ALGEMENE PSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
DE DEFINITIE
Psychologie is de wetenschap:
▪ = een wetenschap waarbij gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie gebruikt
wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Gedrag = hoe je reageert op andere mensen, hoe wij reageren op de wereld rondom ons (verbaal, non-verbaal
fysieke reacties)
Erfelijke en sociale factoren spelen een rol => hoeveel keer komt een individu in een gevecht/ omstandigheden
terecht? En zijn hierbij omstandigheden (genetisch, sociaal, individuele geschiedenis?):
Die dit beïnvloeden
Waardoor we mogelijk iets meer te weten kunnen komen over mogelijke interne processen die
meespelen?
Op een exact wetenschappelijke manier bestudeerd:
▪ Proberen door systematische observatie van maatbare kenmerken (het gedrag) inzicht te krijgen in de
processen die niet rechtstreeks te observeren vallen (de interne processen)
Geschiedenis weinig middelen om gedrag te meten, nu meer het onderzoeken (bv scans,…)
KORTE VOORGESCHIEDENIS
Het duurde lang voordat wetenschappelijke studies startten, maar mensen waren ook in de geschiedenis hier
meer bezig:
▪ Plato: de mens is een ongeschreven blad (tabula rasa), zonder kennis, vaardigheid en persoonlijkheid
en volledig afhankelijk zijn van waarneming en ervaring om de geest te vormen.
o Mensen waren de enige wezens met een rede en deze rede maakte het mogelijk om de
realiteit te begrijpen op een manier die onmogelijk was voor dieren.
o Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de ware, onzichtbare wereld van
onveranderlijke, ideale vormen en de zichtbare, veranderlijke wereld rondom ons, die een
onvolmaakt afspiegeling is van de ware wereld.
o De menselijke ziel:
Deel van de ware, ideale wereld. Woont tijdelijk in het lichaam en keert na de dood
naar de kosmos terug.
Heeft kennis van de ideale wereld en de mens kan toegang krijgen tot deze kennis,
door gebruik te maken van de rede.
● Observatie was minder belangrijk, want dat had enkel toegang tot de
zichtbare, continu veranderende wereld.
Echte kennis kwam voort uit de menselijke geest.
o Wiskunde = hoogste vorm van wijsheid, die het dichtst de ideale wereld benaderde
Getallen zijn onveranderlijk en bewerkingen met getallen waren mogelijk zonder
referentie naar de concrete, zichtbare wereld.
▪ Socrates: kennis is leren, geheugen als een vogelkooi: je vangt de vogel en steekt het in de kooi,
sommige zijn makkelijker te vangen dan andere (bv vakken in school), je moet ook de vogels vinden
om ze te achterhalen.
1
, ▪ Aristoteles: hechtte meer belang aan observatie dan Plato, maar ook voor hem kon ware kennis niet
op observatie gebaseerd zijn.
o Om echte kennis te hebben, diende men te vertrekken vanuit onwrikbare uitgangspunten
(axioma’s). Deze werden door de menselijke ziel intuïtief herkend als zelfevident.
Dit herkennen = een demonstratie
o De rest van de kennis kan afgeleid worden vanuit demonstraties met behulp van de
menselijke rede.
o Wiskunde = ideale wetenschap, in het bijzonder meetkunde, want kan afgeleid worden uit
een klein aantal axioma’s.
Grote verschil met vandaag en toen toen was alles gebaseerd op een intuïtie en niet op wetenschap.
▪ Niet-wetenschappelijke manier, er was geen/ weinig observatie. Gebaseerd op eigen waarnemingen
Reden dat het zo lang duurde:
▪ Complexiteit van het fenomeen/ observeerbare gebeurtenis
▪ Eerbied voor de mens: de mens is uniek. Ziel en lichaam is niet aards (hemels) en mocht je niet
bestuderen.
VOORNAAMSTE ONTWIKKELINGEN DIE DE PSYCHOLOGIE MOGELIJK MAAKTEN
TOENEMENS BELANG VAN DE WETENSCHAP
KERK SPEELDE EEN CENTRALE ROL IN DE MIDDELEEUWEN:
▪ Na val romeinse rijk was de katholieke kerk de enige instantie die onderwijst stimuleerde
o Gevolg: school was geloof en geloofswaarden was primair ziel niet aards!
