Samenvatting verbindend werken 1

Verbindend werken – Examenvragen


Armoedeweb en de sociale kaart
1. Geef de levensdomeinen van het armoedeweb + geef invulling
aan volgende levensdomeinen + de verbonden instellingen van de
sociale kaart.
1. Onderwijs
2. Vrije tijd
3. Huisvesting
4. Gezondheid
5. Inkomen
6. Hulpverlening
7. Justitie
8. Sociale contacten
9. Gezin
10.Arbeid & tewerkstelling



2. Je bent maatschappelijk werker bij een sociale organisatie en je
krijgt een cliënt met een vraag die betrekking heeft op het
levensdomein…
 CASUS KUNNEN OPLOSSEN
 Welke andere levensdomeinen die de cliënt niet benoemd kunnen
invloed hebben op deze vraag?
 Over welke sociale instellingen zou je de cliënt nog kunnen
informeren?
 Toelichting + eigen voorbeeld



3. GESCHONKEN VRAAG SOCIALE KAART
 Benoem de naam van de instelling (stageplaats/droomstageplaats) zoals
deze vermeld staat op de fiche in de sociale kaart
 Vb: Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Annendael
 Benoem de gemeente waar deze instelling gevestigd is
 Vb: Diest
 Benoem de info die staat in de infofiche onder ‘werking en doelgroep’
 Vb: mensen met een psychische problematiek, Diest en omstreken,
Nederlands



4. Casus kunnen oplossen aan de hand van volgende vragen
1. Welke elementen (3 verschillende!!) uit het armoedeweb herken je en
geef toelichting uit de tekst
2. Welke sociale instelling uit de cursus zou je hieraan kunnen koppelen?
(alle 3)

, 3. Welke dienstverlening zouden deze instellingen kunnen geven?
4. Op welke wijze hebben de elementen van het armoedeweb impact op
elkaar? Geef 2 voorbeelden



Welvaartstaat
1. Verklaar het begrip ‘welvaartstaat’
 Gaat over de verdeling van de welvaart.
 Staat borg voor dat alle inwoners recht hebben op een minimale deelname
aan de welvaart
 Verzekerd minimale basisbehoeften (gezondheid, onderwijs, inkomen,
pensioen)
 De staat verzekert alle Belgen tegen ouderdom, ziekte, werkloosheid,
armoede of de meeruitgaven van kinderen.



2. Geef toelichting bij de 2 belangrijkste (financierings-) principes
van de welvaartstaat. Gebruik het voorbeeld van het ‘wettelijk
pensioen’ om je antwoord toe te lichten.
1. Ingebouwde solidariteit
 sterkste schouders dragen zwaarste last
2. verzekeringsprincipe
 hoe hoger de bijdragen, hoe hoger de uitkering waarop men
aanspraak kan maken
 voorbeeld wettelijk pensioen
 de hoogte van het wettelijk pensioen is afhankelijk van de
gemiddelde hoogte van het loon dat de betaalde
pensioensbijdragen, al zijn er plafonds ingebouwd die wel de
hoogte van het pensioen beperken, maar niet de te betalen
bijdragen.



3. leg het verschil uit tussen de oorspronkelijke verzorgingsstaat
(welvaartsstaat) en de actieve welvaartstaat die het huidige
beleid belichaamd. Wat is de impact van de actieve welvaartstaat
op het armoedebeleid?
 Verzorgingsstaat
 typerend voor situatie jaren 60
 het was gerechtvaardigd dat de sociale ongelijkheid door
herverdeling van rijkdom werd verminderd. Men was van mening
dat sociale risico’s onlosmakelijk verbonden waren met de
werking van de maatschappij. De verplichte verzekering werd
grotendeels ontwikkeld om mensen tegen risico’s te
beschermen. Zo garandeerde de staat ‘onvoorwaardelijke
rechten’ aan individuen (vb: werkloosheidsuitkering) die hun
verdiensten niet moeten aantonen om sociale uitkering te
ontvangen.

,  Actieve welvaartstaat
 Huidige beleid
 Legt de verantwoordelijkheid bij de bevolking om ‘actief’ te
zijn. Zo moeten uitkeringsgerechtigden nu bewijzen dat ze ‘actief’
werk zoeken, dat ze zich aanpassen aan de eisen van de markt door
bijvoorbeeld aangepaste opleidingen te volgen. Aan sociale
rechten zijn voortaan plichten verbonden. Het aspect van
verantwoordelijkheid heeft niet alleen invloed op het
tewerkstellingsbeleid, maar ook op andere domeinen. Dit beleid
verschuift de risico’s van de gemeenschap naar het
individu: de negatieve situatie waarin iemand zich bevindt, wordt
beschouwd als het resultaat van slechte wil of gebrek aan
bekwaamheid. De maatregelen van het beleid dragen bij aan
et ontstaan van een collectief gedachtengoed waarin de
uitgesloten, armen en werklozen op hun eigen
verantwoordelijkheid aangewezen zijn.



Sociale zekerheid
1. Welke uitbetalingsinstellingen (+ afkortingen) staan in voor de
uitbetaling van werkloosheid, geneeskundige verzorging &
gezinsbijslag?
1. Werkloosheid
 Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA)
2. Geneeskundige verzorging
 Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV)
3. Gezinsbijslag
 Tot 31/12/2018 à federaal agentschap voor de kinderbijslag
(FAMIFED)
 Vanaf 01/01/2019 à Het groeipakket – Kind en gezin – Vlaams
agentschap (FONS)



2. Wat is het doel van de Vlaamse sociale bescherming?
 Zorgbudget aan mensen die gedurende een lange periode veel zorg
nodig hebben
3. Drie voornaamste categorieën van Vlaamse sociale bescherming
1. Zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden
2. Zorgbudget voor ouderen met een zorgnood
3. Zorgbudget voor mensen met een handicap



Werk en sociale economie
1. Wat doet de RVA (3 punten)?
1. Beslist of je recht hebt op een werkloosheids- of inschakelingsuitkering
en hoe hoog die is
2. Kreeg je een sanctie van de VDAB omdat je niet genoeg inspanning
deed om werk te vinden, beslist de RVA wanneer deze sanctie ingaat