PERSOONSGERICHTE METHODEN VAN
DE CRIMINOLOGISCHE INTERVENTIE
HOOFDSTUK 1:WERKEN OP DE GRENS TUSSEN JUSTITIE EN HULPVERLENING
DE RELATIE TUSSEN JUSTITIE EN HULPVERLENING: FORENSISCH WELZIJNSWERK
• Relatie tussen welzijnswerk en strafrecht niet evident
o Doelstellingen zijn verschillend + manier van werken ook
• Regelgeving en samenwerkingsinitiatieven
o Om samenwerking tussen justitie en hulpverlening makkelijker te maken
o Eerste tekst reader
• Problemen met implementatie hulp- en dienstverlening
o In concrete gevallen is dit niet praktisch uitvoerbaar (de initiatieven) → druk is
hoog in hulp- en zorgverlening
o Vb. lange wachtlijsten, verwerking bij justitie gaat traag, problemen met
beroepsgeheim houdt beperkingen in
• Van controle naar recht op hulp
o Ondanks het spanningsveld is het onvermijdelijk dat de band tussen justitie en
hulpverlening wel heel nauw en goed moet blijven
o Iedereen heeft het recht om behandeld te worden → niet enkel sanctioneren,
ook hulpverlening bieden
HET SPANNINGSVELD TUSSEN JUSTITIE EN HULPVERLENING
Spanningsveld komt tot uiting door eigenschappen in justitie en hulpverlening
DOELSTELLINGEN VAN JUSTITIE EN HULPVERLENING
• Justitie
o Sociale vrede, rust en veiligheid
▪ In maatschappij bewegen volgens voorspelbare regels
▪ Evenwicht tussen macht in burgers onderling, overheid
▪ Niet bang zijn dat iemand iets afpakt van jou → gedrag van mensen in
goede banen leiden
▪ Is niet gericht op problemen of individuele noden
o Collectief belang primeert + onzekerheid minimaliseren
o Hulpmiddelen: politie, straftoemeting en strafuitvoering
▪ Controles, terug fluiten, opvolgen en uitvoeren
• Hulpverlening
o Welzijn mensen verhogen
o Hulpverlening ten dienste van cliënt
o Hulpverlening is vandaag ook een belangrijke kant van justitie → hier primeert
het individuele welzijn (ipv maatschappelijke welzijn in justitie)
1
, • Spanning
o Justitie = collectief welzijn
o Hulpverlening = individueel welzijn
o Welzijn bereiken = andere werkwijze (straffen vs. Sociaal integreren)
• Initiatieven op raakvlak tussen justitie en hulpverlening
o Persoonsgerichte aanpak komt steeds meer naar voor in justitie
▪ Daders, slachtoffers, omgeving,…
o Justitie wordt menselijker → hulpverlening voor nodig
o Vb. rehabilitatieprogramma’s → ‘goedmaking’ met het slachtoffer
+ kader uit ppt
HET STUREND MENSBEELD
• Samenwerking vereist gedeelde mensvisie
• Justitie
o Vrije wil
▪ We beslissen zelf wat we wel of niet doen
o Intentie
▪ Met bepaald doel voor ogen
o Actus reus en mens rea
▪ Als je kijkt naar vrije wil, wordt dat in juridische kader de actus reus
genoemd
▪ Met bepaalde intentie = mens rea
▪ Mensen die een misdrijf plegen hebben we beide nodig → vrije wil en
intentie
• Hulpverlening
o Evolutie vrije wil en intentie binnen de psychologie
o Mensbeeld binnen psychologie is door de tijd veranderd
▪ Vrije wil en intentie wordt anders bekeken in psychologie dan in justitie
▪ Psychoanalyse (Freud)
• Dominante stroming eind 19e eeuw
• Mens heeft geen vrije wil en geen intentie → alles gebeurd vanuit
het onbewuste
• Onbewuste verlangens sturen dit
• Vanuit deze insteek → hulpverlening en justitie een spanning
▪ Leerpsychologie
• Alles wat we kunnen meten en observeren → menselijk gedrag
• Intentie en vrije wil kunnen we niet meten en in kaart brengen →
is innerlijk, dus moeilijk te observeren
• Black box
• Ook spanning justitie en hulpverlening
▪ Humanistische psychologie
• Justitie en hulpverlening sluiten al iets meer aan
• Vrije wil en intentie wel bestudeerd
2
