Praktisch pedagogiek: de pedagoog in het werkveld
Wat is jouw bijdragen als pedagoog?
- Opvoedvragen (alle daagse vragen)
- Opvoedingsspanningen (wanneer een opvoedvraag onvoldoende beantwoord wordt
en resulteert tot spanning)
- Opvoedingsproblemen (structureel, langdurig, negatieve patroon)
Verschillende werkvelden
• Opvoedingsondersteuning
(kinderopvang en onderwijs)
- Lokaal en preventief
- Doel versterken primaire proces door middel van: vergroten kennis en competenties,
signaleren, verminderen draaglast en empoweren (opvoedvragen worden hier
behandeld)
• Buurtpedagoog
(jeugdhulp bij opgroeien en opvoeden en jeugd GGZ)
- Opvoedondersteuning in de wijk, dichtbij mensen doormiddel
van een wijkteam, buurthuis, coaches ect.
- Doel laagdrempelige ondersteuning
- Contextuele benadering
• Jeugdbescherming
(jeugdcriminaliteit, chronisch zieke kinderen en verstandelijke beperking)
- Gedwongen hulp ter bescherming van het kinderen
- Juridische kinderbeschermingsmaatregelen: onder toezicht of voogdijmaatregel
- Doel is de veiligheid van het kind, ondersteuning ouders en voorkomen
uithuisplaatsing
Juridische context
Relevante wetgeving
- Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO;2015), Nieuwe jeugdwet (2015),
Participatiewet (2003) en wetswijzigingen i.v.m. Passend Onderwijs (2014)
- Bedoeling: gemeente verantwoordelijk voor jeugdzorg beroep op zelfredzaamheid,
maatwerk en (arbeids)participatie
, Vier niveaus van pedagogisch denken
(Telling, 2017)
1. Praktijkniveau: alledaags en impliciet (zonder erbij na te denken: hoe is het?)
Handelen: aansluiten bij praktijk
2. Praktijktheoretisch niveau: professioneel en expliciet (het beleid volgen en emoties)
Handelen: methodisch handelen en evalueren
3. Object-theorieniveau: wetenschappelijk onderzoek (wat is effectief?)
Handelen: betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek
4. Metatheoretisch niveau: opleidingsfilosofie/ pedagogische stromingen
Handelen: goede argumenten en redenaties
Methodisch werken in sociaal domein: handelen en evalueren
Kenmerkende aspecten: doelgericht, systematisch, situationeel, relationeel, gericht op
zelfstandigheid, moreel, tastend
Plancyclus (voorbeeld methodisch handelen)
1. Observeren: wat gebeurt er? (Wat zie je gebeuren?)
2. Diagnosticeren: wat zijn de problemen? (Wat is deel van het probleem?)
3. Plannen (handelingsplan): (welke verandering wil ik zien?)
- Handelingsdoelen formuleren (SMART)
- Belemmerende en bevorderende factoren
- Plan van evaluatie en werkplan
4. Uitvoering: voer plan uit, in overleg met betrokkenen (hoe geef je goede
begeleiding?)
5. Evaluatie: evalueer korte en lange termijn (hoe waarborg je goede verandering?)