100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

samenvatting inleiding in de psychologie (Criminologie KUL)

Puntuación
-
Vendido
2
Páginas
55
Subido en
09-06-2021
Escrito en
2020/2021

Volledige samenvatting inleiding in de psychologie: handboek+slides+ lesnota's, elke les aanwezig 1ste examenkans geslaagd 14/20

Institución
Grado

















Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Libro relacionado

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

¿Un libro?
No
¿Qué capítulos están resumidos?
Desconocido
Subido en
9 de junio de 2021
Número de páginas
55
Escrito en
2020/2021
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Inleiding psychologie
Inleiding (09.02)
Examen: 40 meerkeuzevragen à giscorrectie (regeling hieromtrent bekijken)
Zie ppt: het examen
ð Stelt vragen over de regeling van giscorrectie
ð Einde van elk hoofdstuk komen voorbeeldvragen
Indien mondeling examen
- Primacy-effect: eerste info weegt het zwaarste door
- Recency-effect: de meest recente info weegt het zwaarste door

Hoofdstuk 1: om te beginnen
What’s in a name
De psychologie die we in het dagelijkse leven tegenkomen ≠ wetenschappelijke psychologie
ð Vragen op een wetenschappelijke manier onderzoeken
Definitie (Zimbardo):
Psychologie is de empirische studie van mentale processen (inwendig) en het gedrag
(uitwendig)
è Grote verscheidenheid van dimensies
è Ook andere wetenschappen bestuderen gedrag
Verschil met andere wetenschappen die gedrag bestuderen?
è De gebruikte methode verschillen à niet het onderwerp
ð Empirische observatie
Belang van kritisch denken
Gebeurt niet bij de pseudowetenschappen (toekomst voorspellen, astrologie,
geschriftsverklaringen)
è Hebben geen wetenschappelijke onderbouwing
è Fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren zonder empirische observatie of
wetenschappelijke methode
Kenmerken:
- Systematisch empirisme
o Wetenschappelijke kennis laat zich leiden door systematisch waarnemen van
de werkelijkheid
o Onderzoek benadering vertrekt van sensorische ervaring (zintuigelijk) en
observatie als onderzoeksgegevens
o ≠ gezagsargumenten
o Popper: de psychoanalyse heeft zo altijd gelijk à de synthese kom altijd
achteraf ≠ wetenschappelijk
- Publiek verifieerbare kennis
o Iets wordt pas gezien als verifieerbare kennis als een andere wetenschapper
het experiment kan nadoen en dezelfde resultaten bekomt
o Peer-review
- Toetsbare theorieën en uitspraken
o Het moet mogelijk zijn om aan te tonen dat de uitspraak foutief is (≠ bestaat
God)


1

, o Toetsbaarheid kan variëren naar gelang van tijd en ruimte (wat vroeger niet
toetsbaar is kan het nu wel zijn à evolutie van wetenschap)

Van kennis tot wetenschappelijke wet
1. Hypothese
- Een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie voorspelt
- Operationele definitie: exacte procedures om experimentele condities en metingen
van resultaten vast te leggen
2. Gecontroleerde test
- Onafhankelijke variabele: de variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd
wordt
- Randomisatie: enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de
aanbiedingsvolgorde van de stimuli
3. Objectieve data verzamelen
- Data/ gegevens: informatie die door de onderzoeker wordt verzameld voor het
testen van de hypothese
- Afhankelijke variabele: het gemeten resultaat van een studie, de responsen van de
deelnemers in een studie
4. Analyseren van de resultaten
- Gebaseerd op statistische analyse van de resultaten à hypothese verwerpen of
aanhouden
5. Publiceren, bekritiseren en repliceren van de resultaten

Onderzoeksmethoden
- Naturalistische observatie
o Observatie in een natuurlijke ruimte (=buiten een laboratorium)
o Vaak de eerste stap naar meer gecontroleerd onderzoek (hoe veel geweld
zien we op tv passeren)
o Passen mensen/ dieren hun gedrag aan als we hun observeren?
- Gevalstudie
o Uitvoerige studie van 1 persoon/ 1 geval (psychoanalyse Freud)
o Gevaar voor getuigenverklaringen (soms moeilijk betrouwbaar)
o Geen mogelijkheid van systematische manipulaties à ethisch vaak moeilijk te
verantwoorden (man met stok in hoofd à moeilijk bij een andere persoon
expres een stok door het hoofd duwen)
- Interview
o Respondenten worden op een directe manier bevraagd
o Ondervragers moeten de neutraliteit kunnen behouden
o Rekening houden met of men wel de waarheid verteld à moeilijker als het
om zaken gaat die moeilijker te bespreken zijn (illegale praktijken/ seks)
o Causaliteit is moeilijk te bepalen (is men agressiever omdat men meer naar
gewelddadige tv kijkt of kijkt men meer naar gewelddadige TV omdat ze
agressief zijn?)
- Survey
o Verzamelen van een streekproef van opinies over een bepaald onderwerp om
later een besluit te vormen voor de hele populatie (peilingen verkiezingen)
o Afhankelijk van een goede steekproef à kan beeld vertekenen


