Inleiding tot biologie
Biologie = de studie die zich bezighoudt met het bestuderen van leven in de zijn facetten
Kenmerken leven:
1) reproductie: voortplanting
2) Erfelijkheid: bij voortplanting wordt er erfelijke informatie doorgegeven → genetica
3) Reactievermogen of perceptieprocessen: prikkelbaarheid
4) Beweging
5) Stofuitwisseling of metabolisme: voedingstoffen opnemen en afbreken, energie
omzetten om nieuwe stoffen te synthetiseren
Biotische factoren Abiotische factoren
relaties van organisme onderling Afhankelijkheid van organisme van niet levende
factoren
Bv: temperatuur, zuurtegraad van het milieu
Homeostase
Homeostase = het complex van regelsystemen dat bijdraagt tot het min of meer in stand houden van het inwendig milieu ongeacht de
veranderingen in het uitwendig milieu
bv: lichaamstemperatuur
Regeling of bijsturing gebeurt via negatieve feedback of negatieve terugkoppelingssystemen
Organisatieniveau's multicellulaire organisme
• moleculen ( ATP)
• organellen (mitochondriën)
• cel of neuron (zenuwcel)
• orgaan (hersenen)
• orgaanstelsel (centrale zenuwstelsel)
Ontstaan leven en aarde:
• aarde: 4,5 miljard jaar
• eerste cellen (prokaryoten): 3,5 miljard jaar
• eerste eukaryoten: 1,5 miljard jaar
• eerste meercellige organisme: 800 - 700 miljoen jaar
• mens: 5-7 miljoen jaar
, Taxonomie of systematiek
Taxonomie of systematiek = de wetenschap die zich bezighoudt met de classificatie, de nomenclatuur en identificatie van levende organisme
→ organisme met gemeenschappelijke kenmerken worden ondergebracht in een taxon
Fylogenetisch classificatiesysteem steunt op:
1) Primitieve en afgeleide kenmerken
2) anatomische en fysiologische kenmerken
3) Homologe structuren: structuren die via divergente evolotie van in een
gemeenschappelijke voorganger afstammen bv: voorarm mens en vleugel vleermuis
4) Aminozuursequentie van eiwitten
5) Nucleotidesequentie in RNA en DNA
Fotosynthese = het proces waarbij lichtenergie gebruikt wordt om koolstofdioxide te reduceren
tot energierijke sachariden
Absorptie= de opname van in water opgeloste stoffen
Digestie = de opname van niet opgeloste stoffen
3 domeinen systeem
• Eukaryoten
• Archea
• Eubacteria
6 rijkensysteem
1) Protista: ééncellige soms meercellige eukaryoten, die niet kunnen ondergebracht
worden binnen Animalia, Plantea of fungi
2) Eubacteria
3) Archeabacteria
Eukaryoten:
4) Animalia → ingestie → heterotroof
5) Plantea → fotosynthese → autotroof
6) Fungi → digestie → heterotroof
soort = een groep levende wezens die overeenkomstige morfologische en
Animalia fysiologische kenmerken vertonen en bij onderlinge kruising fertiele nakomelingen
Fungi voortbrengen
Plantea
Protista
Binominale naamgeving
Archeabacteria
• geslachtsnaam met hoofdletter
Eubacteria • geslachtsnaam gevolgd door soortnaam
• eerste keer voluit dan afkorten
• onderlijnd of schuingedrukt
,Modelorganisme= planten, dieren, schimmels of bacterien die gebruikt worden voor biologisch en medische onderzoeken
Taxon Modelorganisme naam
Eubacteria Escherichia coli
Fungi Saccharomyces cerevisiae Biergist
Nematoda Caenorhabditis elegans Rondworm
Arthropoda • drossophila melanogaster • bananen of fruitvliegje
• Artemia salina • Pekelkreeft
Chordata • amphioxis sp • lancetvisje
• Danio rerio • Zebravisje
• Xenopus sp • Klauwkikker
• Mus musculus • Muis
• Rattus sp • Rat
• Rana sp • Kikker
Planten arabidopsis thaliana Zandraket
, Biomoleculen
C,H,O,N → 96% van al het organisch materiaal en gaan covalente bindingen aan
Element = een substantie die niet door chemische reacties kan ontbonden worden
verbinding = een substantie die uit twee of meer elementen bestaat in een vaste verhouding
Covalente binding Niet-covalente binding
Zeer sterke binding: veel energie nodig Zwakkere binding
om ze te breken - Ionaire binding
- Waterstofbruggen
- Hydrofobe interacties
- Van der Waals krachten
Waterstofbruggen = een binding die ontstaat wanneer er een positief geladen waterstof word aangetrokken door een element met grote
elektronegatieve waarde zoals O,N,F→ er wordt een tijdelijke verbinding gemaakt tussen waterstof en het negatief geladen element
Levende wezens zijn voor 65% tot 90% opgebouwd uit water
Karakteristieken van water :
• een grote mate van cohesie (meer structuur)
Cohesie = de onderlinge aantrekkingskracht tussen moleculen binnen een
vaste stof.
• een vermogen om temperatuurfluctuaties te bufferen (water slaat
warmte van de zon op om deze ’s nachts en in de winter terug af te
geven aan de aarde)..
• Groot oplossend vermogen (goed solvent voor vele producten)
• Uitzetten bij bevriezing.