, • Motivatie is hier belangrijk → gedrag vanuit motivatie van iemand
• Doelen maximaal verwezenlijken → jezelf zo goed mogelijk
ontwikkelen en ontplooien
• Door wetten te maken → mensen inperken om zich te
ontwikkelen → justitie vormt een obstakel
▪ Cognitieve psychologie
• Eind jaren 70
• Paradigma vandaag
• Er is een raakvlak tussen justitie en hulpverlening
• Uitgangspunt: mensen zijn rationeel en handelen vrij, dus hebben
vrije wil en intentie
o Beslissingen maken kunnen fouten bevatten
o Die fouten aanpakken door hulpverlening
WAARDE GEBONDEN VERSUS WAARDENVRIJ
Justitie = niet waardenvrij Hulpverlening = waardenvrij
Prescriptief Descriptief
• Alles is voorgeschreven
Normerend Beschrijvend
• Beschrijven wat we zien, niet oordelen
• Diagnosticeren
Waardendebat neemt centrale plaats in Lange tijd geen onderzoek naar invloed
• Evolueert waarden
• Utopie om te zeggen dat hulpverlening
volledig waardenvrij is, want
hulpverlener zelf is ook persoon met
waarden
WIENS WAARHEID?
Justitie Hulpverlening
Gericht op waarheidsvinding Gericht op inzicht in ervaringen
• DE waarheid • Gericht op waarheid van cliënt
• Ruimte voor beleving, wat die
persoon ervaren heeft
Verzameling en bescherming van Cliënt op zijn woord geloven
feitenmateriaal
• Bewijsmateriaal
• Getuigen spreken, info verzamelen
Zorg betrokkene is secundair Objectieve waarheid is secundair
3
, • Spanningsveld
o Contaminatie van informatie
▪ Tijdens hulpverlening kan waarheid van feiten veranderen, door erover na
te denken → moeilijker voor jusititie
o Toelaatbare fouten: vals-positief vs vals-negatief
▪ Vals positief = grootste bekommernis binnen justitie
• Iemand wordt gestraft, terwijl die niet schuldig is
▪ Binnen hulpverlening vals-positief, meer aanvaardbaar
• Willen we liever, dat we iemand langer behandelen, dan te weinig
VRIJWILLIG VERSUS VERPLICHT
Justitie Hulpverlening
Afdwingbare maatregelen + controle Vrijwilligheid
• Vrijwilligheid staat onder druk • Iemand wil zelf van het probleem af
• Persoon doet een behandeling omdat en geholpen worden
het MOET • Intrinsieke motivatie
Externe dwang Interne motivatie + externe druk
• Niet dezelfde dwang als dwang van • Interne motivatie: persoon voelt
omgeving vanuit zichzelf dat gedragingen niet
• Motivatie is daardoor minder + kunnen
weerstand • Externe druk: druk vanuit omgeving
Aard, duur en intensiteit worden bepaald Controle over eigen interventie
• Geen zeggenschap over behandeling • Controle over eigen behandeling
• Je wil gedragsverandering bereiken, • Focus op W&N persoon en die in
maar vaak weerstand relatie met W&N in maatschappij
BEROEPSGEHEIM EN AMBTSGEHEIM
• Beroepsgeheim
o Privaat en algemeen belang
▪ Enkel en alleen bij die persoon
▪ Niet delen met collega’s
o Zwijgplicht geld niet absoluut (recht + plicht)
▪ Uitzonderingen → vb. misdrijf tav minderjarigen, levensgevaar
• Ambtsgeheim (discretieplicht)
o In functie van dienst of ambt
o Enkel tegenover derden die vreemd zijn aan het ambt
o Geen zwijgrecht t.a.v. justitie
o Niet juridisch geregeld
• Verwarring
o Dubbele rol: hulpverlenende rol + controle/toezicht
▪ Vb. justitie-assistent
o Samenwerking justitie en hulpverlening in concrete casus
▪ Soms moeilijk om te weten wanneer je discretieplicht hebt of niet
4
, • Initiatieven om informatiedeling makkelijker te maken
o Specifieke casussen gaan bespreken
o CO3
▪ Samenwerkingsakkoord, protocol om samenwerking rond IFG mogelijk te
maken → ketengerichte aanpak
HOOFDSTUK 2: DE POSITIE EN SPECIFICITEIT VAN DE CRIMINOLOOG
• Vragen aan studenten
o Wat typeert de criminoloog?
