Circulatie III Samenvatting week 3 Oktober 2020
Inhoudsopgave
HC Zuur-base evenwicht...................................................................................................................... 2
WG5 Zuur/base stoornissen ................................................................................................................ 9
MTE Nefrologie.................................................................................................................................. 13
HC Longembolie ................................................................................................................................ 14
HC Pleurale aandoeningen ................................................................................................................ 21
HC AV opdracht ................................................................................................................................. 29
HC/PR Longpathologie....................................................................................................................... 30
HC Longfunctie/spirometrie .............................................................................................................. 38
PR 3 Spirometrie ................................................................................................................................ 46
WG6 Pneumothorax en longembolie ................................................................................................ 47
1
,HC Zuur-base evenwicht
Normale regulatie – Concentratie H+ ionen
• Extracellulaire H+ en intracellulaire H+ ionen worden binnen nauwen grenzen gerugeleerd
• Extracellulaire H+ conc wordt gereguleerd door de nieren
• Op het moment dat de extracellulaire conc H+ ionen veranderd, dan verandert intracellulair
mee.
• H+ ionen zijn zeer reactief
• Binden aan negatief geladen delen van eiwitmoleculen. Dan verandert het eiwit van lading,
structuur en functie.
• [H+] in ECV constant 40 nanomol/L. Dus heeeel weinig.
[H+] kun je niet meten in het bloed, maar je kan wel de pH berekenen
• [H+] in ECV = ongeveer ICV
• pH = -log[H+]
• pH van het bloed gemiddeld 7,35-7,45
• Als H+ toeneemt, spreek je van een acidose. Dan neemt de pH af.
Als H+ afneemt, spreek je van alkalose. Dan neemt de pH toe.
• Er zitten grenzen aan de pH. Boven de 7,80 of onder de 6,80 dan kan je niet leven.
• Stollingseiwitten kunnen bij een te zuur milieu niet goed functioneren
Meer en deel van wat wij drinken is zuur, lage pH. Uitzondering is melk, dit is alkalisch.
Definities
• Een zuur is een stof die een H+ ion kan doneren
• Een base is een stof die een H+ ion kan ontvangen
• Deze eigenschappen zijn onafhankelijk van de lading
Dagelijks produceren wij twee soorten zuur
1. Koolzuur H2CO3-
• Ontstaat bij oxydatie van koolhydraten, vetten en neurtrale aminozuren
• Hierbij ontstaat CO2, dit kunnen wij uitscheiden via de longen. Vluchtig zuur.
• 15.000 mmol/dag CO2
2. Niet-koolzuur
• Ontstaat bij oxydatie van eiwitten/aminozuren
• Niet-vluchtig zuur. Buffering en uitscheiding via de nieren.
Buffering = tijdelijk even ergens aan binden.
• 70 mmol/dag
• Bij incomplete oxydatie van koolhydraten & vetten krijg je bv melkzuur of ketozuren.
Ontstaat H+ ion. Dit zijn niet vluchtige zuren en worden ook door de nier uitgescheiden
Productie van basen
• Bij oxidatie vormen zich ook basen, maar als je dat afweegt tegen de H+ ionen die ook
gevormd worden (2) dan blijft er netto 70 mmol H+/dag over
• Daar komt dat getal vandaan
• Die 70 mmol moeten we kwijtraken
2
,Hoe wordt dat gereguleerd?
1. Uitscheiding van vluchtig zuur CO2 door ventilatie,longen
2. Uitscheiding van niet-vluchtige zuur of base door de nier
3. Chemische buffering. Tijdelijke buffering H+ ionen. Automatisch, geen regulatiemechanisme.
Buffers HCO3-, HPO4 2- en CO 2-
Vluchtig zuur CO2
• In weefsels komt CO2 vrij door metabolisatie
• CO2 kan opgenomen worden door de rode bloedcellen
• In de rode bloedcel bevindt zich CA koolzuuranhydrase
• CA zorgt voor de reactie CO2 + H2O --> H2CO3
H2CO3 valt uit elkaar in H+ + HCO3-
• H+ ion kan binden aan Hb. Hierdoor laat O2 los van Hb.
