Atoombouw
Ionaire bindingen
Covalente bindingen
VSEPR
ATOOMBOUW
1. Zijn de volgende reeksen van kwantumgetallen n, l, ml en ms geldig? Bespreek
a. 3, 3, 0, -1/2
b. 4, 3, 2, -1/2
c. 3, 1, 2, +1/2
2. Hoeveel elektronen heeft men maximaal in
a. 6 dxy orbitaal
b. 4 f orbitalen
c. 7 py orbitaal
3. De expliciete uitdrukking voor een functie van een H-atoomorbitaal is:
3
𝑅3,1(𝑟) = 1 2𝑍 2 𝑍𝑟 𝑍𝑟
−3 𝑎0
( ) 𝑟 (6 − ) 𝑒
81 ∙ 𝑎0 𝑎0
√3
a) Wat is de betekenis van volgende symbolen: r, Z, R
b) Over welk orbitaal gaat het?
c) Bij welke waarde van r vertoont deze functie een knooppunt?
d) Schets het verloop van deze functie 𝑅3,1(𝑟) en de probabiliteitsdichtheid R²
, 4. Schrijf de volledige elektronenconfiguratie voor Au3+, bepaal hiervoor tevens Z* voor het
valentie-elektron. Hoeveel ongepaarde elektronen zijn er? Hoeveel elektronen zijn er
aanwezig met het kwantumgetal l = 0?