o Voor- en nadelen bij persoonsgerichte interventies?
▪ Voordeel: interdisciplinair
▪ Nadeel: in bepaalde casussen daardoor misschien te weinig diepgang
kennen
DE CRIMINOLOOG IN HET WERKVELD
• Waakhondfunctie
o Gezien als beroepsgroep die vanuit kantlijn kritiek gaat uitoefenen op
systeem/overheid
o Kritiek op hoe dingen anders of beter kunnen
▪ Ook oplossingen aandragen
o Waar loopt het wel goed? En wordt het uitgevoerd zoals het zou moeten?
• Positie op arbeidsmarkt goed verworden
o In verschillende organisaties, niet meer aan kantlijn
o Ingebed in het veld
o Complexe situatie, zitten in het veld waarop we kritisch moeten reflecteren
• Iedereen heeft rechten zowel dader als slachtoffer
5
,DE IDENTITEIT VAN DE CRIMINOLOOG
• Criminologie als…
o Discipline: interdisciplinair
▪ Vanuit verschillende invalshoeken kijken, veel perspectieven
▪ Sociologie, psychologie, recht = maakt ons uniek
▪ Ook perspectieven van dader, slachtoffer en samenleving
o Praktijk en onderzoek: trans disciplinair
▪ Altijd een brug hebben, contact tussen onderzoek, praktijk en beleid
▪ Brug vormen tussen verschillende standpunten + inmenging geven
▪ Onderzoek in praktijk
• Vb. detentiehuizen: praktijk + onderzoek + invloed beleid
o Hervorming: kritisch gehalte
▪ Bijdragen aan bepaalde hervormingen
▪ Harder wegen op hervormingen omdat we verschillende perspectieven in
vorm nemen
o Missie: bruggenbouwer
• Typeringen van de criminoloog (3 B’s)
o Bastaard
▪ Kernobject = mensen die zich buiten samenleving plaatsen, die normen
overtreden, iets wat onwenselijk is
▪ ‘Sociale plaag’ als studieobject
• Iedereen wil hier zoveel mogelijk vanaf, iets bestuderen wat we
willen uitroeien
▪ Ontwikkeling tot onafhankelijke wetenschap
▪ We hebben niet 1 focus → verschillende invalshoeken
o Buitenstaander
▪ Outsiders bestuderen
▪ Noch recht, noch psychologie, noch sociologie
▪ Vis noch vlees
o Bruggenbouwer
▪ Nuanceren
▪ Contextualiseren
• Succesvolle mislukking
o Succesvol
▪ Studenten en afgestudeerden → toename, interesse dus succesvolle
discipline
▪ Criminologisch relevante jobs
▪ Boeken, tijdschriften, congressen
o Mislukking
▪ Impact op politiek en beleid → redelijk weinig, weinig geluisterd naar
criminologen
▪ Slechts een van de vele argumenten → nemen geen rechtlijnige
standpunten in (stem minder gehoord in debat)
o Sociale verantwoordelijkheid van de criminoloog
6
,PERSOONSGERICHTE CRIMINOLOGISCHE INTERVENTIES
• 5 aspecten van persoonsgerichte interventies
o Doel van de interventie
o Theorie als onderbouw voor de interventie
o Methodes om doelen te bereiken
o Setting waarbinnen interventie plaatsvindt
o Kenmerken van de professionele relatie
DOEL
• Probleem oplossen
• Aard van het probleem = gedrag
o Specifiek type gedrag
▪ Gedrag dat onwenselijk en grensoverschrijdend is = probleem
▪ Verstoringen van intermenselijke verhoudingen
o Conflict tussen verschillende partijen
▪ Rekening houden met elk van de partijen → dader, slachtoffer en OM
• Oplossing = discrepantie tussen huidige en gewenste toestand wegwerken
• Veelheid aan potentieel tegenstrijdige interpretaties, belangen en doelstellingen
• Interventie kan op verschillende momenten ingeroepen worden
THEORIE
• Alle opvattingen over hoe probleem ontstaan is = totstandkoming van het probleem
