Samenvatting economie hoofdstuk 4 en 5
4.1 werken in loondienst of als eigen baas
Loondienst: als je gedurende korte of langere tijd in dienst van iemand
anders werkt en jij ontvangt daar voor loon of salaris. De werkgever is
degene voor wie jij werkt en jij bent de werknemer.
je kan ook werken als zelfstandige, als eigenaar van een eigen bedrijf (ook
wel een zelfstandig ondernemer). Je hebt dan een eigen bedrijf, winkel of
kantoor met een of meerdere mensen in dienst.
Zelfstandigen met personeel zijn zmp’ers
Zelfstandigen zonder personeel zijn zzp’ers (ze werken vooral in de
bouw, het transport, de dienstverlening en de zorg)
4.2 omzet, brutowinst en nettowinst
Verwachte omzet
Omzet: het bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de verkopers.
Formule: de verkoopprijs van het artikel x het aantal artikelen dat je
verkoopt
Verkoopprijs: de prijs waarvoor je het artikel verkoopt
Afzet: het aantal dat je van een bepaald product verkoopt
Verwachte brutowinst
Inkoopwaarde van de omzet: wat een handelaar of winkelier zelf heeft
betaald voor de producten die hij verkoopt
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde van de omzet
Verwachte nettowinst
Bedrijfskosten: de kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en
producten te kunnen verkopen
Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
als de bedrijfskosten groter zijn dan de nettowinst dan heb je een nettoverlies
4.3 het ondernemingsplan schrijven
Ondernemingsplan: hierin schrijf je in detail wat je ideeën en plannen
zijn voor je startende onderneming, je zet er in: wie je bent, welke
vaardigheden je hebt en wat het doel is van de onderneming. Ook beschrijf
je aan welke regels je moet voldoen en welke vergunningen er nodig zijn
Marketingplan: hierin schrijf je hoe je je producten of diensten onder de
aandacht van potentiële klanten brengt
Financieel plan: hierin schrijf je of het idee financieel haalbaar is
Als een ondernemer zijn plan in praktijk brengt en een onderneming opricht,
moet hij deze inschrijven bij de KVK, het handelsregister van de Kamer van
Koophandel. Het handelsregister ondersteunt de (startende) ondernemers door
ze voorlichting en advies te geven (zoals hoe je een bedrijf opstart, welke
verzekeringen je nodig hebt en hoe je je omzet kunt vergroten)
, 4.3.1 Financieel plan
Brutowinstmarge: de brutowinst in procenten van de omzet
Nettowinstmarge: de nettowinst in procenten van de omzet
4.3.2 Marketingplan
Marketingplan: hierin schrijf je hoe je je producten of diensten onder de
aandacht van potentiële klanten brengt. Een onderneming kan als doel
hebben zoveel mogelijk producten te verkopen of een bepaald bedrag
winst te behalen, maar ondernemingen kunnen ook een doel hebben zoals
bewustwording.
SWOT-analyse
SWOT-analyse: in een SWOT-analyse geeft een ondernemer inzicht in de
sterke en zwakke punten van het bedrijf en welke kansen en bedreigingen
er zijn in de markt waarin het bedrijf opereert.
S = strengths (sterktes)
W = weaknesses (zwaktes)
O = opportunities (kansen)
T = threats (bedreigingen)
Bij sterktes en zwaktes kijkt de ondernemer vooral naar zijn eigen bedrijf -
> intern (zoals de financiële situatie, de kennis en vaardigheden van het
personeel en imago en kwaliteit van het product dat wordt verkocht).
Bij kansen en bedreigingen kijkt de ondernemer vooral buiten zijn eigen
bedrijf -> extern (zoals de markt en welke kansen er op de markt zijn)
4.1 werken in loondienst of als eigen baas
Loondienst: als je gedurende korte of langere tijd in dienst van iemand
anders werkt en jij ontvangt daar voor loon of salaris. De werkgever is
degene voor wie jij werkt en jij bent de werknemer.
je kan ook werken als zelfstandige, als eigenaar van een eigen bedrijf (ook
wel een zelfstandig ondernemer). Je hebt dan een eigen bedrijf, winkel of
kantoor met een of meerdere mensen in dienst.
Zelfstandigen met personeel zijn zmp’ers
Zelfstandigen zonder personeel zijn zzp’ers (ze werken vooral in de
bouw, het transport, de dienstverlening en de zorg)
4.2 omzet, brutowinst en nettowinst
Verwachte omzet
Omzet: het bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de verkopers.
Formule: de verkoopprijs van het artikel x het aantal artikelen dat je
verkoopt
Verkoopprijs: de prijs waarvoor je het artikel verkoopt
Afzet: het aantal dat je van een bepaald product verkoopt
Verwachte brutowinst
Inkoopwaarde van de omzet: wat een handelaar of winkelier zelf heeft
betaald voor de producten die hij verkoopt
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde van de omzet
Verwachte nettowinst
Bedrijfskosten: de kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en
producten te kunnen verkopen
Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
als de bedrijfskosten groter zijn dan de nettowinst dan heb je een nettoverlies
4.3 het ondernemingsplan schrijven
Ondernemingsplan: hierin schrijf je in detail wat je ideeën en plannen
zijn voor je startende onderneming, je zet er in: wie je bent, welke
vaardigheden je hebt en wat het doel is van de onderneming. Ook beschrijf
je aan welke regels je moet voldoen en welke vergunningen er nodig zijn
Marketingplan: hierin schrijf je hoe je je producten of diensten onder de
aandacht van potentiële klanten brengt
Financieel plan: hierin schrijf je of het idee financieel haalbaar is
Als een ondernemer zijn plan in praktijk brengt en een onderneming opricht,
moet hij deze inschrijven bij de KVK, het handelsregister van de Kamer van
Koophandel. Het handelsregister ondersteunt de (startende) ondernemers door
ze voorlichting en advies te geven (zoals hoe je een bedrijf opstart, welke
verzekeringen je nodig hebt en hoe je je omzet kunt vergroten)
, 4.3.1 Financieel plan
Brutowinstmarge: de brutowinst in procenten van de omzet
Nettowinstmarge: de nettowinst in procenten van de omzet
4.3.2 Marketingplan
Marketingplan: hierin schrijf je hoe je je producten of diensten onder de
aandacht van potentiële klanten brengt. Een onderneming kan als doel
hebben zoveel mogelijk producten te verkopen of een bepaald bedrag
winst te behalen, maar ondernemingen kunnen ook een doel hebben zoals
bewustwording.
SWOT-analyse
SWOT-analyse: in een SWOT-analyse geeft een ondernemer inzicht in de
sterke en zwakke punten van het bedrijf en welke kansen en bedreigingen
er zijn in de markt waarin het bedrijf opereert.
S = strengths (sterktes)
W = weaknesses (zwaktes)
O = opportunities (kansen)
T = threats (bedreigingen)
Bij sterktes en zwaktes kijkt de ondernemer vooral naar zijn eigen bedrijf -
> intern (zoals de financiële situatie, de kennis en vaardigheden van het
personeel en imago en kwaliteit van het product dat wordt verkocht).
Bij kansen en bedreigingen kijkt de ondernemer vooral buiten zijn eigen
bedrijf -> extern (zoals de markt en welke kansen er op de markt zijn)
