H0: Inleiding tot de romantiek
1. Wat is de romantiek?
• Gevoel & emotie = centraal.
• Bohème (kunstenaar).
• Fantasie → realiteit is een verschijnsel van iets ontastbaars.
• Droom.
• Irrationaliteit → reactie op de verlichting (ratio centraal).
1.1 Friederich Schlegel:
= belangrijke dichter in de romantiek.
➔ Maakte kleine fragmentteksten.
‘Romantische poëzie is constant in ontwikkeling. Het kan enkel worden, niet zijn.
Het is eindeloos & vrij.’
1.2 Kenmerken
• Subjectiviteit.
• Individualiteit.
• Sublimiteit → niet te begrijpen, wonderlijk groot & tegelijk angstig voor het
onbekende. Het trekt ons aan, maar we zijn er ook bang van.
• Spontaniteit.
• Fantasie.
• Diepte.
• Ironie.
• Verlangen.
• Eeuwigheid.
• Isolatie.
2. Muziek in de Romantiek
2.1 Samenvatting van W. Frisch – The Romantic Imagination’
2.1.1 Ca. 1850
➔ Classicisme & romantiek: bestaan uit verschillende historische perioden/
artistieke stijlen. (Voordien: verwijzingen naar houdingen & praktijken binnen
de Westerse cultuur.)
➔ Romantiek = 1790 – begin 19de eeuw.
➔ Romantiek = reactie tegen de waarden van de verlichting, rationaliteit &
universaliteit.
➔ Romantische muziek: open structuren:
Standaard vormen & patronen uit de 18de eeuw vervormen & vervangen.
1
,2.1.2 Rousseau & de ‘romantiek’
➔ Individualisme = kern.
➔ Ideeën → invloedrijk tijdens Franse evolutie (& generaties daarna).
2.1.3 Uitvinders van de ‘romantiek’
= Groep gelijkgestemden:
➔ Verzamelden in Jena (Duitsland) – 1790.
➔ Deel van de nieuwe generatie (jonge denkers).
➔ Idealen van de Griekse kunst = beperkend (i.p.v. inspirerend).
Voorbeelden – Jena-groep:
• A. Wilhelm.
• F. Schlegel.
• F. Schelling.
• L. Tieck.
• F. Schleiermacher.
➔ ‘Romantik’ = kunst met een meer open einde & spiritueel levendiger dan
klassieke kunst.
2.1.4 Schlegel – ‘Athenäum’
= tijdschrift met korte fragmenten i.p.v. essays.
➔ Poëzie ontwikkelt zich voortdurend.
➔ Romantische visie = uitbreiding van de klassieke visie.
2.1.5 1ste generatie Franse Romantici
➔ Herhaalden veel van de Duitse gevoelens.
Voorbeelden:
• R. de Chateaubriand:
➔ Christendom = meer spirituele (& dus romantische) cultuur dan die van de
Grieke & Romeinen.
• Victor Hugo:
➔ Christendom luidde een nieuw tijdperk in voor kunst & intellectualiteit
(wereldbeeld was anders dan vroeger).
2
,2.1.6 Het romantisch verlangen
➔ Vaak verwijzingen naar ‘Sehnen’, ‘Sehnsucht’, ‘Verlangen’.
Hoe?
• Onopgeloste septiemakkoorden, niet bereiken van de tonica, …
• Berlioz, Schumann, Wagner (Tristanakkoord).
Schopenhauer = filosoof:
➔ Verlangen = permanent lijden, de muziek kan dit lijden kalmeren.
2.1.7 Muziek in de Romantische verbeelding
Ca. 1800 = jaren van bevrijding voor de instrumentale muziek:
Belangrijke ontwikkeling van de romantiek.
Bevrijding van de instrumentale muziek:
• Niet langer 2de rang.
• In staat tot onafhankelijke expressie.
• Muziek kon het substituut zijn van religie.
• In volledige concentratie luisteren (toewijding).
2.1.8 Fantasie vs. realiteit
Na 1800:
➔ Kunstenaars verlangden naar artistieke vrijheid.
➔ Kunstenaars werkten niet langer in opdracht.
➔ Zelfexpressie van de kunstenaar.
2.1.9 Romantische ironie
Ironie = het tegenovergestelde zeggen van wat men bedoelt.
• Ironie werd een strategie:
➔ Erkennen & vieren van de kloof tussen werkelijkheid & denkbeeldige wereld.
• Ironie om tegenstrijdige, onoplosbare eigenschappen te erkennen.
Schumann – ‘Dichterliebe’.
2.1.10 Romantiek en nationalisme
Politieke & sociale kant van de romantiek:
• Individuele overtuiging van de kunstenaar aanvullen of tegenspreken.
• Romantiek groeide door de Franse revolutie → geloof in idealen.
3
, 3. Verplichte lectuur: de romantische verbeelding – Walter Frisch
Romantiek in het begin van de 19de eeuw:
• Een echt fenomeen.
• Omvatte geen wereldbeeld, geen specifieke reeks van artistieke stijlen.
• Is een reeks houdingen & praktijken die een sterke invloed hadden op de
kunsten:
➔ Hardst op de muziek.
• Onderzocht de relatie tussen de echte & de ingebeelde wereld.
• Maakte van kunst een soort religie.
• Muziek = centrale rol in deze ontwikkelingen:
➔ Bevrijding van de instrumentale muziek.
➔ Ironie = belangrijk in teksten & werd weerspiegeld in de muziek (onopgeloste
dissonanties, …).