• Aanpak van het probleem
• Criminologie = geïntegreerd inter- en multidisciplinair perspectief
o Vaak geen specifieke theorie voor de concrete probleemsituatie
▪ Vb. psychologisch, sociologisch perspectief, juridisch
▪ Er is niet 1 verklaring
o In andere gevallen: waaier van theorieën om uit te kiezen
▪ Welke behandeloptie kies je? Wie beslist dit?
o ! Belang van academische fundering
▪ Met theorieën werken die academisch onderbouwd zijn →
criminologische theorieën
▪ Gebruik maken van recente inzichten
7
, METHODES
• Manieren om doel te bereiken (= oplossen van het probleem)
• Diagnostische activiteit = inwinnen van informatie over probleem
o Vb. verhoor, slachtoffer, testen,…
• Gedragsbeïnvloedende activiteit = van huidige naar gewenste situatie
o Opportuniteiten tot leren
o Stimuleren
▪ Hoop op verbetering en gevoel van beheersing
o Reduceren van negatieve emoties
o ! Tijdstip: primair, secundair of tertiair
▪ Primair: nog voor zich een probleem heeft gesteld (preventie)
▪ Secundair: er zijn al problemen, vermijden verdere escalatie
(straathoekwerk, hobby, early intervention programs)
▪ Tertiair: er is al een slachtoffer (nazorg, behandelingen)
o ! Focus: persoon of structurele context
o ! Aard van de interventie: defensief (beperkend) vs. offensief (verruimend)
▪ Beperkend: zaken afleren, regels opleggen
▪ Verruimend: talenten zoeken, nieuwe hobby’s proberen
• Interventies gebeuren door criminologen zelf, maar ook door andere specialisten
• Kennisbrug tussen recht en andere disciplines → case manager en counselor
SETTING
• Organisatie waarbinnen de interventie plaatsvindt
o Vb. justitie, hulpverlening,…
• De plaats en rol van de organisatie binnen de maatschappij: brug justitie & hulpverlening
• De fysieke ruimte waar de interventie plaatsvindt
• Criminoloog als onmisbare partner
o Behoud of herstel van interpersoonlijke relaties
o Bevordering van welzijn
o Monitoring, begeleiding en behandeling van slachtoffers en daders
KENMERKEN VAN DE PROFESSIONELE RELATIE
• Professionele relatie = gevoelens en attitudes naar elkaar en hoe deze tot uiting worden
gebracht → succes van interventie hangt hier veel vanaf
• Drie componenten
o Overdrachtsrelatie: bepaald door vroege ervaringen buiten de interventie
▪ Ervaringen buiten interventie
▪ Vb. verhoor, land van herkomst is politie onbetrouwbaar, dus in België bij
verhoor heb ik ook wantrouwen
▪ Heeft invloed op professionele relatie
o Werkrelatie: band van wederzijds respect en engagement
▪ Moeilijk, vooral als er dwang is
o Reële relatie: basisgevoel met positieve of negatieve lading/valentie
8
DE CRIMINOLOGISCHE INTERVENTIE
HOOFDSTUK 1:WERKEN OP DE GRENS TUSSEN JUSTITIE EN HULPVERLENING
DE RELATIE TUSSEN JUSTITIE EN HULPVERLENING: FORENSISCH WELZIJNSWERK
• Relatie tussen welzijnswerk en strafrecht niet evident
o Doelstellingen zijn verschillend + manier van werken ook
• Regelgeving en samenwerkingsinitiatieven
o Om samenwerking tussen justitie en hulpverlening makkelijker te maken
o Eerste tekst reader
• Problemen met implementatie hulp- en dienstverlening
o In concrete gevallen is dit niet praktisch uitvoerbaar (de initiatieven) → druk is
hoog in hulp- en zorgverlening
