Corpus linguae langste gedeelte van de tong die ook te zien is aan de
buitenkant (11)
Frenulum “tongriem”, riem waarmee het corpus vast hangt in de
bek (9)
Radix linguae “tongwortel”, achterekant van de tong dat vast zit in de
mondholte (12)
Apex linguae Top van de tong (10)
Papillae fungiformes “paddenstoelvormige papillen”
(15)
Papillae filiformes “draadvormige papillen”
Papillae circum vallatae “omwalde papillen”
(14)
Septum Wand in het midden van de tong ➔ °2 helften ➔
krullen (groot maken van de tong) bij katten en honden
(13)
Torus linguales (rund) toren / heuvel in van de tong
Fossa linguales (rund) door de heuvel ontstaat er ook een put ➔
ontstekingen (ideaal voor bacteriën)
Diastema Ruimte zonder tanden
Ostium intrapharyngeum Ruimte in de keel
Plica palatopharyngea Plooi (langst beide kanten) die het ostium maken
2 = septum 3 = papillae 5 = epiglottis 7 = radix 8 = papillae 9 = torus linguae
filiformes circum vallatae
10 = fossa 11 = papillae
linguae fungiformes
1
,A = canine
B = feline
C = porchine
D = bovine
E = equine circum valatea
fungiformes
2
,Glandula parotis Speekselklier tussen de oorbasis en de hals / keelgang
Bij alle dieren aanwezig (licht geel)
Glandula mandibularis Speekselklier aan de achterrand onderkaak en wordt
grotendeels bedekt door de glandula parotis
Bij alle dieren aanwezig (donker geel/ oranje)
Glandula sublingualis Langwerpige platte kliermassa aan de zijkant van de
tong en bestaat uit twee klieren:
Glandula sublingualis monostamic Één klierpakket met één afvoergang (ductus
sublingualis major) welke samen met afvoer
mandibularis via hongertepeltjes in mondholte
uitmondt (bruin)
Niet bij het paard
Glandula sublingualis polystamic Meerde klierkwabjes met elk een afzonderlijke afvoer
die in recessus sublingualis lateralis in mondholte
uitmondt (bordeaux)
Hongertepeltjes Als je honger hebt maken deze speeksel aan (bij het
denken aan eten)
Mandibularis en glandula sublingualis monostamic
Liggen aan beide kanten van de tongriem
9 = parotis 10=mandibularis 3 = monostamic 4 = polystamic
3
, 9 9
10
10
9
9 10
10
! klinisch ! : de zone rond de glandula parotis is een klinische zone, deze is namelijk omringd met verschillende
belangrijke zenuwen. Wanneer de parotis ontsteekt kan er dus verlamming optreden van één helft van het
gezicht. Gevaarlijk tijdens het eventueel opereren.
4
, RK LK
Pars cardia(ca) Overgang van de oesophagus naar de maag (7)
Cardiasfincter Redelijk sterke sfincter in de pars cardia (sluitspier) (9)
Fundus De koepel van de maag (10)
Corpus Grootste stuk van de maag (13)
Pars pylorica Overgang maag naar dunne darm (15)
Antrum pylorica Wijd deel in de pars pylorica (16)
canalis pyloricus Nauw deel van de pars pylorica (17)
Pylorus sfincter Sluitspier aan de overgang van maag naar de dunne
darm (18)
Curvatura minor Grote kromming dorsaal gericht (4)
Curvatura major Kleine kromming ventraal gericht (5)
Incisura angularis Inkeping van de darm, ontstaan denkbeeldige scheiding
tussen pylorus en corpus (6)
margo plicatus scherpe rand die de overgang naar de pylorus
veroorzaakt
Sacus secus Groot stuk fundus zonder klieren
Proventriculus Voormaag (rund, varken) geen klieren aanwezig
Rood = heel veel klieren Geel = geen maagklieren
Paars / blauw = pylorus klieren
1 = oesophagus 2 = pars cardia 3 = fundus 4 = margo 5 = corpus 6 = pylorus
plicatus
7 = pars pylorica
5
, ! klinisch ! : het paard heeft een zeer sterke cardiasfincter waardoor het paard onmogelijk kan braken of boeren. Dit
zorgt ervoor dat de maaginhoud niet weg kan. Zo kan er een maagruptuur ontstaan met fatale peritonitis als gevolg.
