17 bevat de halogenen: deze stoffen zijn de bekende tweelingen zoals Cl 2, F2
en Br2.
De edelgassen staan in groep 18: ze zijn stabiel, ze reageren dus niet met andere
stoffen.
, We delen binnen de scheikunde stoffen op 3 verschillende hoofdgroepen in:
• Moleculaire stoffen: H2O, C6H12O6 (alle niet-metaalatomen)
• Zouten: NaCl, Ba(OH)2 (niet-metaalatomen en metaalatomen)
• Metalen: Fe, Ag ( alle metaalatomen)
Metalen zijn niet-ontleedbare stoffen.
Een metaalbinding is het bijeenhouden van een positief geladen atoomrest door vrije
elektronen.
Een legering is een mengsel van 2 of meerdere verschillende metalen. Het
massapercentage van een bepaald metaal in een legering bereken je als volgt:
𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑑𝑒𝑒𝑙 (𝑔)
𝑥 100%
𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑔𝑒ℎ𝑒𝑒𝑙 (𝑔)
Hierbij mag de massa ook in kg zijn. de eenheid moet hetzelfde zijn.
Covalentie is het aantal atoombindingen dat een atoom kan vormen. Dit zijn de
volgende meest voorkomende atomen:
- C: 4
- N: 3
- O: 2
- F: 1
- Cl: 1
- Br: 1
De vanderwaalsbinding is een binding tussen moleculen. De vanderwaalsbinding
wordt deels verbroken door smelten en helemaal gebroken door koken van een stof.
De molecuulmasssa’s bereken je door de atoommassa’s van alle atomen in het
molecuul bij elkaar op te tellen met de eenheid u.