o Vb. lange wachtlijsten, verwerking bij justitie gaat traag, problemen met
beroepsgeheim houdt beperkingen in
• Van controle naar recht op hulp
o Ondanks het spanningsveld is het onvermijdelijk dat de band tussen justitie en
hulpverlening wel heel nauw en goed moet blijven
o Iedereen heeft het recht om behandeld te worden → niet enkel sanctioneren,
ook hulpverlening bieden
HET SPANNINGSVELD TUSSEN JUSTITIE EN HULPVERLENING
Spanningsveld komt tot uiting door eigenschappen in justitie en hulpverlening
DOELSTELLINGEN VAN JUSTITIE EN HULPVERLENING
• Justitie
o Sociale vrede, rust en veiligheid
▪ In maatschappij bewegen volgens voorspelbare regels
▪ Evenwicht tussen macht in burgers onderling, overheid
▪ Niet bang zijn dat iemand iets afpakt van jou → gedrag van mensen in
goede banen leiden
▪ Is niet gericht op problemen of individuele noden
o Collectief belang primeert + onzekerheid minimaliseren
o Hulpmiddelen: politie, straftoemeting en strafuitvoering
▪ Controles, terug fluiten, opvolgen en uitvoeren
• Hulpverlening
o Welzijn mensen verhogen
o Hulpverlening ten dienste van cliënt
o Hulpverlening is vandaag ook een belangrijke kant van justitie → hier primeert
het individuele welzijn (ipv maatschappelijke welzijn in justitie)
1
, • Spanning
o Justitie = collectief welzijn
o Hulpverlening = individueel welzijn
o Welzijn bereiken = andere werkwijze (straffen vs. Sociaal integreren)
• Initiatieven op raakvlak tussen justitie en hulpverlening
o Persoonsgerichte aanpak komt steeds meer naar voor in justitie
▪ Daders, slachtoffers, omgeving,…
o Justitie wordt menselijker → hulpverlening voor nodig
o Vb. rehabilitatieprogramma’s → ‘goedmaking’ met het slachtoffer
+ kader uit ppt
HET STUREND MENSBEELD
• Samenwerking vereist gedeelde mensvisie
• Justitie
o Vrije wil
▪ We beslissen zelf wat we wel of niet doen
o Intentie
▪ Met bepaald doel voor ogen
o Actus reus en mens rea
▪ Als je kijkt naar vrije wil, wordt dat in juridische kader de actus reus
genoemd
▪ Met bepaalde intentie = mens rea
▪ Mensen die een misdrijf plegen hebben we beide nodig → vrije wil en
intentie
• Hulpverlening
o Evolutie vrije wil en intentie binnen de psychologie
o Mensbeeld binnen psychologie is door de tijd veranderd
▪ Vrije wil en intentie wordt anders bekeken in psychologie dan in justitie
▪ Psychoanalyse (Freud)
• Dominante stroming eind 19e eeuw
• Mens heeft geen vrije wil en geen intentie → alles gebeurd vanuit
het onbewuste
• Onbewuste verlangens sturen dit
• Vanuit deze insteek → hulpverlening en justitie een spanning
▪ Leerpsychologie
• Alles wat we kunnen meten en observeren → menselijk gedrag
• Intentie en vrije wil kunnen we niet meten en in kaart brengen →
is innerlijk, dus moeilijk te observeren
• Black box
• Ook spanning justitie en hulpverlening
▪ Humanistische psychologie
• Justitie en hulpverlening sluiten al iets meer aan
• Vrije wil en intentie wel bestudeerd
2
, • Motivatie is hier belangrijk → gedrag vanuit motivatie van iemand
• Doelen maximaal verwezenlijken → jezelf zo goed mogelijk
ontwikkelen en ontplooien
• Door wetten te maken → mensen inperken om zich te
ontwikkelen → justitie vormt een obstakel
▪ Cognitieve psychologie
• Eind jaren 70
• Paradigma vandaag
