UITWERKINGEN
OPLEIDING: Accountancy en Finance & Control
TOETS: Kennistoets 5.1 Management Control
TOETSCODE: 23AFK51MC
DATUM: 07-11-2019
TIJD: 09:35 - 12:05 uur
AANTAL PAGINA’S: 6 (INCL. VOORBLAD)
Normering
De toets bestaat uit 2 onderdelen, waarvoor je in totaal 150 minuten de tijd hebt. De twee
onderdelen bestaan in totaal uit 15 vragen. Voor de toets kun je in totaal 100 punten
behalen. De verdeling van het aantal punten is als volgt:
Onderdeel 1 : 40 punten (theorievragen)
Onderdeel 2 : 60 punten (casusvragen)
Het aantal behaalde punten voor de toets wordt voor het eindcijfer gedeeld door 10.
Algemeen
De resultaten worden uiterlijk op de tiende werkdag gepubliceerd. De uitslag van deze
toets wordt gepubliceerd via progresswww. Cijfers worden niet doorgegeven via het
secretariaat of de betrokken docent.
Pagina 1 van 6
, Onderdeel 1 Theorievragen (40 punten)
1. Waarop richt management control zich? (4p)
Antw: “management control is een deelaspect van management dat zich specifiek richt op
het vergroten van de kans dat managers van een onderneming doelgericht gedrag vertonen (2p),
waarmee de kans wordt vergroot dat de organisatie haar doelen c.q. haar strategie zal halen
(2p)”
2. Beschrijf de optimale decentralisatiegraad in samenhang met communicatiekosten en
beheersingskosten; (5p)
Antw: Specifieke kennis op lokaal niveau bij gecentraliseerde besluitvorming leidt tot
hogere communicatiekosten voor de onderneming (1p). Echter, specifieke kennis op lokaal
niveau bij decentralisatie geeft het motief en de gelegenheid voor ongewenst gedrag (1p).
Bedrijven decentraliseren derhalve tot het niveau waarop de beheersingskosten lager zijn dan de
communicatiekosten die gepaard gaan met centralisatie (3p).
3. Leg uit wat het verschil is tussen “span of control” en “span of accountability”; (6p)
Antw: “Span of control“ behelst de rechten en plichten die een medewerker namens de
organisatie mag aangaan (3p) en “span of accountability” verwijst naar de mate waarin de
medewerker op de uitoefening van zijn functie wordt aangesproken (3p).
4. Beschrijf het onderscheid tussen hygiënefactoren en motivatiefactoren bij de uitoefening van
taken door medewerkers volgens Herzberg; (6p)
Antw: Hygiënefactoren zijn factoren uit de arbeidsomgeving die een noodzakelijke
voorwaarde zijn voor motivatie. Bij afwezigheid doen zij afbreuk aan de motivatie van
medewerkers (3p). Motivatiefactoren motiveren medewerkers blijvend in de uitoefening van hun
taken (3p)
5. In een organisatie kunnen budgetten top-down of bottom-up worden vastgesteld. Beschrijf
het onderscheid tussen beide methoden en kenmerken van beide methoden van
budgettering; (10p)
Antw: Het onderscheid tussen beide methoden van vaststelling van het budget betreft de
mate van budgetparticipatie (2p). Bij top-down vaststelling van budgetten is er geen
betrokkenheid en invloed van managers op de hoogte en samenstelling van het budget (2p). Bij
bottom-up wordt het budget door de betrokken managers opgesteld en voorgelegd aan de
superieuren (2p).
