Wetgeving
Leerdoelen
1. De student kent de verschillende bronnen van het recht
Dit betekent dat de student een overzicht moet hebben van waar de regels en wetten in
een samenleving vandaan komen. De belangrijkste bronnen van het recht zijn:
De wetgeving: Dit omvat wetten, decreten en besluiten die door de overheid
worden opgesteld.
De rechtspraak: Uitspraken van rechters kunnen dienen als voorbeeld voor
toekomstige beslissingen (jurisprudentie).
De gewoonte: Ongeschreven regels die door langdurig gebruik als bindend
worden beschouwd.
De rechtsleer: De opinies van rechtsgeleerden die een invloed kunnen hebben
op de interpretatie van wetten.
Internationaal recht: Regels en verdragen tussen landen, zoals Europese
richtlijnen.
2. De student kan de gerechtelijke organisatie toepassen op een
voorbeeld
De gerechtelijke organisatie omvat de structuur van de rechtbanken en de manier
waarop het recht wordt gehandhaafd. De student moet kunnen uitleggen welke
rechtbank bevoegd is in een bepaalde situatie.
Voorbeeld: Als iemand een arbeidsgeschil heeft, hoort deze zaak bij
de arbeidsrechtbank. Als het gaat om een geschil tussen burgers (bijvoorbeeld een
huurcontract), wordt het behandeld door de vredegerecht.
3. De student kan omschrijven welke de autonome
gezondheidszorgberoepen zijn
Autonome gezondheidszorgberoepen zijn beroepen waarin professionals zelfstandig
verantwoordelijk zijn voor de zorgverlening binnen hun expertisegebied. In België
omvatten deze beroepen bijvoorbeeld:
Artsen
Tandartsen
Apothekers
Vroedvrouwen
Fysiotherapeuten
Verpleegkundigen (onder voorwaarden)
Autonoom betekent dat zij hun werk kunnen uitvoeren zonder dat ze altijd directe
supervisie nodig hebben van een arts.
, 4. De student kent het onderscheid tussen de verschillende
verpleegkundige activiteiten
Verpleegkundige activiteiten kunnen worden opgedeeld in drie categorieën:
1. Autonome verpleegkundige handelingen: Handelingen die verpleegkundigen
zelfstandig kunnen uitvoeren, zoals wondverzorging, hygiënische zorg en het
monitoren van vitale functies.
2. Technisch-verpleegkundige handelingen: Specifieke handelingen die
verpleegkundigen mogen uitvoeren onder bepaalde voorwaarden, zoals het
toedienen van injecties of infusen.
3. Toevertrouwde medische handelingen: Handelingen die normaal door een
arts worden uitgevoerd, maar onder delegatie door verpleegkundigen worden
gedaan, bijvoorbeeld het plaatsen van een katheter.
1. De student kan de beroepsuitoefening als vroedvrouw omschrijven
(autonome bevoegdheid, verboden handelingen)
Autonome bevoegdheid:
Een vroedvrouw is bevoegd om binnen haar vakgebied zelfstandig handelingen uit te
voeren zonder dat er een arts nodig is. Dit omvat:
Begeleiding van normale zwangerschappen, bevallingen en het postpartumproces.
Preventieve zorg, zoals prenatale consulten, voorlichting en begeleiding bij
borstvoeding.
Uitvoeren van medische handelingen die specifiek zijn toegelaten, zoals het
toedienen van geneesmiddelen of vaccinaties in verband met zwangerschap of
het kind.
Verboden handelingen:
Vroedvrouwen mogen geen medische handelingen uitvoeren die buiten hun expertise of
wettelijke bevoegdheid vallen, zoals:
Chirurgische ingrepen (behalve kleine handelingen, zoals het hechten van
eenvoudige perineumscheuren).
Begeleiding van pathologische zwangerschappen of bevallingen (bij complicaties
moet een arts worden ingeschakeld).
Het voorschrijven van medicatie die niet in hun lijst van toegestane geneesmiddelen valt.
Het onderscheid tussen wat een vroedvrouw autonoom mag doen en wat verboden is, is
essentieel om de veiligheid van moeder en kind te waarborgen.
2. De student kan aan de hand van een casus omschrijven welke
zorgverlener bevoegd is
Bij een casus moet de student de situatie analyseren en bepalen welke zorgverlener de
juiste bevoegdheid heeft. Voorbeeld:
Casus: Een vrouw heeft last van een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap.
Analyse: Hoge bloeddruk kan wijzen op een complicatie zoals pre-eclampsie.
