100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting Social Research Methods by Dooley 2009

Puntuación
3.5
(2)
Vendido
5
Páginas
11
Subido en
05-10-2014
Escrito en
2014/2015

Dit is een samenvatting van de hoofdstukken 1, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11 en de hoorcolleges en werkcolleges van het vak Onderzoeksmethodologie binnen de leerlijn Methoden en Technieken in module 1.

Institución
Grado










Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Libro relacionado

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

¿Un libro?
No
¿Qué capítulos están resumidos?
Hoofdstuk 1, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11.
Subido en
5 de octubre de 2014
Número de páginas
11
Escrito en
2014/2015
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Dooley, D. Social Research Methods

Hoofdstuk 1 The Logic of Social Research: Ruling Out Rival Hypotheses

Skeptism: kritisch zijn bij het lezen/beschrijven van onderzoeken; universele twijfel.
Integrity: volledigheid, alle informatie geven die je hebt ook al spreekt het bijv. je theorie tegen.
Empirisch: gebaseerd op ervaring en observaties in de wereld.
Positivisme: keurt speculaties af, maar benadrukt positieve feiten. Kennis kan enkel erworven
worden door correcte toepassing van wetenschappelijke methodes.
Ontologie: er wordt aangenomen dat dingen bestaan. Bestaande dingen worden in categorieën
onderverdeeld. Ook wel: De leer van het Zijn.
Realisme: er is een werkelijkheid die onafhankelijk is van het menselijke bewustzijn. Werkelijkheid is
een voorwaarde voor kennis en denken.
Epistemologie: tak van filosofie die zich bezig houdt met relatie tussen ‘kenner’ en ‘gekende’. Als je
iets weet, houdt dat in dat je ook in staat bent de manier waarop je dat geleerd hebt te verdedigen.
Paradigma: stelsel van modellen en theorieën die een denkkader vormen waarbinnen de
‘werkelijkheid’ geanalyseerd en beschreven wordt. Stelsel van met elkaar samenhangende
(wetenschappelijke) theorieën.
Paradigma shift: Mensen verwerpen paradigma, totaal andere aannames en andere vragen worden
van belang.
Faith of science: Russell: we nemen aan dat regelmatigheden bestaan in het kader van
gebeurtenissen en deze regelmatigheden/’wetten’ hebben continuïteit over tijd en ruimte.
Fallibilisme: mensen kunnen fout zijn over overtuigingen, verwachtingen of verstaan van de wereld.
Eigen inductie wantrouwen.
Inductie: uit herhaalde waarneming wordt geconcludeerd dat iets waarschijnzlijk altijd zo is berust
op waarschijnlijkheid van veel observaties naar theorie.
Theorie: ontstaat uit tentative explanations (voorlopige verklaringen).
Discriptive research: beschrijvend onderzoek, bestaat uit het in kaart brengen van een situatie of
reeks, beschrijvend onderzoek geeft geen verklaring.
Causaal onderzoek: wanneer waargenomen wordt dat een oorzaak is gekoppeld aan een
effect/gevolg met betrekking tot een theorie.
Falsificeerbaarheid: toetsbaarheid, eigenschap van een theorie, indien er criteria kunnen worden
aangegeven op grond waarvan de theorie zou moeten worden verworpen. (In tegenstelling tot
‘geloof’)
Falsificatiecriterium: hypothesen zijn stellingen die verwerpen kunnen worden.
Pseudo wetenschap: stelsel van opvattingen die toets van wetenschappelijke methode niet
doorstaat, maar waarvan aanhangers toch beweren dat het wetenschap is.
Covariantie: in statistiek een parameter die bij 2 toevalsvariabelen aangeeft in welke mate de beide
met elkaar samenhangen. Hoe neemt de ene variabele toe/af als de andere toe/af neemt
(bijvoorbeeld de relatie tussen gewicht en lengte).
Cause prior effect: oorzaak moet voor gevolg komen.
Absence of plausible rival hypothesis or explenations: ontbreken van aannemelijke andere
rivaliderende hypotheses/verklaringen.
replication: kopie, onderzoek wordt nagedaan.
Suggestion: ‘ik krijg iets waarvan ik ga hallucineren’, dan gebeurt het ookje gehoorzaamt aan de
suggestie.
Repliceerbaarheid: herhaalbaarheid.
Objectieve kennis is een verzameling van nog niet verwerpen hypotheses.
Kennis volgt evolutieprincipe: beste theorie overleeft.

,Hoofdstuk 3 Finding, using and writing research reports: library usage and report style

On-line: verbonden met een computer voor directe interactie met de elektronische database.
Modem: apparaat voor het linken van computers door middel van een telefoonlijn. Afkorting voor
modulator-demodulator.
Index: soort van inhoudsopgave. In de context van een n-line catalogus, het deel van de instructies
dat de computer aangeeft welk type bestand die moet zoeken – auteur, titel, onderwerp.
Key words: sleutelwoorden. In de context van een on-line catalogus, het deel van de instructies dat
aangeeft aan de computer welke specifieke termen die moet zoeken.
Boolean operators: definiëren de relatie tussen woorden of groepen van woorden (en, of, niet, en
niet).
Controlled vocabulary: een set van officiële synoniemen, om het aantal termen waaronder een
onderwerp kan worden geplaatst te beperken en beheersbaar te maken.
Call number: identificerende codenummers en letters waarmee een item gelokaliseerd kan worden
in de bibliotheek.
Abstract: een korte samenvatting van een (wetenschappelijk) artikel, met als doel potentiële lezers
zo goed mogelijk te informeren over de inhoud van de tekst.
Citation index: heeft de unieke mogelijkheid om te zoeken naar rapporten die een bijzonder
verwijzing citeren.
Math phobia: angst en consequent vermijden van wiskunde gerelateerd materiaal.
Design: staat in ‘methode’ van artikelen, ontwerp van de studie: inclusief de selectie en toewijzing
van proefpersonen, de behandeling v/d onderwerpen en het verzamelen van gegevens.
Statistics: statistieken; kwantitatieve gegevens, 2 categorieën:
- Descriptive (beschrijvend): houdt zich bezig met beschrijving van bepaalde gegevens
van een populatie (bijv. volkstelling).
- Inferential: aan de hand van een steekproef informatie omtrent de gehele populatie
verkrijgen.