2

, - Psychologische tests
o Cognitieve test: meten van vaardigheden (intelligentietest)
§ Collectieve cognitieve test: raven progressive matrices
§ Individuele cognitieve test à meest accurate
o Persoonlijkheids/ attitudetest: kunnen vragenlijsten zijn of projectieve
technieken
§ Projectieve technieken: inktvlekkentest, is controversieel à wat men
in de vlekken ziet is wat men zelf projecteert è kan de
wetenschapper deze projectief wel zelf interpreteren?
à Minder vage plaatjes à blijven interpretaties
§ Zondi-test: meest en minst sympathieke mensen à geen evidentie
ð Wanneer is een test goed?
ð ≠ gezagsargumenten (een test is niet goed alleen omdat deze is opgesteld door
een psycholoog)
1. Standaardisatie: hoe gaan we meten, op welke manier? à Altijd op dezelfde
manier een de test afnemen
2. Betrouwbaarheid: hoe precies is de meting, hoe sterk correleert de test met
zichzelf? à Het meetresultaat mag niet variëren in de tijd
3. Validiteitstest: meet de test wat men beoogt te meten, hoe sterk correleert
de test met een bepaald criterium?
ð Valide test = betrouwbare test à een betrouwbare test ≠ een valide test
o Een test kan nauwkeurig meten maar kan iets anders meten dan wat men
beoogt te meten
- Correlationele studies
o Een perfect lineair verband (-1, 1) à als men X kent, kent men Y (en
andersom)
o In werkelijkheid: nooit (-1,1) à (0,80) is al een zeer hoge correlatie
o Intelligentie en studieresultaten (0,30) à er spelen een hele hoop andere
variabelen mee
o Geeft geen informatie over oorzakelijkheid à correlatie ≠ causaliteit
- Experimentele studie
o Niet alleen beschrijven van een bestaande situatie à deze ook manipuleren,
in grijpen in de situatie
o Golderberger à pellagra (ziekte)
§ 2 soorten hypothese
1. Bacteriele infectie (slechte hygiëne)
2. Te weinig voedingsstoffen
§ Door zichzelf te besmetten met bacteriën kwam hij op bewijs tegen
micro-organisme
Enkele exemplarische voorbeelden
Gevalstudie (semantische informatie- patiënten met een infarct):
Elisabeth warrington: 2 verschillende soorten patiënten met een vorm van hersenontsteking
Twee situaties:
- De kennis van natuurlijke fenomenen is aangepast (honden, natuur)
- De kennis van menselijke artefacten is aangepast (hamers, stoelen)
ð Semantische informatie over natuurlijke fenomenen en artefacten zijn
functioneel onafhankelijk