Plato’s wereld van onveranderlijke, ideale vormen waaruit de ziel kwam = de hemel.
De demonstraties van Aristoteles = goddelijke ingevingen.
Het duurde tot de reformatie in de 16de eeuw tot men de ziel kon bestuderen
ER WAS WETENSCHAPPELIJK REVOLUTIE OP HETZELFDE MOMENT ALS REFORMATIE
▪ Belangen van systematische observatie was belangrijk door middel van observatie, actief ingrijpen
in de wereld en gegevens verzamelen iets zeggen over de processen die zich afspelen
o = wetenschappelijke revolutie
▪ Gezorgd voor ontstaan wetenschappelijke revolutie: vermindering macht rooms-katholieke kerk,
herwaardering van handel en handenarbeid, uitvinding boekdrukkunst,…
▪ Problemen hiermee Donders mentale chronometrie: Hij ging hierbij uit van het idee dat
informatieverwerking is opgebouwd uit een aantal stadia of verwerkingsstappen.
COPERNICUS: geocentrische naar heliocentrische
▪ Mensen (en de aarde) niet langer het middelpunt
o Copernicaanse revolutie
= Niet alle hemellichamen draaien rond de aarde, maar de aarde draait rond de zon
2
, ▪ Nieuwe kennis komt voort uit observatie en experimenten, niet uit het bestuderen van oude meesters
(kennis is niet aangeboren)
o Nieuwe ontdekkingen volgden niet uit het passief observeren van fenomenen, maar door
actief in te grijpen op de fenomenen, door te experimenteren en de gevolgen van dergelijke
experimenten te bestuderen.
▪ Mensen en de ziel zijn ook onderworpen aan natuurwetten en kan (mag) het voorwerp van studie zijn
▪ Galileo Galilei = verdedigde het copernicaanse model en onderbouwde het met een reeks van nieuwe
observaties.
▪ Isaac Newton = werkte Galilei’s inzichten verder uit en beschreef de bewegingen van de planeten rond
de zon aan de hand van een aantal eenvoudige wiskundige formules.
DE GROEIENDE MACHT VAN DE WETENSCHAPPEN EN HET ONTSTAAN VAN 2 CULTUREN
▪ Wetenschap en macht:
o De wetenschappelijke benadering sloot beter aan bij het protestantisme, de invloed van deze
landen groeide, omdat de nieuwe ontdekkingen belangrijke voordelen boden.
Dit deed het prestige van de nieuwe wetenschappen groeien.
▪ De groeiende invloed van de wetenschap was een tegenslag voor het traditionele onderwijs, er
vormde 2 culturen, met tegengestelde opvattingen over wat belangrijk is:
o De klassieke, humanistische cultuur
Het bestuderen en het uitbreiden van de bestaande cultuur en kunst is het na te
streven ideaal.
o De nieuwe, natuurwetenschappelijke cultuur
De volledige samenleving moet heringericht worden op basis van wetenschappelijke
inzichten.
DE TOEPASSING VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE OP HET MENSELIJK FUNCTIONEREN
▪ De persoonlijke fout: bij iedereen werd iets anders gemeten de ene persoon heeft meer tijd nodig
om info te verwerken dan de andere.
▪ De snelheid van informatietransmissie in de zenuwen niet oneindig groot, ongeveer 100km/uur
▪ Het onderzoek van Donders:
! Donders is de voorloper van experimenteel onderzoek
Hoe verwerken we info?, Hoeveel tijd hebben we nodig?
Mentale chronometrie = een techniek waarbij men de psychologische processen in informatieverwerking
probeert te achterhalen door te kijken naar de reactietijd die mensen nodig hebben om bepaalde taken uit te
voeren.
Experiment gemaakt: 3 condities
1. Stimulus ki horen en moesten de stimulus zo snel mogelijk herhalen benoemen
o Reactie a
2. Stimuli ki, ke, ko, ka, ku horen en zo snel mogelijk herhalen benoemen + discimineren + keuzes
maken
o Reactie b
3. Ki, ka, ko, ke, ku horen en moesten alleen ki herhalen benoemen + disciminantie
o Reactie c
3
, Discriminatietijd = reactie c – reactie a
Keuzetijd = reactie b – reactie c
Tijd die de zenuwen nodig hebben om een keuze te maken
HET ONTSTAAN VAN DE PSYCHOLOGIE
ONTWIKKELINGEN IN DE FILOSOFIE
DUALISME (Plato en de kerk)
▪ Lichaam en geest gescheiden
DESCARTES: 3 principes:
▪ Dualisme = de overtuiging dat de mens uit 2 onafhankelijke elementen bestaat:
o Een lichaam = niets meer dan een omhulsel van de geest en heeft geen enkele invloed op de
geest.
Onderhevig aan de natuurwetten
o Een geest = heeft een vrije wil en vormt de kern van het menselijke denken.
Niet onderhevig aan de natuurwetten
▪ Rationalisme = de waarheid kan afgeleid worden via de rede, door na te denken, die door het
toepassen van logica nieuwe informatie afleidt uit de bestaande.
o Observatie is niet nodig.
▪ Nativisme = de mens heeft aangeboren kennis, die het uitgangspunt vormt van alle andere, afgeleide
kennis.
o Nature and nurture debat
▪ Lichaam is niet langer de slaaf van de geest, maar beide interageren. Lichaam en ziel werken samen
(interactie is klein volgens hem)
o Waar? In de pijnappelklier/epifyse
o Waarom daar?: onze hersenen zijn gespiegeld, dit is niet bij de pijnappelklier, hierdoor is er
maar 1 locatie
o = dualistisch interactionisme
▪ Het universum is een machine die wiskundig beschreven kon worden.
o Het lichaam is aan de natuurwetten onderwerpen, waardoor het menselijk lichaam
wetenschappelijk bestudeerd kan worden, in tegenstelling tot de geest.
EMPIRISME:
▪ Tegen rationalisme de rede is niet genoeg, observatie is noodzakelijk
▪ De inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en afgeleide inzichten, maar via
zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
▪ Geest komt tot stand via sensorische processen
o Is dus niet aangeboren zoals Descartes beweerde
o Tabula Rasa, geboren als ongeschreven blad
o Ook de geest kan bestudeerd worden
▪ Hobbes (1588-1679) theorie verspreid door Locke
LOCKE (1632-1704)
4
HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
DE DEFINITIE
Psychologie is de wetenschap:
▪ = een wetenschap waarbij gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie gebruikt
wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
Gedrag = hoe je reageert op andere mensen, hoe wij reageren op de wereld rondom ons (verbaal, non-verbaal
fysieke reacties)
Erfelijke en sociale factoren spelen een rol => hoeveel keer komt een individu in een gevecht/ omstandigheden
terecht? En zijn hierbij omstandigheden (genetisch, sociaal, individuele geschiedenis?):
Die dit beïnvloeden
Waardoor we mogelijk iets meer te weten kunnen komen over mogelijke interne processen die
meespelen?
Op een exact wetenschappelijke manier bestudeerd:
▪ Proberen door systematische observatie van maatbare kenmerken (het gedrag) inzicht te krijgen in de
processen die niet rechtstreeks te observeren vallen (de interne processen)
Geschiedenis weinig middelen om gedrag te meten, nu meer het onderzoeken (bv scans,…)
KORTE VOORGESCHIEDENIS
Het duurde lang voordat wetenschappelijke studies startten, maar mensen waren ook in de geschiedenis hier
meer bezig:
▪ Plato: de mens is een ongeschreven blad (tabula rasa), zonder kennis, vaardigheid en persoonlijkheid
en volledig afhankelijk zijn van waarneming en ervaring om de geest te vormen.
o Mensen waren de enige wezens met een rede en deze rede maakte het mogelijk om de
realiteit te begrijpen op een manier die onmogelijk was voor dieren.
o Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de ware, onzichtbare wereld van
onveranderlijke, ideale vormen en de zichtbare, veranderlijke wereld rondom ons, die een
onvolmaakt afspiegeling is van de ware wereld.
o De menselijke ziel:
Deel van de ware, ideale wereld. Woont tijdelijk in het lichaam en keert na de dood
naar de kosmos terug.
Heeft kennis van de ideale wereld en de mens kan toegang krijgen tot deze kennis,
door gebruik te maken van de rede.
● Observatie was minder belangrijk, want dat had enkel toegang tot de
zichtbare, continu veranderende wereld.