, Hoofdstuk 4 Theory and Measurement (construct validity)

3 criteria voor een causale relatie zijn:
1: Er moet sprake zijn van samenhang tussen de constructen.
2: Oorzaak komt voor gevolg
3: Afwezigheid van een geloofwardige rivaliserende hypothese.
Concept: Abstracte aspecten van de werkelijkheid
Construct: bouwstenen van een theorie, complexe concepten (zoals bv. Empathie). Het zijn
concepten die niet direct waarneembaar/observeerbaar zijn.
Variabele: meting van een construct die kan variëren.
Theoretische variabele: Abstract, niet meetbaar concept/construct zoals academische prestaties.
Exogeen construct: een construct dat gekozen is als startpunt (oorzaken van dit construct komen van
buiten de theorie). Deze constructen hebben alleen pijlen van zich vandaag (het zijn oorzaken).
Independente variabelen: Onafhankelijke variabelen, variabelen die niet veroorzaakt worden door
andere constructen in het model (in de theorie). (=exogeen construct)
Endogeen construct: oorzaken zijn te vinden binnen het model.
Dependente variabele: vastgestelde/gedane metingen die afkomstig zijn van endogeen construct.
Direct causal path: voorbeeld: economische status  academische prestatie. De economische status
is de directe oorzaak van de academische prestatie.
Reciprocal causation: wederkerige veroorzaking, twee constructen beïnvloeden elkaar positief in een
‘star model’
Peer acceptance academische prestatie (= star model): hoe beter de prestatie, hoe meer
vrienden, maar deze vrienden stimuleren de prestatie dus zo beïnvloeden ze elkaar.
Indirect causation: acceptatie van ouders  Peer acceptance academische prestatie (=vb).
De acceptatie van ouders is een indirecte oorzaak van de academische prestaties.
Intervening vaiable: tussenliggende variabele, in het vorige voorbeeld is dat ‘Peer acceptance’.
Nomothetic approach: studie van groepen mensen om algemene conclusies te kunnen trekken.
Idiographic approach: studie van gedrag dat het individu uniek maakt (tegenovergesteldee van
nomothetic approach).
4 Stappen in sociaal onderzoek/empirische cyclus:
1. Inductie: krijgen van ideeën/formuleren van algemene uitspraken (theorie);
2. Deductie: afleiden van specifieke voorspellingen uit de algemene theorie;
3. Onderzoek en hypothese toetsing;
4. Feedback: terugkoppeling naar theorie, eventueel theorie bijstellen.
Theorie: (causaal) samenhangend stelsel van relaties tussen 2 constructen. Een aantal criteria:
1. Relevantie: het moet ergens over gaan
2. Logische samenhang
3. In overeenstemming met data
4. Toetsbaar (falisifieerbaar)
5. Niet nodeloos ingewikkeld, zo eenvoudig mogelijk.
Hypothese: toetbare uitspraak over variabelen.
Statistische samenhang (covariatie) ≠oorzakelijk verband
Soorten variabelen:
1. Onafhankelijke/exogene variabelen
2. Afhankelijke/endogene variabelen
3. Interveniërende/mediator variabelen.
Paradox: situatie waarin theorie en data botsen.
Operational defenition: omzetten van abstracte of hypothetische begrippen naar concrete
handelingen om belangrijke aspecten van dat begrip constateerbaar en meetbaar te maken.
2 eigenschappen die theorieën moeten hebben:
1. Parsiony: (spaarzaamheid), efficiëntie, zo weinig mogelijk constructen en verbanden.
$4.23
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Reseñas de compradores verificados

Se muestran los 2 comentarios
9 año hace

10 año hace

Good

3.5

2 reseñas

5
0
4
1
3
1
2
0
1
0
Reseñas confiables sobre Stuvia

Todas las reseñas las realizan usuarios reales de Stuvia después de compras verificadas.

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
AnneOltvoort1 Universiteit Twente
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
78
Miembro desde
12 año
Número de seguidores
68
Documentos
10
Última venta
2 año hace

Hallo, Ik ben Anne Oltvoort, woon in Lochem en ben dit jaar begonnen met de opleiding Psychologie aan de Universiteit Twente. Ik heb in 2011 het VWO afgerond aan het Staring College in Lochem. Daarna heb ik kort Diergeneeskunde in Utrecht gestudeerd, hiermee ben ik gestopt. Vorig jaar heb ik 1jr SPH goed afgesloten om door te gaan naar Psychologie. Hopelijk hebben jullie iets aan mijn samenvattingen! Groetjes, Anne Oltvoort

3.3

7 reseñas

5
0
4
4
3
1
2
2
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes