Disinhibitie, boldness en meanness – Hoorcollege 8 en 9................................................................................1
De verschillende componenten van psychopathie...............................................................................................2
Crimineel gedrag en psychopathie – Hoorcollege 8 en 9.................................................................................3
De PCL-R en psychopathie....................................................................................................................................3
Veranderingen......................................................................................................................................................4
De respons-modulatie hypothese – Hoorcollege 8 en 9..................................................................................5
Etiologie: hoe ontstaat psychopathie?.................................................................................................................5
Evaluatie van het RMH-model.........................................................................................................................5
Hoorcollege 8 en 9 – Aantekeningen.............................................................................................................. 6
Pedofilie in de DSM-IV – Hoorcollege 10....................................................................................................... 13
Parafilie in de DSM-5– Hoorcollege 10.......................................................................................................... 14
Forensische seksuologie – Hoorcollege 10.................................................................................................... 15
Seksuele delicten................................................................................................................................................17
Violence Risk Appraisal Guide – Hoorcollege 11............................................................................................19
Risicotaxatie – Hoorcollege 11...................................................................................................................... 19
Disinhibitie, boldness en meanness – Hoorcollege 8 en 9
- Psychopathie: een pathologisch syndroom met een prominente deviatie in het
gedrag + onderscheidende emotionele en interpersoonlijke karaktereigenschappen
o Dit is anders dan externaliserende problematiek, omdat er bij psychopathie
sprake is van een tekort aan emotionele reactiviteit (i.p.v. een toename)
- Om psychopathie beter te kunnen onderzoeken (in de ontwikkeling vanaf de
kindertijd), wordt het opgedeeld in 3 delen: disinhibitie, boldness + meanness
o Het disinhibitie deel werd vroeger ook al gebruikt als omschrijving van
psychopathie: explosief, impulsief, roekeloos, onverantwoordelijk, suïcidaal
gedrag, verslaving, externaliserende problemen + extreem gewelddadig
Dit alleen wordt nu niet meer gezien als een vorm van psychopathie
o Ander deel van de traditionele definitie: charmant, dominant, aandacht
zoeken, overredingskracht, vlakke emoties en enorme zelfverzekerdheid
Dit gaat gekoppeld met manipulatie + weinig moraliteit en loyaliteit
Dit was een centraal onderdeel van de psychopathie van Cleckley
e
o 3 deel van de traditionele definitie: brutaliteit, emotionele kilheid en het
harteloos uitbuiten van anderen -> effectief maar enorm egocentrisch
- Cleckley’s The Mask of Sanity (1976): psychopathie is een hevige onderliggende
pathologie die wordt verborgen onder een schijn van mentale gezondheid (masker)
, o Hij ontwikkelde daarom 16 criteria om psychopaten te kunnen onderscheiden
Deze 16 criteria vallen in 3 gebieden: indicaties voor positieve
aanpassing, gedragsdeviatie en emotionele ongevoeligheid (apathie)
o Hier vielen niet alleen de psychopaten onder die crimineel actief waren, maar
ook de ‘succesvolle psychopaten’ die goede carrières na kunnen streven
Criminele psychopaten bevatten ook eigenschappen zoals emotionele
kilheid, sociale isolatie, gevaarlijkheid, wreedheid en gewelddadigheid
Dit zijn volgens McCord & McCord wel kerneigenschappen van
psychopathie die komen door een tekort aan sociale connectie
o Robins noemde dit ook in haar werk -> dit werd de
voorloper voor de antisociale persoonlijkheidsstoornis
- Dus: Cleckley focuste vooral op disinhibitie (bij psychiatrische patiënten zonder
crimineel verleden), andere onderzoekers haalden hier boldness en meanness bij
- Tegenwoordig wordt vooral de Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R) van Hare
gebruikt bij het diagnosticeren van psychopathie bij volwassen criminelen
o Hierin werd vooral gefocust op de gedragsdeviatie-criteria van Cleckley
o Er zijn 3 factoren die in deze vragenlijst worden getoetst: interpersoonlijke en
affectieve problemen + antisociaal deviatiegedrag (vooral impulsiviteit)
Deze hangen weer samen met narcisme, het gebruik van (proactieve)
agressie, minder empathie, minder angst, minder fysiologische
reacties, impulsiviteit en de antisociale persoonlijkheidsstoornis
- De PCL-R is niet heel nuttig bij het meten van psychopathie in niet-criminele groepen
mensen -> daarvoor is zelfrapportage beter (maar: vooral focus op gedragsdeviatie)
o Een meer volledige vragenlijst is de Psychopathic Personality Inventory (PPI)
Hieruit kwamen 3 factoren van psychopathie, die een lage correlatie
hebben onderling: onbevreesde dominantie, impulsieve antisocialiteit
en koudbloedigheid (extreem weinig empathie en inlevingsvermogen)
Onbevreesde dominantie (PPI-I): lage agreeableness, lage
neuroticisme, hoge extraversie en hoge openheid (FFM)
Impulsieve antisocialiteit (PPI-II): hoge neuroticisme, lage
agreeableness en lage conscientiousness -> agressiviteit
Koudbloedigheid: lage neuroticisme, lage extraversie, lage
agreeableness en lage openheid -> heel onverschillig
- Ook bij kinderen en pubers wordt meer gefocust op gedragsdeviatie dan op de
affectieve/interpersoonlijke problemen -> Antisocial Process Screening Device (APSD)
o Hieruit volgden weer 2 factoren: de Impulsieve/gedragsproblemen (I/CP)
factor en de Callous-Unemotional (CU) factor: ongevoelig + emotioneel vlak
Hoog op beide factoren: goede indicatie voor psychopathologie:
impulsief antisociaal gedrag + ongevoeligheid voor straf, angst en de
gevoelens van andere mensen -> veel proactieve + reactieve agressie
o Andere test voor kinderen: de Child Psychopathy Scale (lijkt op de PCL-R)
- Er wordt ook steeds meer onderzoek gedaan naar psychopathie bij niet-delinquente
jongeren: dit gebeurt grotendeels met de Youth Psychopathic Traits Inventory (YPI)
De verschillende componenten van psychopathie
- Alle besproken tests voor psychopathie komen uit op 3 factoren van psychopathie
, o Disinhibitie: impulsieve problemen + onmiddellijke behoeftebevrediging,
onverantwoordelijkheid, ongeduldigheid, agressie en onbetrouwbaarheid
Deze factor komt uit de PCL-R (antisociale gedragsdeviatie), de PPI
(impulsieve antisocialiteit) + de APSD (impulsieve/gedragsproblemen)
Vroeger werd dit gezien als het enige aspect van psychopathie, maar
er is juist meer angst + internaliserende problemen -> dit klopt niet
o Boldness: kalm en gefocust kunnen blijven in situaties met druk of dreiging +
een vermogen om snel te kunnen herstellen van stress + tolerantie voor angst
Deze factor komt uit de onbevreesde dominantie van de PPI en is 1
mogelijke vorm waarop fearlessness naar boven komt in het gedrag
Ook werd deze factor al genoemd in de beschrijvingen van Cleckley
Dit is dus een vriendelijkere manier van het uiten van fearlessness
o Meanness: dit is de andere mogelijke vorm waarop fearlessness naar boven
kan komen in het gedrag -> tekort aan empathie, geen behoefte aan hechte
relaties met anderen, sensatie zoeken, manipulatie en macht door wreedheid
Deze factor komt uit de koudbloedigheid van de PPI (bevrediging
wordt verkregen ten koste van anderen), het affectieve (gebrek aan
liefde en schuld) en het interpersoonlijke deel van de PCL-R + het
Callous-Unemotional deel van de APSD -> dit is anders dan disinhibitie
Dit wordt vaak ook gekenmerkt door instrumentele agressie
Dit is dus een vijandigere manier van het uiten van fearlessness
- Er zijn risicofactoren in de ontwikkeling -> leiden tot psychopathie:
o Risicofactoren voor disinhibitie en meanness: een moeilijk
temperament (veel negatieve emoties) -> onveilige
hechting -> dwangmatige sociale interacties
o Risicofactoren voor boldness en meanness: lage
gevoeligheid voor angst (CU) -> als de ouders hier goed en
veilig mee omgaan wordt het boldness, anders meanness
Crimineel gedrag en psychopathie – Hoorcollege 8 en 9
- De PCL-R (Psychopathy Checklist-Revised) is de meest gebruikte test voor het meten
van psychopathische trekken -> wordt enorm vaak gebruikt bij het maken van
voorspellingen over geweld en de kansen op crimineel recidive -> veel kennis
o Maar: is antisociaal gedrag wel een centraal onderdeel van psychopathie?
In de PCL-R wordt veel meer gefocust op antisociale gedragsdeviatie
dan op affectieve en interpersoonlijke problemen bij psychopathie
- Dit artikel stelt dat ondanks de enorme effectiviteit van de PCL-R, het onderzoek naar
psychopathie niet stil moet staan -> de PCL-R is niet hetzelfde als psychopathie zelf!
De PCL-R en psychopathie
- Uit de 20 items van de PCL-R komen 2 factoren: de interpersoonlijke + affectieve kern
van psychopathie (gevoelloos, hard, egoïstisch) en het sociaal ongewenste gedrag
o 3-factor theorie: interpersoonlijke (1), affectieve (2) en levensstijl (3) factor
De 4-factor theorie heeft hier de antisociale factor (4) aan toegevoegd