Echte kennis kwam voort uit de menselijke geest.
o Wiskunde = hoogste vorm van wijsheid, die het dichtst de ideale wereld benaderde
Getallen zijn onveranderlijk en bewerkingen met getallen waren mogelijk zonder
referentie naar de concrete, zichtbare wereld.
▪ Socrates: kennis is leren, geheugen als een vogelkooi: je vangt de vogel en steekt het in de kooi,
sommige zijn makkelijker te vangen dan andere (bv vakken in school), je moet ook de vogels vinden
om ze te achterhalen.
1
, ▪ Aristoteles: hechtte meer belang aan observatie dan Plato, maar ook voor hem kon ware kennis niet
op observatie gebaseerd zijn.
o Om echte kennis te hebben, diende men te vertrekken vanuit onwrikbare uitgangspunten
(axioma’s). Deze werden door de menselijke ziel intuïtief herkend als zelfevident.
Dit herkennen = een demonstratie
o De rest van de kennis kan afgeleid worden vanuit demonstraties met behulp van de
menselijke rede.
o Wiskunde = ideale wetenschap, in het bijzonder meetkunde, want kan afgeleid worden uit
een klein aantal axioma’s.
Grote verschil met vandaag en toen toen was alles gebaseerd op een intuïtie en niet op wetenschap.
▪ Niet-wetenschappelijke manier, er was geen/ weinig observatie. Gebaseerd op eigen waarnemingen
Reden dat het zo lang duurde:
▪ Complexiteit van het fenomeen/ observeerbare gebeurtenis
▪ Eerbied voor de mens: de mens is uniek. Ziel en lichaam is niet aards (hemels) en mocht je niet
bestuderen.
VOORNAAMSTE ONTWIKKELINGEN DIE DE PSYCHOLOGIE MOGELIJK MAAKTEN
TOENEMENS BELANG VAN DE WETENSCHAP
KERK SPEELDE EEN CENTRALE ROL IN DE MIDDELEEUWEN:
▪ Na val romeinse rijk was de katholieke kerk de enige instantie die onderwijst stimuleerde
o Gevolg: school was geloof en geloofswaarden was primair ziel niet aards!
Plato’s wereld van onveranderlijke, ideale vormen waaruit de ziel kwam = de hemel.
De demonstraties van Aristoteles = goddelijke ingevingen.
Het duurde tot de reformatie in de 16de eeuw tot men de ziel kon bestuderen
ER WAS WETENSCHAPPELIJK REVOLUTIE OP HETZELFDE MOMENT ALS REFORMATIE
▪ Belangen van systematische observatie was belangrijk door middel van observatie, actief ingrijpen
in de wereld en gegevens verzamelen iets zeggen over de processen die zich afspelen
o = wetenschappelijke revolutie
▪ Gezorgd voor ontstaan wetenschappelijke revolutie: vermindering macht rooms-katholieke kerk,
herwaardering van handel en handenarbeid, uitvinding boekdrukkunst,…
▪ Problemen hiermee Donders mentale chronometrie: Hij ging hierbij uit van het idee dat
informatieverwerking is opgebouwd uit een aantal stadia of verwerkingsstappen.
COPERNICUS: geocentrische naar heliocentrische
▪ Mensen (en de aarde) niet langer het middelpunt
o Copernicaanse revolutie
= Niet alle hemellichamen draaien rond de aarde, maar de aarde draait rond de zon
2
, ▪ Nieuwe kennis komt voort uit observatie en experimenten, niet uit het bestuderen van oude meesters
(kennis is niet aangeboren)
o Nieuwe ontdekkingen volgden niet uit het passief observeren van fenomenen, maar door
actief in te grijpen op de fenomenen, door te experimenteren en de gevolgen van dergelijke
experimenten te bestuderen.
▪ Mensen en de ziel zijn ook onderworpen aan natuurwetten en kan (mag) het voorwerp van studie zijn
▪ Galileo Galilei = verdedigde het copernicaanse model en onderbouwde het met een reeks van nieuwe
observaties.
▪ Isaac Newton = werkte Galilei’s inzichten verder uit en beschreef de bewegingen van de planeten rond
de zon aan de hand van een aantal eenvoudige wiskundige formules.
