OBJECT PERMANENTIE
Final Report Testing Skills II Practical Training
2018-2019
Studiejaar: Erasmus Universiteit Rotterdam
Universiteit: Bachelor Psychologie
Opleiding: Nica Pepers
509707
Naam: Helen van der Tol
Studentnummer: 19-07-2019
Tutor:
Datum:
, Introductie
Als een kind opgroeit, komt deze terecht in een opeenvolging van leerprocessen. Tot
het 24e levensjaar zijn de hersenen en het lichaam nog in ontwikkeling en wordt er veel
nieuwe kennis opgedaan en toegepast. Kinderen generaliseren de dingen die gebeuren in hun
omgeving, op deze manier creëren zij een beeld van hoe de wereld functioneert (Santrock,
2014). Volgens de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget (1954) zijn er vier fases die een
kind moet voltooien voordat hij een cognitief volwassen niveau bereikt. De eerste fase is
gelijk de meest relevante voor dit onderzoek en wordt de sensomotorische fase genoemd.
Deze kan ook weer worden onderverdeeld in zes sub fases. Deze fase wordt doorlopen vanaf
de geboorte tot het tweede levensjaar en richt zich op het controleren van reflexen. Het kind
leert om een motorische reactie te vormen op de dingen die hij waarneemt.
Voor volwassenen is het logisch dat wanneer zij een object verstopt zien worden, zij
begrijpen dat dit object niet verdwenen is. Bij jonge kinderen is dit nog niet zo
vanzelfsprekend. Totdat objectpermanentie is ontwikkeld, bestaat de belevingswereld van een
kind alleen uit de dingen die hij letterlijk kan waarnemen. Objectpermanentie is belangrijk
voor het kind zodat deze de wereld om zich heen beter kan begrijpen. Daarnaast speelt het
ook een belangrijke rol bij hechting. Kinderen kunnen pas hechten aan hun ouders zodra ze
objectpermanentie beheersen en begrijpen dat hun ouders er wel nog zijn, ook al zijn ze op dat
moment niet zichtbaar (Shaffer & Kipp, 2014)
Er zijn verschillende theorieën over vanaf welke leeftijd objectpermanentie wordt
gevormd. In dit onderzoek wordt de klassieke theorie van Piaget (1954) getest. De hierbij
behorende onderzoeksvraag is: In hoeverre is er een verschil in objectpermanentie tussen een
kind van 7 maanden en een kind van 15 maanden?
Methode
Participanten
Voor dit onderzoek is een kleine steekproef gebruikt, bestaande uit 2 kinderen. De
kinderen zijn geselecteerd vanuit de nabije omgeving, er is geen sprake van willekeurige
selectie. Participant 1 betreft een meisje van 7 maanden en participant 2 een meisje van 15
maanden. Beide kinderen zijn afkomstig uit een gezin waarvan de ouders een hoge socio-
economische status hebben.
Final Report Testing Skills II Practical Training
2018-2019
Studiejaar: Erasmus Universiteit Rotterdam
Universiteit: Bachelor Psychologie
Opleiding: Nica Pepers
509707
Naam: Helen van der Tol
Studentnummer: 19-07-2019
Tutor:
Datum:
, Introductie
Als een kind opgroeit, komt deze terecht in een opeenvolging van leerprocessen. Tot
het 24e levensjaar zijn de hersenen en het lichaam nog in ontwikkeling en wordt er veel
nieuwe kennis opgedaan en toegepast. Kinderen generaliseren de dingen die gebeuren in hun
omgeving, op deze manier creëren zij een beeld van hoe de wereld functioneert (Santrock,
2014). Volgens de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget (1954) zijn er vier fases die een
kind moet voltooien voordat hij een cognitief volwassen niveau bereikt. De eerste fase is
gelijk de meest relevante voor dit onderzoek en wordt de sensomotorische fase genoemd.
Deze kan ook weer worden onderverdeeld in zes sub fases. Deze fase wordt doorlopen vanaf
de geboorte tot het tweede levensjaar en richt zich op het controleren van reflexen. Het kind
leert om een motorische reactie te vormen op de dingen die hij waarneemt.
Voor volwassenen is het logisch dat wanneer zij een object verstopt zien worden, zij
begrijpen dat dit object niet verdwenen is. Bij jonge kinderen is dit nog niet zo
vanzelfsprekend. Totdat objectpermanentie is ontwikkeld, bestaat de belevingswereld van een
kind alleen uit de dingen die hij letterlijk kan waarnemen. Objectpermanentie is belangrijk
voor het kind zodat deze de wereld om zich heen beter kan begrijpen. Daarnaast speelt het
ook een belangrijke rol bij hechting. Kinderen kunnen pas hechten aan hun ouders zodra ze
objectpermanentie beheersen en begrijpen dat hun ouders er wel nog zijn, ook al zijn ze op dat
moment niet zichtbaar (Shaffer & Kipp, 2014)
Er zijn verschillende theorieën over vanaf welke leeftijd objectpermanentie wordt
gevormd. In dit onderzoek wordt de klassieke theorie van Piaget (1954) getest. De hierbij
behorende onderzoeksvraag is: In hoeverre is er een verschil in objectpermanentie tussen een
kind van 7 maanden en een kind van 15 maanden?
Methode
Participanten
Voor dit onderzoek is een kleine steekproef gebruikt, bestaande uit 2 kinderen. De
kinderen zijn geselecteerd vanuit de nabije omgeving, er is geen sprake van willekeurige
selectie. Participant 1 betreft een meisje van 7 maanden en participant 2 een meisje van 15
maanden. Beide kinderen zijn afkomstig uit een gezin waarvan de ouders een hoge socio-
economische status hebben.