3

,Verklaring 1:
- Ze hebben een andere plaats in het brein à door de evolutie
Verklaring 2:
- We hebben twee soorten kennisstructuren
1. Perceptuele kennis
2. Functionele kennis
ð Natuurlijke fenomenen zijn perceptueel (zintuigelijk)
ð Artefacten zijn functioneel
Uitzonderingen:
- Lichaamsdelen werden vaak niet herkend bij mensen met een gestoorde artefacten
kennis
- Muziekinstrumenten werden vaak herkend door mensen met een perceptuele
stoornis
Correlationele studie 1 (persoonlijkheid)
5 grote persoonlijkheidstrekken à hoe best meten?
ð Op 3 verschillende manieren meten
1. Klassieke vragenlijst
2. Vrije zelfbeschrijving
3. Een itemmethode (hoe levendig bent u )
Doel: een reeks van gedragingen dat hij wil voorspellen (5 gedragingen per categorie) (direct
opstaan wanneer we wakker worden)
Bevindingen:
- De intercorrelaties tussen de zelfrapporteringsmethoden zijn dezelfde ongeacht
welke methode er werd gebruikt
- Validiteit van de 3 methoden is het hoogste wanneer eerst de vrije zelfbeschrijving
wordt aangevoerd
- Weinig correlatie tussen de beschrijvingen en voorspellingen van gedrag
Correlationele studie 2 (geluksgevoel):
Onderzoek naar geluksgevoel van Peter Kuppens
Componenten geluksgevoel:
- Affectieve component: positieve en negatieve emoties
- Cognitieve evaluatie (algemene levenstevredenheid)
è Hoe hangen deze twee componenten samen?
Onderzoek:
10.000 proefpersonen à 46 landen
Vragen over de levenstevredenheid + affectieve component
- 5 vragen over de levenstevredenheid (7-puntenschaal)
- Hoe vaak emoties ervaren de afgelopen week
Per land twee bijkomende componenten
- Individualisme/collectivisme
- Zelfexpressie/ overleving
Besluit:
- Levenstevredenheid:
o Positieve samenhang met positieve emoties
o Negatieve samenhang negatieve emoties
- Negatieve emoties hebben een sterker effect in individualistischere landen
- Positieve emoties hebben sterker effect in de landen met een hogere zelfexpressie


4

,Experimentele studie 1(empathie mannen-vrouwen):
Hypothese: mannen = actiegericht, vrouwen = meer empathie
- Mannen kunnen moeilijker andere lezen
- Is dit een gevolg van zwakkere empathie of van minder motivatie?
Experiment:
- 50/50 mannelijke/vrouwelijke proefpersonen
- Betaalde groep/ niet betaalde groep
= Dubbel blinde studie (nog de proefpersonen als de onderzoekers hebben een beeld van
wie tot de controle groep behoort)
è Filmpje laten bekijken van een jonge vrouw die net gezakt is voor haar
toelatingsexamen à becommentariëren & gevoelens beschrijven op 4 momenten
Resultaat:
- Vrouwen maken een betere inschatting dan mannen (hoofdeffect)
- Meer accuratere inschattingen in de betaalde conditie
(hoofdeffect)
- Significant interactie-effect !
o Duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen in de
controleconditie
o Geen verschil tussen mannen en vrouwen in de betaalde
conditie
- Verschil man en vrouw ≠ genetisch bepaald à motivationeel
bepaald
Interactie-effecten:
2 onafhankelijke variabelen (A&B):
- Man (A1) / vrouw (A2)
- Betaald (B1)/ niet betaald (B2)
A1 A2
B1 A1-B1 A2-B1
B2 A1-B2 A2-B2
Hoofd- en interactie-effecten:
1)
Alle 4 = 20 gemiddeld
A1 en A2 = gemiddeld hetzelfde
B1 en B2 = gemiddeld hetzelfde
èGeen hoofdeffect en geen interactie-effect

2)
A1 en A2 = gemiddeld hetzelfde (≠ hoofdeffect)
B1 en B2 = gemiddeld niet hetzelfde (hoofdeffect)
è Geen interactie-effect

3)
A1 en A2 = gemiddeld niet hetzelfde (hoofdeffect)
B1 en B1 = gemiddeld hetzelfde ( ≠ hoofdeffect)
è Geen interactie-effect




5

, 4)
A1 en A2=gemiddeld niet hetzelfde (hoofdeffect)
B1 en B2= gemiddeld niet hetzelfde (hoofdeffect)
è interactie-effect
= Niet-gekruiste interactie

5)
A1 en A2= gemiddeld hetzelfde (≠ hoofdeffect)
B1 en B2= gemiddeld hetzelfde (≠ hoofdeffect)
è Interactie-effect
= gekruiste interactie

Experimentele studie 2
Therapeutic touch (energie aanvoelen van de persoon)
Experiment:
- Therapeut aan de ene kant van een ondoorzichtige wand à handen langs de
onderkant erdoor
- Langs de andere kant zit Elisa Rose die haar hand boven 1 van de 2 handen houdt
ð Als men haar energieveld kan manipuleren à zeker kunnen voelen
Afhankelijke variabele: boven welke hand houdt Elisa haar hand à binnen de
proefpersonen gemanipuleerd
Op toeval: 50% kans
Resultaat: 44% correct à score van elke therapeut+ ervaring van de therapeut ≠ correlatie

Ethische kwesties
Varieert in de tijd (vb. Milgram)
Nu gaan studies pas door na een goedkeuring van de ethische commissie
Dieronderzoeken:
- Erfelijke en omgevingsfactoren onderzoeken
- Ontwikkeling
- Gelijkwaardige processen als mensen