Op te lossen door het plaatsen van neus-slokdarmsonde (essentieel bij iedere diagnose en behandeling van koliek)
6
buitenkant (11)
Frenulum “tongriem”, riem waarmee het corpus vast hangt in de
bek (9)
Radix linguae “tongwortel”, achterekant van de tong dat vast zit in de
mondholte (12)
Apex linguae Top van de tong (10)
Papillae fungiformes “paddenstoelvormige papillen”
(15)
Papillae filiformes “draadvormige papillen”
Papillae circum vallatae “omwalde papillen”
(14)
Septum Wand in het midden van de tong ➔ °2 helften ➔
krullen (groot maken van de tong) bij katten en honden
(13)
Torus linguales (rund) toren / heuvel in van de tong
Fossa linguales (rund) door de heuvel ontstaat er ook een put ➔
ontstekingen (ideaal voor bacteriën)
Diastema Ruimte zonder tanden
Ostium intrapharyngeum Ruimte in de keel
Plica palatopharyngea Plooi (langst beide kanten) die het ostium maken
2 = septum 3 = papillae 5 = epiglottis 7 = radix 8 = papillae 9 = torus linguae
filiformes circum vallatae
10 = fossa 11 = papillae
linguae fungiformes
1
,A = canine
B = feline
C = porchine
D = bovine
E = equine circum valatea
fungiformes
2
,Glandula parotis Speekselklier tussen de oorbasis en de hals / keelgang
Bij alle dieren aanwezig (licht geel)
Glandula mandibularis Speekselklier aan de achterrand onderkaak en wordt
grotendeels bedekt door de glandula parotis
Bij alle dieren aanwezig (donker geel/ oranje)
Glandula sublingualis Langwerpige platte kliermassa aan de zijkant van de
tong en bestaat uit twee klieren:
Glandula sublingualis monostamic Één klierpakket met één afvoergang (ductus
sublingualis major) welke samen met afvoer
mandibularis via hongertepeltjes in mondholte
uitmondt (bruin)
Niet bij het paard
Glandula sublingualis polystamic Meerde klierkwabjes met elk een afzonderlijke afvoer
die in recessus sublingualis lateralis in mondholte
uitmondt (bordeaux)
Hongertepeltjes Als je honger hebt maken deze speeksel aan (bij het
denken aan eten)
Mandibularis en glandula sublingualis monostamic
Liggen aan beide kanten van de tongriem
9 = parotis 10=mandibularis 3 = monostamic 4 = polystamic
3
, 9 9
10
10
9
9 10
10
! klinisch ! : de zone rond de glandula parotis is een klinische zone, deze is namelijk omringd met verschillende
belangrijke zenuwen. Wanneer de parotis ontsteekt kan er dus verlamming optreden van één helft van het
gezicht. Gevaarlijk tijdens het eventueel opereren.
4
, RK LK
Pars cardia(ca) Overgang van de oesophagus naar de maag (7)
Cardiasfincter Redelijk sterke sfincter in de pars cardia (sluitspier) (9)
Fundus De koepel van de maag (10)
Corpus Grootste stuk van de maag (13)
Pars pylorica Overgang maag naar dunne darm (15)
Antrum pylorica Wijd deel in de pars pylorica (16)
canalis pyloricus Nauw deel van de pars pylorica (17)
Pylorus sfincter Sluitspier aan de overgang van maag naar de dunne
darm (18)
Curvatura minor Grote kromming dorsaal gericht (4)
Curvatura major Kleine kromming ventraal gericht (5)
Incisura angularis Inkeping van de darm, ontstaan denkbeeldige scheiding
tussen pylorus en corpus (6)
margo plicatus scherpe rand die de overgang naar de pylorus
veroorzaakt
Sacus secus Groot stuk fundus zonder klieren
Proventriculus Voormaag (rund, varken) geen klieren aanwezig
Rood = heel veel klieren Geel = geen maagklieren
Paars / blauw = pylorus klieren
1 = oesophagus 2 = pars cardia 3 = fundus 4 = margo 5 = corpus 6 = pylorus
plicatus
7 = pars pylorica
5
, ! klinisch ! : het paard heeft een zeer sterke cardiasfincter waardoor het paard onmogelijk kan braken of boeren. Dit
zorgt ervoor dat de maaginhoud niet weg kan. Zo kan er een maagruptuur ontstaan met fatale peritonitis als gevolg.
Op te lossen door het plaatsen van neus-slokdarmsonde (essentieel bij iedere diagnose en behandeling van koliek)
6