Kenmerken van top-down budgetten zijn:
– Controle aspect belangrijker dan beslissingsmanagement (1p)
– Top management heeft kennis om op hoog niveau budgetten te maken (1p)
Kenmerken van bottom-up budgetten zijn:
– Er is meer kennis aanwezig op laag niveau dan aan top (1p)
– Beslissingsmanagement belangrijker dan controle element (1p)
6. In een organisatie kan “triple loop learning” bij het realiseren van strategie worden
toegepast. Beschrijf de toepassing van “triple loop learning” in een organisatie; (9p)
Antw: Triple loop learning gaat verder dan het alleen maar corrigeren van gemaakte fouten
want het stelt continue de vraag waarom keuzes zijn gemaakt (2p). Centraal in de triple loop
Pagina 2 van 6
OPLEIDING: Accountancy en Finance & Control
TOETS: Kennistoets 5.1 Management Control
TOETSCODE: 23AFK51MC
DATUM: 07-11-2019
TIJD: 09:35 - 12:05 uur
AANTAL PAGINA’S: 6 (INCL. VOORBLAD)
Normering
De toets bestaat uit 2 onderdelen, waarvoor je in totaal 150 minuten de tijd hebt. De twee
onderdelen bestaan in totaal uit 15 vragen. Voor de toets kun je in totaal 100 punten
behalen. De verdeling van het aantal punten is als volgt:
Onderdeel 1 : 40 punten (theorievragen)
Onderdeel 2 : 60 punten (casusvragen)
Het aantal behaalde punten voor de toets wordt voor het eindcijfer gedeeld door 10.
Algemeen
De resultaten worden uiterlijk op de tiende werkdag gepubliceerd. De uitslag van deze
toets wordt gepubliceerd via progresswww. Cijfers worden niet doorgegeven via het
secretariaat of de betrokken docent.
Pagina 1 van 6
, Onderdeel 1 Theorievragen (40 punten)
1. Waarop richt management control zich? (4p)
Antw: “management control is een deelaspect van management dat zich specifiek richt op
het vergroten van de kans dat managers van een onderneming doelgericht gedrag vertonen (2p),
waarmee de kans wordt vergroot dat de organisatie haar doelen c.q. haar strategie zal halen
(2p)”
2. Beschrijf de optimale decentralisatiegraad in samenhang met communicatiekosten en
beheersingskosten; (5p)
Antw: Specifieke kennis op lokaal niveau bij gecentraliseerde besluitvorming leidt tot
hogere communicatiekosten voor de onderneming (1p). Echter, specifieke kennis op lokaal
niveau bij decentralisatie geeft het motief en de gelegenheid voor ongewenst gedrag (1p).
Bedrijven decentraliseren derhalve tot het niveau waarop de beheersingskosten lager zijn dan de
communicatiekosten die gepaard gaan met centralisatie (3p).
3. Leg uit wat het verschil is tussen “span of control” en “span of accountability”; (6p)
Antw: “Span of control“ behelst de rechten en plichten die een medewerker namens de
organisatie mag aangaan (3p) en “span of accountability” verwijst naar de mate waarin de
medewerker op de uitoefening van zijn functie wordt aangesproken (3p).
4. Beschrijf het onderscheid tussen hygiënefactoren en motivatiefactoren bij de uitoefening van
taken door medewerkers volgens Herzberg; (6p)
Antw: Hygiënefactoren zijn factoren uit de arbeidsomgeving die een noodzakelijke
voorwaarde zijn voor motivatie. Bij afwezigheid doen zij afbreuk aan de motivatie van
medewerkers (3p). Motivatiefactoren motiveren medewerkers blijvend in de uitoefening van hun
taken (3p)
5. In een organisatie kunnen budgetten top-down of bottom-up worden vastgesteld. Beschrijf
het onderscheid tussen beide methoden en kenmerken van beide methoden van
budgettering; (10p)
Antw: Het onderscheid tussen beide methoden van vaststelling van het budget betreft de
mate van budgetparticipatie (2p). Bij top-down vaststelling van budgetten is er geen
betrokkenheid en invloed van managers op de hoogte en samenstelling van het budget (2p). Bij
bottom-up wordt het budget door de betrokken managers opgesteld en voorgelegd aan de
superieuren (2p).
Kenmerken van top-down budgetten zijn:
– Controle aspect belangrijker dan beslissingsmanagement (1p)
– Top management heeft kennis om op hoog niveau budgetten te maken (1p)
Kenmerken van bottom-up budgetten zijn:
– Er is meer kennis aanwezig op laag niveau dan aan top (1p)
– Beslissingsmanagement belangrijker dan controle element (1p)
6. In een organisatie kan “triple loop learning” bij het realiseren van strategie worden
toegepast. Beschrijf de toepassing van “triple loop learning” in een organisatie; (9p)
Antw: Triple loop learning gaat verder dan het alleen maar corrigeren van gemaakte fouten
want het stelt continue de vraag waarom keuzes zijn gemaakt (2p). Centraal in de triple loop
Pagina 2 van 6