Hoofdstuk 2: Pavlov’s hond en Thorndikes kat (leergedrag)
Vb. Johan Musseeuw à bijgeloof rond marcelleke en paternoster
Vb. Filip à gokprobleem
Vb. Bart Weetjens à apopo: trainen van buidelratten

Twee vormen van leren
1. Ivan pavlov
o Bestudeerde de speekselwerking bij honden (aanmaken van speeksel)
o Associatief leerproces
o Klassieke conditionering
2. Edward Thorndike
o Instinctieve en intelligente gedrag van kippen à katten
§ Bordje met eten voor een deur zettenà kat trekt toevallig aan een
koordje à na een aantal keer direct aan het koordje trekken


6

, o De wet van het effect
§ Gedragingen met een gunstig gevolg zullen in de toekomst vaker
voorkomen, terwijl gedragingen met een ongunstig gevolg zullen
afnemen in frequentie
§ Temperationele contiguiteit = er mag niet te veel tijd tussen de actie
en het effect zitten
o operante conditionering

Klassieke conditionering
= passief proces (de hond moet niets intentioneel doen)

Hoe?
- Voor de conditionering:
o Belgeluid: zorgt voor een orientatieffect (spits zijn oren)
o Voedsel: zorgt voor natuurlijke reflex (speekselafscheiding)
- Na de conditionering:
o Belgeluid: zorgt voor speekselproductie
Belgeluid:
- Voorwaardelijke prikkel
o Zorgt voor speekselproductie op voorwaarde dat dit steeds gevolgd wordt
door voedsel= er wordt steeds geconditioneerd
Voedsel:
- Onvoorwaardelijke prikkel
o Zorgt voor een onvoorwaardelijke reactie (speekselproductie)
Voorwaardelijke reactie:
- Speeksel dat wordt geproduceerd na belgeluid

Aversieve conditionering
= Voorwaardelijke prikkel (belgeluid) wordt systematisch gevolgd door een pijnprikkel
(elektrische schok)
ð Voor voorwaardelijke reactie wordt spierspanning en vertraagde reactie (na
belgeluid)
ð De onvoorwaardelijke reactie is een versnelde hartslag (na de schok)
è De voorwaardelijke reactie ≠ de onvoorwaardelijke reactie

Werking klassieke conditionering
Pavlov à bel luiden à eten geven à dit blijven herhalen è verwerving van de
conditionering

In het begin weinig respons à stijgt heel snel
èHoe meer de hond gaat saliveren hoe hoger
è Plat na een tijdje af
Acquisitie= hoe dikwijls de bel gekoppeld wordt aan
eten




7

, Als de bel na een aantal keren niet meer wordt
gevolgd met eten à uitdoving
De hond vergeet de associatie niet volledig, de
reactie kan snel opnieuw worden aangeleerd




Spontaan herstel
à Onverwacht en zonder nieuwe prikkel treedt
een voorwaardelijke reactie op
à De hond vergeet niet dat er eten wordt
gegeven
è Dooft snel terug uit à geen eten


Vermoeilijken
Blauw licht: voedsel
Bij geel licht: toch voorwaardelijke reactie maar lichtjes
Bij donkerblauw licht: toch voorwaardelijke reactie à minder dan bij lichtblauw maar meer
dan bij geel
ð Afleiden hoe hard de kleuren op elkaar lijken aan de hand van de hoeveelheid
speeksel
ð Prikkelveralgemening/ generalisatie
= De voorwaardelijke reactie wordt veralgemeend naar gelijkende prikkels
è Kunnen het proces van generalisatie ook tegengaan = prikkeldiscriminatie
Hoe?
- Blauw licht: eten geven
- Geel licht: geen eten geven
è Vanaf begin af aan de stimulus laten zien waar we geen reactie op willen
è In het begin kan hier prikkelveralgemening optreden maar door afwezigheid van
onvoorwaardelijke prikkel à uitdoving voor deze prikkel

Hogere orde conditionering
Blauw licht: schok
Bel + blauw licht: geen schok
à De bel wordt nooit gevolgd door een pijnprikkel
ð Blauw licht à angstreactie
ð Bel à ook voor een angstreactie à de hond krijgt vang van het belletje
ð De voorwaardelijke reactie kan ver af staan van de onvoorwaardelijke prikkel
waarmee heel het conditioneringsproces in gang mee werd gezet
è Kan ridicule angsten verklaren