• Er is een raakvlak tussen justitie en hulpverlening
• Uitgangspunt: mensen zijn rationeel en handelen vrij, dus hebben
vrije wil en intentie
o Beslissingen maken kunnen fouten bevatten
o Die fouten aanpakken door hulpverlening
WAARDE GEBONDEN VERSUS WAARDENVRIJ
Justitie = niet waardenvrij Hulpverlening = waardenvrij
Prescriptief Descriptief
• Alles is voorgeschreven
Normerend Beschrijvend
• Beschrijven wat we zien, niet oordelen
• Diagnosticeren
Waardendebat neemt centrale plaats in Lange tijd geen onderzoek naar invloed
• Evolueert waarden
• Utopie om te zeggen dat hulpverlening
volledig waardenvrij is, want
hulpverlener zelf is ook persoon met
waarden
WIENS WAARHEID?
Justitie Hulpverlening
Gericht op waarheidsvinding Gericht op inzicht in ervaringen
• DE waarheid • Gericht op waarheid van cliënt
• Ruimte voor beleving, wat die
persoon ervaren heeft
Verzameling en bescherming van Cliënt op zijn woord geloven
feitenmateriaal
• Bewijsmateriaal
• Getuigen spreken, info verzamelen
Zorg betrokkene is secundair Objectieve waarheid is secundair
3
, • Spanningsveld
o Contaminatie van informatie
▪ Tijdens hulpverlening kan waarheid van feiten veranderen, door erover na
te denken → moeilijker voor jusititie
o Toelaatbare fouten: vals-positief vs vals-negatief
▪ Vals positief = grootste bekommernis binnen justitie
• Iemand wordt gestraft, terwijl die niet schuldig is
▪ Binnen hulpverlening vals-positief, meer aanvaardbaar
• Willen we liever, dat we iemand langer behandelen, dan te weinig
VRIJWILLIG VERSUS VERPLICHT
Justitie Hulpverlening
Afdwingbare maatregelen + controle Vrijwilligheid
• Vrijwilligheid staat onder druk • Iemand wil zelf van het probleem af
• Persoon doet een behandeling omdat en geholpen worden
het MOET • Intrinsieke motivatie
Externe dwang Interne motivatie + externe druk
• Niet dezelfde dwang als dwang van • Interne motivatie: persoon voelt
omgeving vanuit zichzelf dat gedragingen niet
• Motivatie is daardoor minder + kunnen
weerstand • Externe druk: druk vanuit omgeving
Aard, duur en intensiteit worden bepaald Controle over eigen interventie
• Geen zeggenschap over behandeling • Controle over eigen behandeling
• Je wil gedragsverandering bereiken, • Focus op W&N persoon en die in
maar vaak weerstand relatie met W&N in maatschappij
BEROEPSGEHEIM EN AMBTSGEHEIM
• Beroepsgeheim
o Privaat en algemeen belang
▪ Enkel en alleen bij die persoon
▪ Niet delen met collega’s
o Zwijgplicht geld niet absoluut (recht + plicht)
▪ Uitzonderingen → vb. misdrijf tav minderjarigen, levensgevaar
• Ambtsgeheim (discretieplicht)
o In functie van dienst of ambt
o Enkel tegenover derden die vreemd zijn aan het ambt
o Geen zwijgrecht t.a.v. justitie
o Niet juridisch geregeld
• Verwarring
o Dubbele rol: hulpverlenende rol + controle/toezicht
▪ Vb. justitie-assistent
o Samenwerking justitie en hulpverlening in concrete casus
▪ Soms moeilijk om te weten wanneer je discretieplicht hebt of niet
4
, • Initiatieven om informatiedeling makkelijker te maken
o Specifieke casussen gaan bespreken
o CO3
▪ Samenwerkingsakkoord, protocol om samenwerking rond IFG mogelijk te
maken → ketengerichte aanpak
HOOFDSTUK 2: DE POSITIE EN SPECIFICITEIT VAN DE CRIMINOLOOG
• Vragen aan studenten
o Wat typeert de criminoloog?