Leerdoelen
1. De student kent de verschillende bronnen van het recht
Dit betekent dat de student een overzicht moet hebben van waar de regels en wetten in
een samenleving vandaan komen. De belangrijkste bronnen van het recht zijn:
De wetgeving: Dit omvat wetten, decreten en besluiten die door de overheid
worden opgesteld.
De rechtspraak: Uitspraken van rechters kunnen dienen als voorbeeld voor
toekomstige beslissingen (jurisprudentie).
De gewoonte: Ongeschreven regels die door langdurig gebruik als bindend
worden beschouwd.
De rechtsleer: De opinies van rechtsgeleerden die een invloed kunnen hebben
op de interpretatie van wetten.
Internationaal recht: Regels en verdragen tussen landen, zoals Europese
richtlijnen.
2. De student kan de gerechtelijke organisatie toepassen op een
voorbeeld
De gerechtelijke organisatie omvat de structuur van de rechtbanken en de manier
waarop het recht wordt gehandhaafd. De student moet kunnen uitleggen welke
rechtbank bevoegd is in een bepaalde situatie.
Voorbeeld: Als iemand een arbeidsgeschil heeft, hoort deze zaak bij
de arbeidsrechtbank. Als het gaat om een geschil tussen burgers (bijvoorbeeld een
huurcontract), wordt het behandeld door de vredegerecht.
3. De student kan omschrijven welke de autonome
gezondheidszorgberoepen zijn
Autonome gezondheidszorgberoepen zijn beroepen waarin professionals zelfstandig
verantwoordelijk zijn voor de zorgverlening binnen hun expertisegebied. In België
omvatten deze beroepen bijvoorbeeld:
Artsen
Tandartsen
Apothekers
Vroedvrouwen
Fysiotherapeuten
Verpleegkundigen (onder voorwaarden)
Autonoom betekent dat zij hun werk kunnen uitvoeren zonder dat ze altijd directe
supervisie nodig hebben van een arts.
, 4. De student kent het onderscheid tussen de verschillende
verpleegkundige activiteiten
Verpleegkundige activiteiten kunnen worden opgedeeld in drie categorieën:
1. Autonome verpleegkundige handelingen: Handelingen die verpleegkundigen
zelfstandig kunnen uitvoeren, zoals wondverzorging, hygiënische zorg en het
monitoren van vitale functies.
2. Technisch-verpleegkundige handelingen: Specifieke handelingen die
verpleegkundigen mogen uitvoeren onder bepaalde voorwaarden, zoals het
toedienen van injecties of infusen.
3. Toevertrouwde medische handelingen: Handelingen die normaal door een
arts worden uitgevoerd, maar onder delegatie door verpleegkundigen worden
gedaan, bijvoorbeeld het plaatsen van een katheter.
1. De student kan de beroepsuitoefening als vroedvrouw omschrijven
(autonome bevoegdheid, verboden handelingen)
Autonome bevoegdheid:
Een vroedvrouw is bevoegd om binnen haar vakgebied zelfstandig handelingen uit te
voeren zonder dat er een arts nodig is. Dit omvat:
Begeleiding van normale zwangerschappen, bevallingen en het postpartumproces.
Preventieve zorg, zoals prenatale consulten, voorlichting en begeleiding bij
borstvoeding.
Uitvoeren van medische handelingen die specifiek zijn toegelaten, zoals het
toedienen van geneesmiddelen of vaccinaties in verband met zwangerschap of
het kind.
Verboden handelingen:
Vroedvrouwen mogen geen medische handelingen uitvoeren die buiten hun expertise of
wettelijke bevoegdheid vallen, zoals:
Chirurgische ingrepen (behalve kleine handelingen, zoals het hechten van
eenvoudige perineumscheuren).
Begeleiding van pathologische zwangerschappen of bevallingen (bij complicaties
moet een arts worden ingeschakeld).
Het voorschrijven van medicatie die niet in hun lijst van toegestane geneesmiddelen valt.
Het onderscheid tussen wat een vroedvrouw autonoom mag doen en wat verboden is, is
essentieel om de veiligheid van moeder en kind te waarborgen.
2. De student kan aan de hand van een casus omschrijven welke
zorgverlener bevoegd is
Bij een casus moet de student de situatie analyseren en bepalen welke zorgverlener de
juiste bevoegdheid heeft. Voorbeeld:
Casus: Een vrouw heeft last van een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap.
Analyse: Hoge bloeddruk kan wijzen op een complicatie zoals pre-eclampsie.