Natuurkunde samenvatting:
Paragraaf 1:
Krachten kunnen de beweging van een voorwerp veranderen en ook de vorm:
- Elastisch krijgt de oude vorm weer terug
- Plastisch krijgt de oude vorm niet meer terug
Elastisch = rekbaar
Plastisch = boetseerwerk
Het symbool van kracht = F
- Spierkracht (Fspier) ontstaat doordat de spieren in je lichaam zich samentrekken
- Veerkracht (Fv) ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt
- Spankracht (Fspan) ontstaat als er aan een touw of kabel wordt getrokken
- Kleefkracht (Fkleef) ontstaat als 2 voorwerpen aan elkaar plakken
- Zwaartekracht (Fz) is de kracht waarmee de aarde trekt aan alles om de aarde heen
- Magnetische kracht heb je als je 2 magneten bij elkaar houdt
- Luchtwrijving is de tegenwerking van de lucht
- Rolwrijving is de wrijvingskracht van de banden onder het wegdek
- Luchtwrijving en Rolwrijving = wrijvingskracht (Fw)
Krachten kun je meten met een krachtenmeter, daar zit een spiraalveer in. Hoe groter de
kracht waarmee aan de krachtenmeter wordt getrokken, des te veder rekt de veer uit. Op
een krachtenmeter staat een schaalverdeling in Newton (N) worden alle krachten in
gemeten. Zwaartekracht = massa x 9,81 Fz = m x g.
F
m x g
Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. Een grootheid met deze
eigenschappen = vector. Een vector teken je als pijl:
- De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan
- De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan
- Het beginpunt van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan (waar de
kracht begin)
, Paragraaf 2:
Als de veerkracht even groot is als de zwaartekracht = evenwicht
Als de kracht (F) …x zo groot wordt, wordt de uitrekking (u) ook …x zo groot
Recht evenredig = als de meetresultaten in de grafiek een rechte lijn door de oorsprong is
Veerconstante (C) = N/cm
Kracht (F) = N
Uitrekking (u) = cm
F
C x u
Als krachten evenwicht maken, heffen ze elkaar op het lijkt dan alsof er helemaal geen
krachten op het voorwerp werken. Je zegt in dat geval dat de resultante Fres op het
voorwerp 0 N is. De resultante is de optelsom van alle krachten samen. De resultante wordt
ook wel de resulterende kracht, nettokracht of somkracht genoemd. Als de krachten langs
dezelfde lijn liggen, kun je de resultante berekenen door de krachten bij elkaar op te tellen.
Daarbij tel je krachten in de ene richting mee als positieve getallen en krachten in de
tegenovergestelde richting als negatieve getallen. Welke je positief pakt mag je zelf weten.
Als 2 krachten in verschillende richtingen werken, mag je ze niet bij elkaar optellen. Je kunt
de resultante vinden met de parallelogrammethode of de kop staart methode.
Paragraaf 1:
Krachten kunnen de beweging van een voorwerp veranderen en ook de vorm:
- Elastisch krijgt de oude vorm weer terug
- Plastisch krijgt de oude vorm niet meer terug
Elastisch = rekbaar
Plastisch = boetseerwerk
Het symbool van kracht = F
- Spierkracht (Fspier) ontstaat doordat de spieren in je lichaam zich samentrekken
- Veerkracht (Fv) ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt
- Spankracht (Fspan) ontstaat als er aan een touw of kabel wordt getrokken
- Kleefkracht (Fkleef) ontstaat als 2 voorwerpen aan elkaar plakken
- Zwaartekracht (Fz) is de kracht waarmee de aarde trekt aan alles om de aarde heen
- Magnetische kracht heb je als je 2 magneten bij elkaar houdt
- Luchtwrijving is de tegenwerking van de lucht
- Rolwrijving is de wrijvingskracht van de banden onder het wegdek
- Luchtwrijving en Rolwrijving = wrijvingskracht (Fw)
Krachten kun je meten met een krachtenmeter, daar zit een spiraalveer in. Hoe groter de
kracht waarmee aan de krachtenmeter wordt getrokken, des te veder rekt de veer uit. Op
een krachtenmeter staat een schaalverdeling in Newton (N) worden alle krachten in
gemeten. Zwaartekracht = massa x 9,81 Fz = m x g.
F
m x g
Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. Een grootheid met deze
eigenschappen = vector. Een vector teken je als pijl:
- De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan
- De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan
- Het beginpunt van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan (waar de
kracht begin)
, Paragraaf 2:
Als de veerkracht even groot is als de zwaartekracht = evenwicht
Als de kracht (F) …x zo groot wordt, wordt de uitrekking (u) ook …x zo groot
Recht evenredig = als de meetresultaten in de grafiek een rechte lijn door de oorsprong is
Veerconstante (C) = N/cm
Kracht (F) = N
Uitrekking (u) = cm
F
C x u
Als krachten evenwicht maken, heffen ze elkaar op het lijkt dan alsof er helemaal geen
krachten op het voorwerp werken. Je zegt in dat geval dat de resultante Fres op het
voorwerp 0 N is. De resultante is de optelsom van alle krachten samen. De resultante wordt
ook wel de resulterende kracht, nettokracht of somkracht genoemd. Als de krachten langs
dezelfde lijn liggen, kun je de resultante berekenen door de krachten bij elkaar op te tellen.
Daarbij tel je krachten in de ene richting mee als positieve getallen en krachten in de
tegenovergestelde richting als negatieve getallen. Welke je positief pakt mag je zelf weten.
Als 2 krachten in verschillende richtingen werken, mag je ze niet bij elkaar optellen. Je kunt
de resultante vinden met de parallelogrammethode of de kop staart methode.