Leerdoelen opgesteld aan de hand van de literatuur en aantekeningen van de lessen medische kennis
medicijnleer.
Inhoud
Med. Kennis Medicijnleer 1.4b...............................................................................................................1
Les 1 – Het geneesmiddel.......................................................................................................................4
1. de plaats van het geneesmiddel binnen de patiëntenzorg benoemen;..........................................4
2. het belang van goed geneesmiddelgebruik toelichten: receptuur lezen en informatie opzoeken
in het farmacotherapeutisch kompas;................................................................................................4
3. het verschil uitleggen tussen stofnamen en merknamen van geneesmiddelen;............................5
4. de verschillende indicaties voor geneesmiddelgebruik benoemen;...............................................5
5. de begrippen ‘farmacokinetiek’ en ‘farmacodynamiek’ uitleggen;.................................................6
6. de verschillende toedieningsvormen benoemen;...........................................................................6
7. uitleggen wat bijwerkingen en interacties zijn;..............................................................................6
8. het begrip ‘teratogeen effect’ beschrijven;....................................................................................6
9. de verschillen tussen type A- en type B-reacties op geneesmiddelen beschrijven;........................7
10. de rol van het Lareb beschrijven;..................................................................................................7
11. de begrippen ‘contra-indicatie’ en ‘dubbelmedicatie’ uitleggen;.................................................7
12. een geneesmiddelvoorschrift lezen;.............................................................................................8
13. het begrip ‘medicatieveiligheid’ uitleggen;...................................................................................8
14. de plaatsen benoemen waar in het proces van medicatie voorschrijven medicatietoediening
fouten gemaakt kunnen worden;.......................................................................................................9
15. de mogelijke gevolgen beschrijven van medicatiefouten voor de patiënt;..................................9
16. de maatregelen om medicatiefouten te voorkomen beschrijven.................................................9
Les 2 – Eiwitten waarop geneesmiddelen ingrijpen..............................................................................10
1. de bouw en functie van cellen beschrijven;..................................................................................10
2. de biochemische processen van de cel beschrijven;.....................................................................11
3. uitleggen waarom eiwitten goede aangrijpingspunten zijn voor geneesmiddelen;......................12
4. uitleggen hoe de belangrijkste eiwitten zijn opgebouwd waarop geneesmiddelen aangrijpen;. .12
5. uitleggen wat er gebeurt wanneer geneesmiddelen zich aan deze eiwitten binden....................14
Les 3 – Bijwerkingen, interacties en farmacokinetiek...........................................................................16
1. de beginselen beschrijven van de farmacokinetiek: opname, metabolisme en uitscheiding
geneesmiddelenspiegels beïnvloeden;.............................................................................................16
2. uitleggen hoe factoren als ziekte en leeftijd van invloed kunnen zijn op het metabolisme en op
de uitscheiding;................................................................................................................................18
3. uitleggen hoe geneesmiddelen op verschillende manieren bijwerkingen kunnen veroorzaken;. 19
1
, 4. uitleggen hoe sommige geneesmiddelen een interactie kunnen geven met andere
geneesmiddelen en met sommige voedingsstoffen;........................................................................21
5. de factoren noemen die juiste dosering van geneesmiddelen bepalen;......................................22
6. de volgende begrippen uitleggen: biologische beschikbaarheid, first pass effect , klaring, plasma-
eiwitbinding, halfwaardetijd, verdelingsvolume, biotransformatie, bloedspiegel, enterohepatische
kringloop, plasmaconcentratie, plateaufase, receptor en therapeutische breedte.........................23
Les 4 – Het hormonale stelsel: stoornissen en behandeling.................................................................26
1. de stoornissen van de glucoseregeling en de daarbij behorende geneesmiddelen: de indicatie,
werking, bijwerkingen, contra-indicaties, interacties, toedieningswegen benoemen:.....................26
a. geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes mellitus 1 : de insulines,..........................26
b. geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes mellitus 2: antidiabetica;........................27
2. de stoornissen van de schildklier en de geneesmiddelen voor de behandeling van
schildklierstoornissen: de indicatie, werking, bijwerkingen, contra-indicaties, interacties,
toedieningswegen benoemen;.........................................................................................................28
3. de hormonale regeling van de menstruatiecyclus, postmenopauzale problemen, osteoporose en
bijbehorende geneesmiddelen: de indicatie, werking, bijwerkingen, contra-indicaties, interacties,
toedieningswegen benoemen..........................................................................................................29
Les 5 – Infecties en antimicrobiële geneesmiddelen............................................................................31
1. de algemene werking, indicatie en het effect van antimycotica, antibacteriële middelen en
antivirale middelen beschrijven en verklaren;..................................................................................31
2. vaak voorkomende bijwerkingen van bovengenoemde geneesmiddelengroepen noemen en
verklaren...........................................................................................................................................32
3. het doel van antibioticagebruik uitleggen;...................................................................................32
4. de begrippen bacteriostatisch, bacteriocide, grampositief, gramnegatief, breedspectrum,
smalspectrum, resistentie en kruisovergevoeligheid en kruisresistentie uitleggen;.........................33
5. neveneffecten van antibiotica benoemen en uitleggen hoe deze kunnen ontstaan;...................34
6. uitleggen hoe resistentie voor antibiotica ontstaat en hoe resistentie te voorkomen is;.............34
7. verschillende hoofdgroepen antibiotica en hun algemene toepassing benoemen;.....................35
8. de werking van de verschillende soorten antibiotica op de bacterie (op eenvoudige wijze)
uitleggen;..........................................................................................................................................35
9. de bouw en vermenigvuldiging van virussen beschrijven;............................................................37
10. uitleggen hoe antivirale middelen werken;................................................................................37
11. verschillende groepen antimycotica en hun toepassing benoemen...........................................37
Les 6 – Ontstekingen en pijn: oorzaken en behandeling......................................................................38
1.de anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel, en met name de pijnbanen, beschrijven..........38
2.uitleggen wat een ontsteking is en hoe een ontsteking pijn kan veroorzaken..............................39
4.de WHO-pijnladdder uitleggen......................................................................................................41
3.de soorten pijnmedicatie noemen.................................................................................................41
2
,5.de werking van de belangrijkste pijnmedicatie beschrijven en aangeven hoe deze pijnmedicatie
in de praktijk gebruikt wordt............................................................................................................41
6.de werking beschrijven van de belangrijkste geneesmiddelengroepen voor de behandeling van
veelvoorkomende psychische stoornissen en neurologische stoornissen, waarbij de hersenen
aangedaan zijn..................................................................................................................................44
3
, Les 1 – Het geneesmiddel
1. de plaats van het geneesmiddel binnen de patiëntenzorg
benoemen;
Geneesmiddelen kunnen met verschillende doelen worden gebruikt binnen de zorg naar de patiënt.
Zo bestaat er:
Causale therapie
- Doel: Wegnemen oorzaak
- Voorbeeld: Antibiotica
Symptomatische therapie
- Doel: Verschijnselen verlichten / onderdrukken
- Voorbeeld: Antihypertensiva
Substitutie therapie
- Doel: Aanvullen van tekorten
- Voorbeeld: Insuline
Palliatieve therapie
- Doel: Verlichtend of verzachtende zorg
- Voorbeeld: Opioïden
Preventieve therapie
- Doel: Voorkomen van ziekte
- Voorbeeld: Profylacticum
Diagnostische middelen
- Doel: Onderzoek doen
- Voorbeeld: Contrastvloeistof
2. het belang van goed geneesmiddelgebruik toelichten: receptuur
lezen en informatie opzoeken in het farmacotherapeutisch kompas;
Naast bevoegdheid (in het delen van medicijnen) is bekwaamheid (kennis van de medicatie die je
deelt) van belang.
Voor de verpleegkundige is er een belangrijke rol in het herkennen van bijwerkingen maar ook
voorkomen van fouten in het delen van medicatie (denk aan verkeerde dosissen). Deze informatie
staat allemaal in het farmacotherapeutisch kompas.
4