o Voor- en nadelen bij persoonsgerichte interventies?
▪ Voordeel: interdisciplinair
▪ Nadeel: in bepaalde casussen daardoor misschien te weinig diepgang
kennen
DE CRIMINOLOOG IN HET WERKVELD
• Waakhondfunctie
o Gezien als beroepsgroep die vanuit kantlijn kritiek gaat uitoefenen op
systeem/overheid
o Kritiek op hoe dingen anders of beter kunnen
▪ Ook oplossingen aandragen
o Waar loopt het wel goed? En wordt het uitgevoerd zoals het zou moeten?
• Positie op arbeidsmarkt goed verworden
o In verschillende organisaties, niet meer aan kantlijn
o Ingebed in het veld
o Complexe situatie, zitten in het veld waarop we kritisch moeten reflecteren
• Iedereen heeft rechten zowel dader als slachtoffer
5
,DE IDENTITEIT VAN DE CRIMINOLOOG
• Criminologie als…
o Discipline: interdisciplinair
▪ Vanuit verschillende invalshoeken kijken, veel perspectieven
▪ Sociologie, psychologie, recht = maakt ons uniek
▪ Ook perspectieven van dader, slachtoffer en samenleving
o Praktijk en onderzoek: trans disciplinair
▪ Altijd een brug hebben, contact tussen onderzoek, praktijk en beleid
▪ Brug vormen tussen verschillende standpunten + inmenging geven
▪ Onderzoek in praktijk
• Vb. detentiehuizen: praktijk + onderzoek + invloed beleid
o Hervorming: kritisch gehalte
▪ Bijdragen aan bepaalde hervormingen
▪ Harder wegen op hervormingen omdat we verschillende perspectieven in
vorm nemen
o Missie: bruggenbouwer
• Typeringen van de criminoloog (3 B’s)
o Bastaard
▪ Kernobject = mensen die zich buiten samenleving plaatsen, die normen
overtreden, iets wat onwenselijk is
▪ ‘Sociale plaag’ als studieobject
• Iedereen wil hier zoveel mogelijk vanaf, iets bestuderen wat we
willen uitroeien
▪ Ontwikkeling tot onafhankelijke wetenschap
▪ We hebben niet 1 focus → verschillende invalshoeken
o Buitenstaander
▪ Outsiders bestuderen
▪ Noch recht, noch psychologie, noch sociologie
▪ Vis noch vlees
o Bruggenbouwer
▪ Nuanceren
▪ Contextualiseren
• Succesvolle mislukking
o Succesvol
▪ Studenten en afgestudeerden → toename, interesse dus succesvolle
discipline
▪ Criminologisch relevante jobs
▪ Boeken, tijdschriften, congressen
o Mislukking
▪ Impact op politiek en beleid → redelijk weinig, weinig geluisterd naar
criminologen
▪ Slechts een van de vele argumenten → nemen geen rechtlijnige
standpunten in (stem minder gehoord in debat)
o Sociale verantwoordelijkheid van de criminoloog
6
,PERSOONSGERICHTE CRIMINOLOGISCHE INTERVENTIES
• 5 aspecten van persoonsgerichte interventies
o Doel van de interventie
o Theorie als onderbouw voor de interventie
o Methodes om doelen te bereiken
o Setting waarbinnen interventie plaatsvindt
o Kenmerken van de professionele relatie
DOEL
• Probleem oplossen
• Aard van het probleem = gedrag
o Specifiek type gedrag
▪ Gedrag dat onwenselijk en grensoverschrijdend is = probleem
▪ Verstoringen van intermenselijke verhoudingen
o Conflict tussen verschillende partijen
▪ Rekening houden met elk van de partijen → dader, slachtoffer en OM