Dit vrije O2 molecuul wordt afgegeven aan de weefsels
• Overmaat aan HCO3- gaat uit de rode bloedcel, met
instroom van Cl-
• Vervolgens gaat de rode bloedcel naar de long toe, hier vindt natuurlijk het
tegenovergestelde plaats
• In de alveolus zit veel O2. O2 wordt opgenomen in de
rode bloedcel.
• O2 gaat binden aan Hb, waardoor het H+ van Hb afgaat.
• Er vindt uptake plaats van HCO3-
• Dat vrije H+ wordt gebonden aan HCO3 --> H2CO3
H2CO3 splits in CO2 + H2O
Dit weer o.i.v. CA
• CO2 wordt uitgescheiden in de longblaasjes.
Niet-vluchtige zuren
• Kwijtraken via de nier, maar de nier heeft nog een taak
1. Terughalen gefiltreerd HCO3
- GFR 150 L [HCO3-] = 24 mmol/L in het plasma 150 x 24 = 3600 mmol in filtraat
- Dit moet allemaal teruggeresorbeerd worden
2. Uitscheiden metabole H+ belasting
- Niet-vluchtig zuur ong 70 mmol H+ uitscheiden
Proximale tubulus cel
• Links is het tubulaire lumen, daar zit de voorurine
• Na / H+ exchanger. Na+ wordt teruggeresorbeerd met
uitscheiding van H+ ion.
• Energie voor deze uitwisseling komt door Na/K ATPase
• H+ bindt in de voorurine aan het HCO3 wat
gefiltreerd is. Dit gebeurt o.i.v. CA. Er ontstaat H2CO3-
Dit splitst in CO2 en H2O
• CA bevindt zich in de brush border van proximale tubulus cel
3
, • H2O kan door de aquarporine kanalen makkelijk weer opgenomen woren
• CO2 kan makkelijk diffunderen door de cel
• In de cel bevindt zich weer CA, wat H2O + CO2 --> H2CO3 geeft
H2CO3 splitst in H+ + HCO3- H+ wordt uitgescheiden via de Na+/H+exchanger
• HCO3 wordt opgenomen in het bloed. Na+/3HCO3- cotransporter
We hebben nu maar 1HCO3 gemaakt. Dit andere 2 komen uit een omzetting van glutamine.
• Netto vindt er dus eigenlijk geen uitscheiding van H+ ionen plaats, want je pompt het naar
buiten en vervolgens weer naar binnen
• Tegelijkertijd vindt er ook amonium vorming plaats
• pH in het bloed is ongeveer 7,4 maar door het terughalen van HCO3 zal de pH gaan dalen
naar ongeveer 6,70
• Proximale tubulus doet 80-90% van de terugresorptie van HCO3.
Nog ong 15% in opstijgende been van lis van Henle
Verzamelbuis, intercalated cell type A
• Hier kan H+ excretie plaatsvinden en resorptie van HCO3
• pH van je urine wil je boven de 4,5 – 5 houden
Als je dan al dat zuur moet uitscheiden, zou je heel veel
liters urine moeten produceren.
