E-modules DI
Slikken, slokdarm en gerelateerde problemen:
Bij paarden is het palatum molle lang en hangt het naar beneden op de basis van de tong
voor de epiglottis. Hierdoor kan alleen lucht door de neus stromen en kunnen paarden dus
alleen via hun neus ademen.
Slikken:
- Orale fase: kauwen en mengen met speeksel
- Faryngale fase: de palatopharyngeale doorgang beweegt naar elkaar toe en het zachte
palatum wordt omhoog getrokken zodat het voedsel niet in de nasopharynx komt. De basis
van de tong blijft tegen het palatum aanzitten, zodat het voedsel niet terug de mondholte
ingaat. Door de stembanden en beweging van de larynx omhoog en naar voor (zodat de tong
het bedekt), wordt voorkomen dat het voedsel de trachea ingaat. Hierdoor opent de upper
esophageal sphincter (UES). De UES ontspant zodat het voedsel er door heen kan en de
spieren contraheren daarna om het voedsel de pharynx in te duwen. Met verdere contractie
van de spieren, ontstaat er een peristaltiek zodat het voedsel de oesophagus ingaat.
- Oesofagiale fase: UES trekt samen zodat eten niet meer terug kan. In de wand van de
oesophagus begint de peristaltiek. Als er nog restjes in de oesophagus aanwezig zijn, zal er
nog een peristaltische beweging komen.
Spieren die betrokken zijn bij de orale fase:
- M. mylohyoideus: beweegt tong omhoog
- M. styloglossus: heeft 3 delen, een kleine, rostrale en lange, trekken de tong naar achter
- M. hyoglossus: trekt de tong terug en naar beneden
, Keelsnoerders contraheren een voor een zodat het voedsel de oesophagus in
getransporteerd worden. Zie e-module voor de namen en locaties.
Slokdarm:
Slokdarm heeft een cervicaal, thoracaal en een abdominaal gedeelte. Bij dieren speelt
zwaartekracht minder mee en daarom is de peristaltiek heel belangrijk. De oesophagus heeft
een upper en een lower esophageal sphincter, wat ervoor zorgt dat eten niet de andere kant
op kan gaan. Het zorgt er ook voor dat er geen lucht je buik in kan.
Slikken, slokdarm en gerelateerde problemen:
Bij paarden is het palatum molle lang en hangt het naar beneden op de basis van de tong
voor de epiglottis. Hierdoor kan alleen lucht door de neus stromen en kunnen paarden dus
alleen via hun neus ademen.
Slikken:
- Orale fase: kauwen en mengen met speeksel
- Faryngale fase: de palatopharyngeale doorgang beweegt naar elkaar toe en het zachte
palatum wordt omhoog getrokken zodat het voedsel niet in de nasopharynx komt. De basis
van de tong blijft tegen het palatum aanzitten, zodat het voedsel niet terug de mondholte
ingaat. Door de stembanden en beweging van de larynx omhoog en naar voor (zodat de tong
het bedekt), wordt voorkomen dat het voedsel de trachea ingaat. Hierdoor opent de upper
esophageal sphincter (UES). De UES ontspant zodat het voedsel er door heen kan en de
spieren contraheren daarna om het voedsel de pharynx in te duwen. Met verdere contractie
van de spieren, ontstaat er een peristaltiek zodat het voedsel de oesophagus ingaat.
- Oesofagiale fase: UES trekt samen zodat eten niet meer terug kan. In de wand van de
oesophagus begint de peristaltiek. Als er nog restjes in de oesophagus aanwezig zijn, zal er
nog een peristaltische beweging komen.
Spieren die betrokken zijn bij de orale fase:
- M. mylohyoideus: beweegt tong omhoog
- M. styloglossus: heeft 3 delen, een kleine, rostrale en lange, trekken de tong naar achter
- M. hyoglossus: trekt de tong terug en naar beneden
, Keelsnoerders contraheren een voor een zodat het voedsel de oesophagus in
getransporteerd worden. Zie e-module voor de namen en locaties.
Slokdarm:
Slokdarm heeft een cervicaal, thoracaal en een abdominaal gedeelte. Bij dieren speelt
zwaartekracht minder mee en daarom is de peristaltiek heel belangrijk. De oesophagus heeft
een upper en een lower esophageal sphincter, wat ervoor zorgt dat eten niet de andere kant
op kan gaan. Het zorgt er ook voor dat er geen lucht je buik in kan.