8

,Geconditioneerde aversie
Pavlov: klassieke conditionering komt enkel tot stand wanneer de voorwaardelijke prikkel
snel wordt gevolgd door de onvoorwaardelijke prikkel
≠ Ander onderzoek aantoont
ð Temporele contiguïteit is niet noodzakelijk om conditionering tot stand te
brengen
ð Zowel mensen als dieren leggen snel het verband tussen misselijkheid en voedsel
dat voordien gegeten werd
Voedselaversie = Universeel fenomeen
Bij hond en eten à koppeling herhalen
Conditionering kan na 1 koppeling genoeg zijn:
- Bij voedselconditionering = 1 keer genoeg
Chemobehandeling bij kanker à misselijkheid projecteert zich op het eten van
hiervoor
- Garcia: schapenwol + schapenvlees waar coyotes misselijk van worden

Is het verband van de voorwaardelijke prikkel en de onvoorwaardelijke prikkel volledig
willekeurig?
Nee à Garcia & Koelling
Experiment: dorstige ratten in een kooi (twee groepen)
1. Likken aan een tube à lichtflits + geluid è x-stralen of schok
2. Likken aan een tube à lichtflits+ andere smaak è x-stralen of schok
è Worden misselijk van de X-stralen
X-stralen Schok
Smaak ↓ =
Flits + toon = ↓
è Interactie-effect
è Leggen associatie tussen smaak en misselijk maar niet tussen smaak en schok

Reclame
Weinig info over de werking van reclame à concurrentie
Experiment: Plaud & Martini
Doelgroep: mannen
3 sessie met 15 aanbiedingen (conditioneringsfase)
ð 15 seconden: foto spaarpot
ð 30 seconden: erotische foto
Afhankelijke variabele: peniszwelling bij zien van voorwaardelijke prikkel (spaarpot)
è Bij het zien van een voorwaardelijke prikkel à peniszwelling
è Reclame werkt

Operante conditionering
Vanaf WOII: behaviorisme in de USA
ð The black box
o Men kan alleen het uiterlijk waarneembare observeren
o Emoties, opinies en denkprocessen kunnen niet objectief worden
bestudeerd


9

, o = stimulus respons psychologie
ð De situatie bekijken waarin het organisme zich bevindt en de reactie hierop
Skinner (1904-1990)
Leergedrag van dieren = bij mensen (alleen een beetje primitiever)
ð Eerst beginnen met dieren te bestuderen
ð Later conclusies trekken voor mensen
Skinnerbox & verbal behavior
- Effecten van beloning en straf
- De wet van het effect onderzoeken
- Duiven drenkelingen leren spotten, duiven leren pingpongen, bijen explosieven leren
spotten

Bekrachtiging
= Beloning
Skinner: Datgene, elke omstandigheid die op een gedrag volgt wat de frequentie van gedrag
doet toenemen
(Drinken/ eten voor een hongerig dier, een leuke activiteit)
2 soorten bekrachtiging
- Positieve bekrachtiging
o Door het toedienen het gedrag doen toenemen
o Snoepje geven
- Negatieve bekrachtiging
o ≠ straffen
o Doet de frequentie van het gedrag toenemen als dit wordt weggenomen (iets
onaangenaam)
o Vervelend geluid stopt

Uitdoving/ extinctie
Wanneer het aangeleerde gedrag niet langer gevolgd wordt door een bekrachtiging
ð Gedrag gaat afnemen in frequentie
ð (kat krabt aan een koordje à er komt geen eten meer)

Intermittente bekrachtiging
Bij aanleren van een bepaald gedrag
- Gedrag snel + elke keer laten volgen door een bekrachtiging
- Na lange termijn niet meer herhalen à uitdoving
- Uitdoving tegen gaan
o Van continue bekrachtiging (elke keer belonen) naar intermittente
bekrachtiging (≠ elke keer belonen) ( ½, ¼ belonen)
4 vormen van intermittente bekrachtiging:
Vast Variabel
Ratio Interval
1. Vast-ratio schema
- In het begin continue bekrachtiging à hierna overgaan op bv. Om de 5 keer
bekrachtigen
- Na 110 keer pikken de duif belonen


10
$10.54
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor
Seller avatar
CRIMISTDNT

Conoce al vendedor

Seller avatar
CRIMISTDNT Katholieke Universiteit Leuven
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
7
Miembro desde
4 año
Número de seguidores
7
Documentos
9
Última venta
1 año hace

0.0

0 reseñas

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes