Samenvatting Wegvervoer En Kostprijsberekening

WEGVERVOER
1. WEGTRANSPORT: OVERZICHT (NIET VANBUITEN, MAAR BASIS IS BELANGRIJK)

1.1 PORTRET

9666 ingeschreven bedrijven
= transportfirma’s = bedrijven die een transportvergunning hebben
Merendeel van transportfirma’s
= kleine bedrijven (vaak familiebedrijven) die maar 1-5 voertuigen hebben

1.2 GLOBAAL IMAGO

Zwak imago vanwege de negatieve aspecten:
LNG = niet zo milieuvriendelijk, waarom? Bij het produceren van LNG gaat er veel andere energie verloren.
Voordelen Nadelen
= goedkoper dan Diesel = niet iedereen is voorzien van een LNG voorziening
= verbruikt minder = kost veel geld om voertuigen te voorzien van LNG


Ecocombi’s 1= voertuigen langer dan de standaardstrucks
Voordelen Nadelen
= mobiliteit (hierdoor zijn er minder voertuigen = niet elk bedrijf is uitgerust om met zo’n lang
nodig om goederen te vervoeren) voertuig te kunnen parkeren, draaien, …
= groter gewicht = je moet een goedkeuring krijgen om met dit
voertuig te rijden


Wegvervoer lijdt onder een kil imago
 sectoren worden populair door er een gezicht op te plakken (bv. bakker voor handel en horeca, …)
 daarom is vervoer een ‘kille’ sector (terwijl: vrachtwagens gepaard gaan met chauffeurs)


Hoe gaan we het aandeel wegvervoer verminderen? Door trein en/of (binnen)schip
Probleem? Veel bedrijven zijn niet rechtstreeks aangesloten op binnenvaart of spoor.
Oplossing? Bepaalde voorwaarden opstellen, zorgt ervoor dat het verplaatsen naar water/spoor wel mogelijk is

VOORWAARDEN
 Voldoende goederenaanbod
Goederen van dezelfde oorsprong en met dezelfde bestemming (om schepen/wagons vol te krijgen
 Dringende leveringen?
Ter compensatie van efficiëntieverlies te wijten aan tijdrovende extra overslagbewegingen
 Voldoende transportcapaciteit  just in time

1
Synoniem = LZV’s = langere en zwaardere vrachtwagens

1

,  Voordeur (vrachtwagens kunnen tot de voordeur rijden van bedrijven, winkels, …)

1.3 NUT VAN HET WEGVERVOER

 Global sourcing (= globale bevoorrading = wereldwijde bereikbaarheid) (ook aankopen in buitenland
dus ook weer vervoer nodig)
 Lageloonlanden (liever aankopen in lageloonlanden dan hier; economisch; ook vervoer nodig)
 Verhoogde levensstandaard (we willen meer aankopen dus er is meer transport nodig)
 Just in time (leveren wanneer het mogelijk is, waarbij stokvoorraad zo laag mogelijk is)
 Consumptiegewoonten (bv. altijd aardbeien; vervoer nodig; vraag naar vervoer beïnvloeden)
 E-commerce (veel online – veel voertuigen op weg)

VOORDELEN VAN HET WEGVERVOER
 Snel (afhankelijk van de afstand) = commerciële snelheid van vrachtwagen is hoger dan goederentrein
 Deur tot deur = enkel vrachtwagen tot aan voordeur
 Flexibel = er is bijna altijd een vrachtwagen beschikbaar
 Betrouwbaar = wegvervoerders hebben geïnvesteerd in informaticasystemen voor leveringen met
korte, krappe opgelegde venstertijden

1.4 MOBILITEIT

Wegvervoer heeft negatieve invloed op mobiliteit.
Files vermijden?
 Venstertijden (= openings- en sluitingstijden  winkels, fabrieken, containerterminals
Nachtleveringen in de stad is mogelijk maar moeilijk (mensen willen slapen).
Hiervoor moeten de leverings- en ophaalperiodes uitgebreid worden (douane, terminals, …)
 Wettelijke reglementeringen  rij- en rusttijden
Chauffeurs nemen na bepaalde tijd rust, daarom is het op bepaalde momenten erg druk op de weg

1.5 VEILIGHEID

Ongevallen aan de Kennedytunnel (bijna allemaal trucks) = kopstaartbotsing (te laat gezien dat er file was)
Ongevallen kunnen ook veroorzaakt worden door personenwagens.
 Snelheidsovertredingen
o Zware voertuigen zijn verplicht uitgerust met snelheidsbegrenzer, controles
o Objectieve studies
o Onderzoek naar oorzaken van ongevallen (ongevallen analyseren)
 Voornaamste oorzaken: menselijke factoren, rijopleiding, staat van wegen
 Staat van de voertuigen
 Professionele opleidingen
o Permanente vorming: In België ben je verplicht om na een jaar opnieuw een cursus te volgen
o Verschillende opleidingen in EU-lidstaten