• Daarvoor heeft de nier een buffersysteem in de urine
- HPO4 + H+ --> H2PO4 en wordt uitgescheiden
- NH3 + H+ --> NH4+ en wordt uitgescheiden
NH3 is ammoniak
NH4+ in amonium
Verzamelbuis, intercalated cell type B
• Wordt niet heel veel gebruikt, soms wel
• HCO3 excretie door HCO3/Cl- exchanger
• Als er ernstige alkalose heerst is dit actief
Niet-vluchtige zuren, urine buffers
• We hadden 70 mmol/24hr
• 30 mmol H+ bindt aan HPO4
40 mmol H+ bindt aan NH3+
• De ammoniak buffer is er eentje die je eventueel kan
ophogen als je een hoog zuuraanbod hebt. NH3 productie
kan tot 250 mmol/dag
• Elk H+ ion uitgescheiden betekent nieuw HCO3-
4
Inhoudsopgave
HC Zuur-base evenwicht...................................................................................................................... 2
WG5 Zuur/base stoornissen ................................................................................................................ 9
MTE Nefrologie.................................................................................................................................. 13
HC Longembolie ................................................................................................................................ 14
HC Pleurale aandoeningen ................................................................................................................ 21
HC AV opdracht ................................................................................................................................. 29
HC/PR Longpathologie....................................................................................................................... 30
HC Longfunctie/spirometrie .............................................................................................................. 38
PR 3 Spirometrie ................................................................................................................................ 46
WG6 Pneumothorax en longembolie ................................................................................................ 47
1
,HC Zuur-base evenwicht
Normale regulatie – Concentratie H+ ionen
• Extracellulaire H+ en intracellulaire H+ ionen worden binnen nauwen grenzen gerugeleerd
• Extracellulaire H+ conc wordt gereguleerd door de nieren
• Op het moment dat de extracellulaire conc H+ ionen veranderd, dan verandert intracellulair
mee.
• H+ ionen zijn zeer reactief
• Binden aan negatief geladen delen van eiwitmoleculen. Dan verandert het eiwit van lading,
structuur en functie.
• [H+] in ECV constant 40 nanomol/L. Dus heeeel weinig.
[H+] kun je niet meten in het bloed, maar je kan wel de pH berekenen
• [H+] in ECV = ongeveer ICV
• pH = -log[H+]
• pH van het bloed gemiddeld 7,35-7,45
• Als H+ toeneemt, spreek je van een acidose. Dan neemt de pH af.
Als H+ afneemt, spreek je van alkalose. Dan neemt de pH toe.
• Er zitten grenzen aan de pH. Boven de 7,80 of onder de 6,80 dan kan je niet leven.
• Stollingseiwitten kunnen bij een te zuur milieu niet goed functioneren
Meer en deel van wat wij drinken is zuur, lage pH. Uitzondering is melk, dit is alkalisch.
Definities
• Een zuur is een stof die een H+ ion kan doneren
• Een base is een stof die een H+ ion kan ontvangen
• Deze eigenschappen zijn onafhankelijk van de lading
Dagelijks produceren wij twee soorten zuur
1. Koolzuur H2CO3-
• Ontstaat bij oxydatie van koolhydraten, vetten en neurtrale aminozuren
• Hierbij ontstaat CO2, dit kunnen wij uitscheiden via de longen. Vluchtig zuur.
• 15.000 mmol/dag CO2
2. Niet-koolzuur
• Ontstaat bij oxydatie van eiwitten/aminozuren
• Niet-vluchtig zuur. Buffering en uitscheiding via de nieren.
Buffering = tijdelijk even ergens aan binden.
• 70 mmol/dag
• Bij incomplete oxydatie van koolhydraten & vetten krijg je bv melkzuur of ketozuren.
Ontstaat H+ ion. Dit zijn niet vluchtige zuren en worden ook door de nier uitgescheiden
Productie van basen
• Bij oxidatie vormen zich ook basen, maar als je dat afweegt tegen de H+ ionen die ook
gevormd worden (2) dan blijft er netto 70 mmol H+/dag over
• Daar komt dat getal vandaan
• Die 70 mmol moeten we kwijtraken
2
,Hoe wordt dat gereguleerd?
1. Uitscheiding van vluchtig zuur CO2 door ventilatie,longen
2. Uitscheiding van niet-vluchtige zuur of base door de nier
3. Chemische buffering. Tijdelijke buffering H+ ionen. Automatisch, geen regulatiemechanisme.
Buffers HCO3-, HPO4 2- en CO 2-
Vluchtig zuur CO2
• In weefsels komt CO2 vrij door metabolisatie
• CO2 kan opgenomen worden door de rode bloedcellen
• In de rode bloedcel bevindt zich CA koolzuuranhydrase
• CA zorgt voor de reactie CO2 + H2O --> H2CO3
H2CO3 valt uit elkaar in H+ + HCO3-
• H+ ion kan binden aan Hb. Hierdoor laat O2 los van Hb.
