Natuurkunde h3
1:
Zwaartekracht: Fwz (n) = m (kg) x g
Het aangrijpingspunt van dei zwaartekracht op het voorwerp --> het zwaartepunt van het voorwerp.
(letter Z).
Normaalkracht (Fn): De kracht die een ondersteunend vlak uitoefent op een voorwerp. Deze richting
is altijd loodrecht op het ondersteunend vlak (in het midden bij geen punt). Ligt een voorwerp op een
horizontaal vlak, dan is de normaal kracht gelijk aan de zwaartekracht.
Spankracht (Fspan):
Veerkracht: is recht evenredig met de uitrekking. De evenredigheidsconstante is de veerconstante
van de veer. Fveer= Constante (N m -1) x u (m).
Schuifwrijvingskracht: als voorwerpen met hun contactoppervlakken langs elkaar bewegen. F w, schuif
Het aangrijpingspunt is de plaats waar de twee voorwerpen elkaar raken, of het midden van het
contact oppervlak. Voor de maximale schuifwrijvingskrach geldt: F w, schuif, max (N) = f x Fn . f is hierbij de
wrijvingscoëfficiënt.
Weerstandskrachten (Fw, )
Rolweerstandskracht: een tegenwerkende kracht op rollende voorwerpen.
1
Luchtweerstandskracht: Fw, lucht (N)= cw x p (kgm-3) x A (m2) x v2 (ms-1)
2
Binas 28A
2:
Resulterende kracht:
het samenstellen van krachten.
Als lijnen dezelfde kant op gaan mag je ze optellen, al gaan ze lijnrecht tegenover elkaar mag je ze
aftrekken.
Je kan lijnen die verschillende kanten opgaan berekenen met de parrallellogrammethode. Als twee
lijnen niet hetzelfde aangrijpingspunt hebben, dan verschuif je eerst een van de twee krachten langs
of evenwijdig aan zijn werklijn totdat de aangrijpingspunten wel samenvallen.
Bij 3 krachten, eerst 1 en 2 en dan die resulterende kracht daarvan met kracht 3 doen.
Als de werklijnen recht op elkaar staan dan kan je d.m.v. Pythagoras de schuine zijde berekenen.
3:
Het ontbinden van krachten. Je kan deze ontbinden (soms de Fz) in twee componenten. Bij twee
krachten die uit elkaar gaan ga je d.m.v. de schaal en het tekenen kijken welke kracht groter is. De
grootste kracht bepaald of het voorwerp beweegt.
1:
Zwaartekracht: Fwz (n) = m (kg) x g
Het aangrijpingspunt van dei zwaartekracht op het voorwerp --> het zwaartepunt van het voorwerp.
(letter Z).
Normaalkracht (Fn): De kracht die een ondersteunend vlak uitoefent op een voorwerp. Deze richting
is altijd loodrecht op het ondersteunend vlak (in het midden bij geen punt). Ligt een voorwerp op een
horizontaal vlak, dan is de normaal kracht gelijk aan de zwaartekracht.
Spankracht (Fspan):
Veerkracht: is recht evenredig met de uitrekking. De evenredigheidsconstante is de veerconstante
van de veer. Fveer= Constante (N m -1) x u (m).
Schuifwrijvingskracht: als voorwerpen met hun contactoppervlakken langs elkaar bewegen. F w, schuif
Het aangrijpingspunt is de plaats waar de twee voorwerpen elkaar raken, of het midden van het
contact oppervlak. Voor de maximale schuifwrijvingskrach geldt: F w, schuif, max (N) = f x Fn . f is hierbij de
wrijvingscoëfficiënt.
Weerstandskrachten (Fw, )
Rolweerstandskracht: een tegenwerkende kracht op rollende voorwerpen.
1
Luchtweerstandskracht: Fw, lucht (N)= cw x p (kgm-3) x A (m2) x v2 (ms-1)
2
Binas 28A
2:
Resulterende kracht:
het samenstellen van krachten.
Als lijnen dezelfde kant op gaan mag je ze optellen, al gaan ze lijnrecht tegenover elkaar mag je ze
aftrekken.
Je kan lijnen die verschillende kanten opgaan berekenen met de parrallellogrammethode. Als twee
lijnen niet hetzelfde aangrijpingspunt hebben, dan verschuif je eerst een van de twee krachten langs
of evenwijdig aan zijn werklijn totdat de aangrijpingspunten wel samenvallen.
Bij 3 krachten, eerst 1 en 2 en dan die resulterende kracht daarvan met kracht 3 doen.
Als de werklijnen recht op elkaar staan dan kan je d.m.v. Pythagoras de schuine zijde berekenen.
3:
Het ontbinden van krachten. Je kan deze ontbinden (soms de Fz) in twee componenten. Bij twee
krachten die uit elkaar gaan ga je d.m.v. de schaal en het tekenen kijken welke kracht groter is. De
grootste kracht bepaald of het voorwerp beweegt.