1.6 MILIEU

Geluidshinder

2

,Luchtvervuiling
 Daling vervuilende uitstoot
o brandstoffen schoner (lager zwavelgehalte) + Euronormen (verminderen uitstoof stikstof)
 CO2 uitstoot verminderen door
o vlot verkeer – biobrandstoffen – waterstofaandrijving – ecocombi’s – LNG
 Euro 6 norm (CO2-emissienormen voor zware voertuigen)

IMPACT CORONA OP WEGVERVOER

 Tijdens de lockdown?
Alles lag stil; goederen werden niet meer ingevoerd, winkels waren gesloten, …
MAAR grootwarenhuizen moesten de producten steeds in de rekken blijven liggen, want mensen gingen
“hamsteren”, vandaar dat er voor de grootwarenhuizen steeds enorm veel wegvervoer nodig was.
 Toename E-commerce (meer bestelbusjes)
 Minder personeel (omwille van de veiligheid of omwille van eventuele zieken) zorgt voor langere
wachttijden
 Modal shift blijft erg belangrijk.

3. MATERIEEL

3.1 ALGEMEEN

Welk vervoermiddel gaan we kiezen? Dit hangt af van …
 Aard van de goederen
Bv. lange buizen kunnen zowel in een gesloten als in een open aanhanger, maar een open aanhanger
is beter waarbij er banden (rongen) nodig zijn om de lading vast te zetten. Ook opletten met het weer,
als het regent beter vermeden.
 Tonnage
Bv. zware coils
o Kijken of je die massa mag laden.
o We moeten de goederen kunnen laden en lossen.
 Voertuigcombinatie
Bv. vrachtwagen met aanhangwagen
 Goederenbehandeling
Bv. laden/lossen met vorklift, kraan langs dak
o Eist de klant dat het goed per kraan geladen/gelost wordt? Dan moet je een vervoersmiddel
kiezen dat de goederen per kraan kan laden/lossen!
 Mechanische elementen
o Welk motorvermogen is nodig? Dit is te bepalen a.d.h.v. de af te leggen afstand, reliëf,
toegelaten massa.

3.2 OMSCHRIJVING

Wat is een voertuig?
= elk middel van vervoer te land en wordt door wetgever ingedeeld
 Rijwielen: kan zichzelf voortbewegen door …

3

,  Motorvoertuigen: kan zichzelf voortbewegen door een motor
 Aanhangwagens: kan zichzelf voortbewegen door een ander voertuig
Wat is een motorvoertuig?
 (ook camion)
 Bromfietsen en motorfietsen
 Auto’s

3.2.1 AUTO’S
= Motorvoertuig eigen massa > 400 kg (uitgezonderd bromfietsen en motorfietsen)
 Personenauto (max. 8 personen)
 Auto dubbel gebruik (bv. voor bedrijf en privé)
 Lichte vrachtauto (camionette)
 Vrachtauto (camion)
 Kraanauto (kraanmachine)
 Takelauto (takelmachine)
 Tractor (trekker)
 niet kunnen opsommen


3.2.2 AANHANGWAGEN (DEFINITIE NIET KENNEN VOOR EXAMEN)
= voertuig bestemd om door een ander te worden voortgetrokken (bv. remork)

3.2.3 SLEPEN (DEFINITIE NIET KENNEN VOOR EXAMEN)
= aan elkaar gekoppelde voertuigen bestemd om door één en dezelfde kracht te worden voortbewogen


3.2.4 SPECIALE VOERTUIGEN
 Chassis
 Afneembaar koetswerk
 Uitzonderlijk vervoer

3.2.5 INTERNATIONALE CLASSIFICATIE
 Van motorvoertuigen MTM = maximale toegestane massa
o N1: MTM <= 3,5t (bv. camionette)
o N2: MTM 3,5t – 12t (bv. kleine camion)
o N3: MTM >12t (bv. vrachtwagen)
 Van aanhangwagens
o O1: MTM < 0,75t (bv. remork)
o O2: MTM 0,75t – 3,5t (bv. gesloten remork)
o O3: MTM 3,5t – 10t (bv. zwaardere remork)
o O4: MTM >10t (bv. aanhanger bij een vrachtwagen)



4