Dit vrije O2 molecuul wordt afgegeven aan de weefsels
• Overmaat aan HCO3- gaat uit de rode bloedcel, met
instroom van Cl-
• Vervolgens gaat de rode bloedcel naar de long toe, hier vindt natuurlijk het
tegenovergestelde plaats
• In de alveolus zit veel O2. O2 wordt opgenomen in de
rode bloedcel.
• O2 gaat binden aan Hb, waardoor het H+ van Hb afgaat.
• Er vindt uptake plaats van HCO3-
• Dat vrije H+ wordt gebonden aan HCO3 --> H2CO3
H2CO3 splits in CO2 + H2O
Dit weer o.i.v. CA
• CO2 wordt uitgescheiden in de longblaasjes.
Niet-vluchtige zuren
• Kwijtraken via de nier, maar de nier heeft nog een taak
1. Terughalen gefiltreerd HCO3
- GFR 150 L [HCO3-] = 24 mmol/L in het plasma 150 x 24 = 3600 mmol in filtraat
- Dit moet allemaal teruggeresorbeerd worden
2. Uitscheiden metabole H+ belasting
- Niet-vluchtig zuur ong 70 mmol H+ uitscheiden
Proximale tubulus cel
• Links is het tubulaire lumen, daar zit de voorurine
• Na / H+ exchanger. Na+ wordt teruggeresorbeerd met
uitscheiding van H+ ion.
• Energie voor deze uitwisseling komt door Na/K ATPase
• H+ bindt in de voorurine aan het HCO3 wat
gefiltreerd is. Dit gebeurt o.i.v. CA. Er ontstaat H2CO3-
Dit splitst in CO2 en H2O
• CA bevindt zich in de brush border van proximale tubulus cel
3
, • H2O kan door de aquarporine kanalen makkelijk weer opgenomen woren
• CO2 kan makkelijk diffunderen door de cel
• In de cel bevindt zich weer CA, wat H2O + CO2 --> H2CO3 geeft
H2CO3 splitst in H+ + HCO3- H+ wordt uitgescheiden via de Na+/H+exchanger
• HCO3 wordt opgenomen in het bloed. Na+/3HCO3- cotransporter
We hebben nu maar 1HCO3 gemaakt. Dit andere 2 komen uit een omzetting van glutamine.
• Netto vindt er dus eigenlijk geen uitscheiding van H+ ionen plaats, want je pompt het naar
buiten en vervolgens weer naar binnen
• Tegelijkertijd vindt er ook amonium vorming plaats
• pH in het bloed is ongeveer 7,4 maar door het terughalen van HCO3 zal de pH gaan dalen
naar ongeveer 6,70
• Proximale tubulus doet 80-90% van de terugresorptie van HCO3.
Nog ong 15% in opstijgende been van lis van Henle
Verzamelbuis, intercalated cell type A
• Hier kan H+ excretie plaatsvinden en resorptie van HCO3
• pH van je urine wil je boven de 4,5 – 5 houden
Als je dan al dat zuur moet uitscheiden, zou je heel veel
liters urine moeten produceren.
• Daarvoor heeft de nier een buffersysteem in de urine
- HPO4 + H+ --> H2PO4 en wordt uitgescheiden
- NH3 + H+ --> NH4+ en wordt uitgescheiden
NH3 is ammoniak
NH4+ in amonium
Verzamelbuis, intercalated cell type B
• Wordt niet heel veel gebruikt, soms wel
• HCO3 excretie door HCO3/Cl- exchanger
• Als er ernstige alkalose heerst is dit actief
Niet-vluchtige zuren, urine buffers
• We hadden 70 mmol/24hr
• 30 mmol H+ bindt aan HPO4
40 mmol H+ bindt aan NH3+
• De ammoniak buffer is er eentje die je eventueel kan
ophogen als je een hoog zuuraanbod hebt. NH3 productie
kan tot 250 mmol/dag
• Elk H+ ion uitgescheiden betekent nieuw HCO3-
4