Les 1 – De celcyclus
Organisme hebben een cellulaire bouw. Ze bestaan uit cellen. Celdeling is het proces waarbij een cel
zich opsplitst in twee nieuwe cellen.
De celdeling is van belang voor:
- Reproductie
- Groei
- Herstel
Bij mitose moeten de dochtercellen identiek aan de moedercel zijn. Deze cellen zijn hierna in staat
om zichzelf verder te delen.
Genoom is de genetische informatie in een cel, lineaire DNA. Een genoom kan bestaan uit een of
meerdere dubbele DNA helices. De mens heeft 46 chromosomen, een drager van een deel van het
DNA van een organisme. Chromosomen bestaan uit twee chromatine, het complex van DNA en
eiwitten. Tijdens de celdeling worden de chromosomen goed zichtbaar door condensatie,
samentrekking, van de chromatine. De chromosomen zijn ongeveer 1400 nm. De toestand in de kern
is 30 nm. De DNA dubbele helix is 2 nm. 1 chromosoom bestaand uit 2 zusterchromatiden.
Chromatiden bestaat uit nucleosomen en deze bestaan uit de baseparen, het DNA. Als de
zusterchromatiden uit elkaar worden gehaald zijn het twee chromosomen.
Interfase:
G1 De cel is aan het groeien en is zich aan het voorbereiden op de S-fase.
S DNA synthese, het DNA wordt verdubbeld.
G2 Voorbereiding op de celdeling en de cel blijft groeien.
Mitose:
Profase Vorming spoelfiguur, verdwijning kenmembraan, spiralisatie chromosomen.
Pro-metafase Spoeldraden gaat binden aan de chromosomen, sommige aan de kinetochoren.
Metafase Centromeren liggen op 1 lijn. De centrosomen zijn klaar voor uittrekking.
Anafase Zusterchromatiden gaan uit elkaar, ze klimmen naar het centromeer.
Telofase Kernen worden gevormd.
Cytokinese:
Het cytoplasma en organellen worden evenredig verdeeld over de twee dochtercellen. Het overlapt
met de telofase, waardoor de cellen na insoering elkaar loslaten met ieder zijn eigen celmembraan.
Dit laatste verschilt bij planten en dierlijke cellen.
Bij dierlijke cellen trekt het celmembraan plaatselijk naar binnen waardoor de cel ingesnoerd wordt.
wordt het membraan afgesnoerd.
Bij plantaardige cellen wordt er een celplaat gemaakt die de cel in twee delen verdeelt. De celplaat
heeft dezelfde samenstelling als de celwand. Wanneer de celplaat voltooid is, ontwikkelt zich er een
celmembraan aan beide kanten waardoor er twee dochtercellen gevormd worden.
,
Organisme hebben een cellulaire bouw. Ze bestaan uit cellen. Celdeling is het proces waarbij een cel
zich opsplitst in twee nieuwe cellen.
De celdeling is van belang voor:
- Reproductie
- Groei
- Herstel
Bij mitose moeten de dochtercellen identiek aan de moedercel zijn. Deze cellen zijn hierna in staat
om zichzelf verder te delen.
Genoom is de genetische informatie in een cel, lineaire DNA. Een genoom kan bestaan uit een of
meerdere dubbele DNA helices. De mens heeft 46 chromosomen, een drager van een deel van het
DNA van een organisme. Chromosomen bestaan uit twee chromatine, het complex van DNA en
eiwitten. Tijdens de celdeling worden de chromosomen goed zichtbaar door condensatie,
samentrekking, van de chromatine. De chromosomen zijn ongeveer 1400 nm. De toestand in de kern
is 30 nm. De DNA dubbele helix is 2 nm. 1 chromosoom bestaand uit 2 zusterchromatiden.
Chromatiden bestaat uit nucleosomen en deze bestaan uit de baseparen, het DNA. Als de
zusterchromatiden uit elkaar worden gehaald zijn het twee chromosomen.
Interfase:
G1 De cel is aan het groeien en is zich aan het voorbereiden op de S-fase.
S DNA synthese, het DNA wordt verdubbeld.
G2 Voorbereiding op de celdeling en de cel blijft groeien.
Mitose:
Profase Vorming spoelfiguur, verdwijning kenmembraan, spiralisatie chromosomen.
Pro-metafase Spoeldraden gaat binden aan de chromosomen, sommige aan de kinetochoren.
Metafase Centromeren liggen op 1 lijn. De centrosomen zijn klaar voor uittrekking.
Anafase Zusterchromatiden gaan uit elkaar, ze klimmen naar het centromeer.
Telofase Kernen worden gevormd.
Cytokinese:
Het cytoplasma en organellen worden evenredig verdeeld over de twee dochtercellen. Het overlapt
met de telofase, waardoor de cellen na insoering elkaar loslaten met ieder zijn eigen celmembraan.
Dit laatste verschilt bij planten en dierlijke cellen.
Bij dierlijke cellen trekt het celmembraan plaatselijk naar binnen waardoor de cel ingesnoerd wordt.
wordt het membraan afgesnoerd.
Bij plantaardige cellen wordt er een celplaat gemaakt die de cel in twee delen verdeelt. De celplaat
heeft dezelfde samenstelling als de celwand. Wanneer de celplaat voltooid is, ontwikkelt zich er een
celmembraan aan beide kanten waardoor er twee dochtercellen gevormd worden.
,