4
1. Wat is de romantiek?
• Gevoel & emotie = centraal.
• Bohème (kunstenaar).
• Fantasie → realiteit is een verschijnsel van iets ontastbaars.
• Droom.
• Irrationaliteit → reactie op de verlichting (ratio centraal).
1.1 Friederich Schlegel:
= belangrijke dichter in de romantiek.
➔ Maakte kleine fragmentteksten.
‘Romantische poëzie is constant in ontwikkeling. Het kan enkel worden, niet zijn.
Het is eindeloos & vrij.’
1.2 Kenmerken
• Subjectiviteit.
• Individualiteit.
• Sublimiteit → niet te begrijpen, wonderlijk groot & tegelijk angstig voor het
onbekende. Het trekt ons aan, maar we zijn er ook bang van.
• Spontaniteit.
• Fantasie.
• Diepte.
• Ironie.
• Verlangen.
• Eeuwigheid.
• Isolatie.
2. Muziek in de Romantiek
2.1 Samenvatting van W. Frisch – The Romantic Imagination’
2.1.1 Ca. 1850
➔ Classicisme & romantiek: bestaan uit verschillende historische perioden/
artistieke stijlen. (Voordien: verwijzingen naar houdingen & praktijken binnen
de Westerse cultuur.)
➔ Romantiek = 1790 – begin 19de eeuw.
➔ Romantiek = reactie tegen de waarden van de verlichting, rationaliteit &
universaliteit.
➔ Romantische muziek: open structuren:
Standaard vormen & patronen uit de 18de eeuw vervormen & vervangen.
1
,2.1.2 Rousseau & de ‘romantiek’
➔ Individualisme = kern.
➔ Ideeën → invloedrijk tijdens Franse evolutie (& generaties daarna).
2.1.3 Uitvinders van de ‘romantiek’
= Groep gelijkgestemden:
➔ Verzamelden in Jena (Duitsland) – 1790.
➔ Deel van de nieuwe generatie (jonge denkers).
➔ Idealen van de Griekse kunst = beperkend (i.p.v. inspirerend).
Voorbeelden – Jena-groep:
• A. Wilhelm.
• F. Schlegel.
• F. Schelling.
• L. Tieck.
• F. Schleiermacher.
➔ ‘Romantik’ = kunst met een meer open einde & spiritueel levendiger dan
klassieke kunst.
2.1.4 Schlegel – ‘Athenäum’
= tijdschrift met korte fragmenten i.p.v. essays.
➔ Poëzie ontwikkelt zich voortdurend.
➔ Romantische visie = uitbreiding van de klassieke visie.
2.1.5 1ste generatie Franse Romantici
➔ Herhaalden veel van de Duitse gevoelens.
Voorbeelden:
• R. de Chateaubriand:
➔ Christendom = meer spirituele (& dus romantische) cultuur dan die van de
Grieke & Romeinen.
• Victor Hugo:
➔ Christendom luidde een nieuw tijdperk in voor kunst & intellectualiteit
(wereldbeeld was anders dan vroeger).
2
,2.1.6 Het romantisch verlangen
➔ Vaak verwijzingen naar ‘Sehnen’, ‘Sehnsucht’, ‘Verlangen’.
Hoe?
• Onopgeloste septiemakkoorden, niet bereiken van de tonica, …
• Berlioz, Schumann, Wagner (Tristanakkoord).
Schopenhauer = filosoof:
➔ Verlangen = permanent lijden, de muziek kan dit lijden kalmeren.
2.1.7 Muziek in de Romantische verbeelding
Ca. 1800 = jaren van bevrijding voor de instrumentale muziek:
Belangrijke ontwikkeling van de romantiek.
Bevrijding van de instrumentale muziek:
• Niet langer 2de rang.
• In staat tot onafhankelijke expressie.
• Muziek kon het substituut zijn van religie.
• In volledige concentratie luisteren (toewijding).
2.1.8 Fantasie vs. realiteit
Na 1800:
➔ Kunstenaars verlangden naar artistieke vrijheid.
➔ Kunstenaars werkten niet langer in opdracht.
➔ Zelfexpressie van de kunstenaar.
2.1.9 Romantische ironie
Ironie = het tegenovergestelde zeggen van wat men bedoelt.
• Ironie werd een strategie:
➔ Erkennen & vieren van de kloof tussen werkelijkheid & denkbeeldige wereld.
• Ironie om tegenstrijdige, onoplosbare eigenschappen te erkennen.
Schumann – ‘Dichterliebe’.
2.1.10 Romantiek en nationalisme
Politieke & sociale kant van de romantiek:
• Individuele overtuiging van de kunstenaar aanvullen of tegenspreken.
• Romantiek groeide door de Franse revolutie → geloof in idealen.
3
, 3. Verplichte lectuur: de romantische verbeelding – Walter Frisch
Romantiek in het begin van de 19de eeuw:
• Een echt fenomeen.
• Omvatte geen wereldbeeld, geen specifieke reeks van artistieke stijlen.
• Is een reeks houdingen & praktijken die een sterke invloed hadden op de
kunsten:
➔ Hardst op de muziek.
• Onderzocht de relatie tussen de echte & de ingebeelde wereld.
• Maakte van kunst een soort religie.
• Muziek = centrale rol in deze ontwikkelingen:
➔ Bevrijding van de instrumentale muziek.
➔ Ironie = belangrijk in teksten & werd weerspiegeld in de muziek (onopgeloste
dissonanties, …).
4