DE GROEIENDE MACHT VAN DE WETENSCHAPPEN EN HET ONTSTAAN VAN 2 CULTUREN
▪ Wetenschap en macht:
o De wetenschappelijke benadering sloot beter aan bij het protestantisme, de invloed van deze
landen groeide, omdat de nieuwe ontdekkingen belangrijke voordelen boden.
Dit deed het prestige van de nieuwe wetenschappen groeien.
▪ De groeiende invloed van de wetenschap was een tegenslag voor het traditionele onderwijs, er
vormde 2 culturen, met tegengestelde opvattingen over wat belangrijk is:
o De klassieke, humanistische cultuur
Het bestuderen en het uitbreiden van de bestaande cultuur en kunst is het na te
streven ideaal.
o De nieuwe, natuurwetenschappelijke cultuur
De volledige samenleving moet heringericht worden op basis van wetenschappelijke
inzichten.
DE TOEPASSING VAN DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE OP HET MENSELIJK FUNCTIONEREN
▪ De persoonlijke fout: bij iedereen werd iets anders gemeten de ene persoon heeft meer tijd nodig
om info te verwerken dan de andere.
▪ De snelheid van informatietransmissie in de zenuwen niet oneindig groot, ongeveer 100km/uur
▪ Het onderzoek van Donders:
! Donders is de voorloper van experimenteel onderzoek
Hoe verwerken we info?, Hoeveel tijd hebben we nodig?
Mentale chronometrie = een techniek waarbij men de psychologische processen in informatieverwerking
probeert te achterhalen door te kijken naar de reactietijd die mensen nodig hebben om bepaalde taken uit te
voeren.
Experiment gemaakt: 3 condities
1. Stimulus ki horen en moesten de stimulus zo snel mogelijk herhalen benoemen
o Reactie a
2. Stimuli ki, ke, ko, ka, ku horen en zo snel mogelijk herhalen benoemen + discimineren + keuzes
maken
o Reactie b
3. Ki, ka, ko, ke, ku horen en moesten alleen ki herhalen benoemen + disciminantie
o Reactie c
3
, Discriminatietijd = reactie c – reactie a
Keuzetijd = reactie b – reactie c
Tijd die de zenuwen nodig hebben om een keuze te maken
HET ONTSTAAN VAN DE PSYCHOLOGIE
ONTWIKKELINGEN IN DE FILOSOFIE
DUALISME (Plato en de kerk)
▪ Lichaam en geest gescheiden
DESCARTES: 3 principes:
▪ Dualisme = de overtuiging dat de mens uit 2 onafhankelijke elementen bestaat:
o Een lichaam = niets meer dan een omhulsel van de geest en heeft geen enkele invloed op de
geest.
Onderhevig aan de natuurwetten
o Een geest = heeft een vrije wil en vormt de kern van het menselijke denken.
Niet onderhevig aan de natuurwetten
▪ Rationalisme = de waarheid kan afgeleid worden via de rede, door na te denken, die door het
toepassen van logica nieuwe informatie afleidt uit de bestaande.
o Observatie is niet nodig.
▪ Nativisme = de mens heeft aangeboren kennis, die het uitgangspunt vormt van alle andere, afgeleide
kennis.
o Nature and nurture debat
▪ Lichaam is niet langer de slaaf van de geest, maar beide interageren. Lichaam en ziel werken samen
(interactie is klein volgens hem)
o Waar? In de pijnappelklier/epifyse
o Waarom daar?: onze hersenen zijn gespiegeld, dit is niet bij de pijnappelklier, hierdoor is er
maar 1 locatie
o = dualistisch interactionisme
▪ Het universum is een machine die wiskundig beschreven kon worden.
o Het lichaam is aan de natuurwetten onderwerpen, waardoor het menselijk lichaam
wetenschappelijk bestudeerd kan worden, in tegenstelling tot de geest.
EMPIRISME:
▪ Tegen rationalisme de rede is niet genoeg, observatie is noodzakelijk
▪ De inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en afgeleide inzichten, maar via
zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
▪ Geest komt tot stand via sensorische processen
o Is dus niet aangeboren zoals Descartes beweerde
o Tabula Rasa, geboren als ongeschreven blad
o Ook de geest kan bestudeerd worden
▪ Hobbes (1588-1679) theorie verspreid door Locke
LOCKE (1632-1704)
4