Anorganische verbindingen Organische verbindingen
- Water (H2O) Koolstofverbindingen, behalve CO2
- Koolstofdioxide (CO2)
- Zuurstof (O2)
Biologie = de studie die zich bezighoudt met het bestuderen van leven in de zijn facetten
Kenmerken leven:
1) reproductie: voortplanting
2) Erfelijkheid: bij voortplanting wordt er erfelijke informatie doorgegeven → genetica
3) Reactievermogen of perceptieprocessen: prikkelbaarheid
4) Beweging
5) Stofuitwisseling of metabolisme: voedingstoffen opnemen en afbreken, energie
omzetten om nieuwe stoffen te synthetiseren
Biotische factoren Abiotische factoren
relaties van organisme onderling Afhankelijkheid van organisme van niet levende
factoren
Bv: temperatuur, zuurtegraad van het milieu
Homeostase
Homeostase = het complex van regelsystemen dat bijdraagt tot het min of meer in stand houden van het inwendig milieu ongeacht de
veranderingen in het uitwendig milieu
bv: lichaamstemperatuur
Regeling of bijsturing gebeurt via negatieve feedback of negatieve terugkoppelingssystemen
Organisatieniveau's multicellulaire organisme
• moleculen ( ATP)
• organellen (mitochondriën)
• cel of neuron (zenuwcel)
• orgaan (hersenen)
• orgaanstelsel (centrale zenuwstelsel)
Ontstaan leven en aarde:
• aarde: 4,5 miljard jaar
• eerste cellen (prokaryoten): 3,5 miljard jaar
• eerste eukaryoten: 1,5 miljard jaar
• eerste meercellige organisme: 800 - 700 miljoen jaar
• mens: 5-7 miljoen jaar
, Taxonomie of systematiek
Taxonomie of systematiek = de wetenschap die zich bezighoudt met de classificatie, de nomenclatuur en identificatie van levende organisme
→ organisme met gemeenschappelijke kenmerken worden ondergebracht in een taxon
Fylogenetisch classificatiesysteem steunt op:
1) Primitieve en afgeleide kenmerken
2) anatomische en fysiologische kenmerken
3) Homologe structuren: structuren die via divergente evolotie van in een
gemeenschappelijke voorganger afstammen bv: voorarm mens en vleugel vleermuis
4) Aminozuursequentie van eiwitten
5) Nucleotidesequentie in RNA en DNA
Fotosynthese = het proces waarbij lichtenergie gebruikt wordt om koolstofdioxide te reduceren
tot energierijke sachariden
Absorptie= de opname van in water opgeloste stoffen
Digestie = de opname van niet opgeloste stoffen
3 domeinen systeem
• Eukaryoten
• Archea
• Eubacteria
6 rijkensysteem
1) Protista: ééncellige soms meercellige eukaryoten, die niet kunnen ondergebracht
worden binnen Animalia, Plantea of fungi
2) Eubacteria
3) Archeabacteria
Eukaryoten:
4) Animalia → ingestie → heterotroof
5) Plantea → fotosynthese → autotroof
6) Fungi → digestie → heterotroof
soort = een groep levende wezens die overeenkomstige morfologische en
Animalia fysiologische kenmerken vertonen en bij onderlinge kruising fertiele nakomelingen
Fungi voortbrengen
Plantea
Protista
Binominale naamgeving
Archeabacteria
• geslachtsnaam met hoofdletter
Eubacteria • geslachtsnaam gevolgd door soortnaam
• eerste keer voluit dan afkorten
• onderlijnd of schuingedrukt
,Modelorganisme= planten, dieren, schimmels of bacterien die gebruikt worden voor biologisch en medische onderzoeken
Taxon Modelorganisme naam
Eubacteria Escherichia coli
Fungi Saccharomyces cerevisiae Biergist
Nematoda Caenorhabditis elegans Rondworm
Arthropoda • drossophila melanogaster • bananen of fruitvliegje
• Artemia salina • Pekelkreeft
Chordata • amphioxis sp • lancetvisje
• Danio rerio • Zebravisje
• Xenopus sp • Klauwkikker
• Mus musculus • Muis
• Rattus sp • Rat
• Rana sp • Kikker
Planten arabidopsis thaliana Zandraket
, Biomoleculen
C,H,O,N → 96% van al het organisch materiaal en gaan covalente bindingen aan
Element = een substantie die niet door chemische reacties kan ontbonden worden
verbinding = een substantie die uit twee of meer elementen bestaat in een vaste verhouding
Covalente binding Niet-covalente binding
Zeer sterke binding: veel energie nodig Zwakkere binding
om ze te breken - Ionaire binding
- Waterstofbruggen
- Hydrofobe interacties
- Van der Waals krachten
Waterstofbruggen = een binding die ontstaat wanneer er een positief geladen waterstof word aangetrokken door een element met grote
elektronegatieve waarde zoals O,N,F→ er wordt een tijdelijke verbinding gemaakt tussen waterstof en het negatief geladen element
Levende wezens zijn voor 65% tot 90% opgebouwd uit water
Karakteristieken van water :
• een grote mate van cohesie (meer structuur)
Cohesie = de onderlinge aantrekkingskracht tussen moleculen binnen een
vaste stof.
• een vermogen om temperatuurfluctuaties te bufferen (water slaat
warmte van de zon op om deze ’s nachts en in de winter terug af te
geven aan de aarde)..
• Groot oplossend vermogen (goed solvent voor vele producten)
• Uitzetten bij bevriezing.
Anorganische verbindingen Organische verbindingen
- Water (H2O) Koolstofverbindingen, behalve CO2
- Koolstofdioxide (CO2)
- Zuurstof (O2)