Les 1: Aminozuren
Verschillende vormen van eiwitten →
Algemene structuur van aminogroep:
Je moet alle aminozuren kunnen herkennen.
Naamgeving in aminozuur
• De Cα heeft een aminozuurgroep, carboxylgroep, een H en een zijgroep (R) gebonden:
• Begin bij de eerste koolstofatoom van carboxyl, daarna richting de restgroep.
1
,Aminozuren als basen en zuren
• Aminozuur kan optreden als zwak zuur of zwakke base.
• Kan een negatieve lading op de zuurgroep aannemen = hoge pH
o Hoge pH → weinig H+ in de oplossing → aminozuur staat H+ af.
▪ COOH wordt COO-
▪ NH3+ wordt NH2
o Anion
• óf een positieve lading op de aminogroep = lage pH
o Lage pH → heel veel H+ in de oplossing zitten → aminozuur haalt H+ uit de
oplossing en neemt het op.
▪ COO- wordt COOH
▪ NH2 wordt NH3+
o Kation
• óf beide ladingen aannemen = neutrale pH
o Neutrale pH → aminozuur is in totaal neutraal geladen.
▪ COO- is negatief geladen.
▪ NH3+ is positief geladen.
2
, Lading van aminozuren in pH
• pI = isoelektrisch punt. Aminozuur heeft netto geen lading. 100% COO- en 100%
NH3+. Dit heb je bij een zwitterion.
• pK1 verwijst altijd naar de carboxylgroep.
• pK2 verwijst altijd naar de aminogroep.
VB: Glycerine heeft een pK1 van 2,3 en een pK2 van 9,6. Wat is de ion-vorm bij een pH van 2,
6 en 10:
• pH 2: NH3+ en COOH. Netto: +
• pH 6: NH3+ en COO-. Netto: 0
• pH 10: NH2 en COO-. Netto: -
Isoelektrischpunt
pK1 + pK 2 • Hierbij is de netto-lading 0:
pI = ▪ Minst oplosbaar in water → slaat neer omdat
het met aan één kant – en één kant + perfect
2 aan elkaar kan klikken.
▪ Het verplaatst niet over een elektrisch veld
3