• Oplossing = discrepantie tussen huidige en gewenste toestand wegwerken
• Veelheid aan potentieel tegenstrijdige interpretaties, belangen en doelstellingen
• Interventie kan op verschillende momenten ingeroepen worden
THEORIE
• Alle opvattingen over hoe probleem ontstaan is = totstandkoming van het probleem
• Aanpak van het probleem
• Criminologie = geïntegreerd inter- en multidisciplinair perspectief
o Vaak geen specifieke theorie voor de concrete probleemsituatie
▪ Vb. psychologisch, sociologisch perspectief, juridisch
▪ Er is niet 1 verklaring
o In andere gevallen: waaier van theorieën om uit te kiezen
▪ Welke behandeloptie kies je? Wie beslist dit?
o ! Belang van academische fundering
▪ Met theorieën werken die academisch onderbouwd zijn →
criminologische theorieën
▪ Gebruik maken van recente inzichten
7
, METHODES
• Manieren om doel te bereiken (= oplossen van het probleem)
• Diagnostische activiteit = inwinnen van informatie over probleem
o Vb. verhoor, slachtoffer, testen,…
• Gedragsbeïnvloedende activiteit = van huidige naar gewenste situatie
o Opportuniteiten tot leren
o Stimuleren
▪ Hoop op verbetering en gevoel van beheersing
o Reduceren van negatieve emoties
o ! Tijdstip: primair, secundair of tertiair
▪ Primair: nog voor zich een probleem heeft gesteld (preventie)
▪ Secundair: er zijn al problemen, vermijden verdere escalatie
(straathoekwerk, hobby, early intervention programs)
▪ Tertiair: er is al een slachtoffer (nazorg, behandelingen)
o ! Focus: persoon of structurele context
o ! Aard van de interventie: defensief (beperkend) vs. offensief (verruimend)
▪ Beperkend: zaken afleren, regels opleggen
▪ Verruimend: talenten zoeken, nieuwe hobby’s proberen
• Interventies gebeuren door criminologen zelf, maar ook door andere specialisten
• Kennisbrug tussen recht en andere disciplines → case manager en counselor
SETTING
• Organisatie waarbinnen de interventie plaatsvindt
o Vb. justitie, hulpverlening,…
• De plaats en rol van de organisatie binnen de maatschappij: brug justitie & hulpverlening
• De fysieke ruimte waar de interventie plaatsvindt
• Criminoloog als onmisbare partner
o Behoud of herstel van interpersoonlijke relaties
o Bevordering van welzijn
o Monitoring, begeleiding en behandeling van slachtoffers en daders
KENMERKEN VAN DE PROFESSIONELE RELATIE
• Professionele relatie = gevoelens en attitudes naar elkaar en hoe deze tot uiting worden
gebracht → succes van interventie hangt hier veel vanaf
• Drie componenten
o Overdrachtsrelatie: bepaald door vroege ervaringen buiten de interventie
▪ Ervaringen buiten interventie
▪ Vb. verhoor, land van herkomst is politie onbetrouwbaar, dus in België bij
verhoor heb ik ook wantrouwen
▪ Heeft invloed op professionele relatie
o Werkrelatie: band van wederzijds respect en engagement
▪ Moeilijk, vooral als er dwang is
o Reële relatie: basisgevoel met positieve of negatieve lading/valentie
8