Tijdens Pleistoceen ontstond het Zandlandschap, ook tijdens het Holoceen maar voornamelijk tijdens
het Pleistoceen. Want hier vonden de 2 laatste ijstijden plaats, die hebben het Zandlandschap
gevormd. Eerst kwam het Saalien, dit is de voorlaatste ijstijd die 200.000 jaar geleden plaatsvond. De
kenmerken van deze ijstijd waren dat Nederland naast dat het extreem koud was ook bedekt was
met landijs, ook had de Noordzee een poolwoestijnklimaat. Toen vervormde het landijs kale zand en
grindafzettingen en zorgde het voor reliëf. Er ontstonden stuwwallen langs de HUN-lijn (Haarlem-
Utrecht-Nijmegen-lijn). Door dit opstuwend ijs vormde zich keileem, dit is een ondoorlatende
grondsoort bestaande uit keien, grind, zand en leem. Als er water op keileem valt infiltreert dit niet,
het blijft erop liggen en vaak groeit hier veen op. Dus tijdens het Saalien ontstonden stuwwallen,
keileem, pingo’s en Formatie van Drenthe. Een stuwwal is dus zowel een glaciale als fluvioglaciale
afzetting.
Hierna kwam de laatste ijstijd, het Weichselien die 20.000 jaar geleden plaatsvond. Het verschil
tussen deze ijstijd en het Saalien is dat tijdens de ijstijd Nederland ook extreem koud was maar dat
wij niet bedekt waren met landijs. Tijdens het Weichselien had Nederland een Periglaciaal klimaat,
toendra klimaat en permafrost (constant bevroren ondergrond). De wind vervoerde het (dek)zand en
het fijnere löss landinwaarts. Dekzand en löss zijn dus eolische afzettingen. Ook ontstonden er tijdens
deze laatste ijstijd pingo-ruïnes.
Er zijn 3 stuwwallandschappen in Nederland ontstaan tijdens het Saalien:
- Stuwwallandschap 1:
- In Midden-O-NL: Grondmorene: voor het Saalien bestond Nederland uit flauw hellende puinwaaier,
opgebouwd uit gestuwde riviersedimenten (zand, grind, leem). Saalien: ijs bereikt NL tot HUN-lijn.
- Onder het ijs werd een grondmorene van keileem afgezet. Keileem is een mengsel van keien, grind,
zand en leem.
- Stuwwallandschap 2:
- Hoge stuwwallen in Midden-NL: ruim 200m dik ijs gaat naar zuiden. Door hoge snelheid en gewicht
ontstaan dalen en werden bevroren rivierafzettingen aan zijkanten en voorzijde opgeduwd
(eindmorenen en zijmorenen) en zo ontstaan stuwwallen.
- Glaciale/Tongbekkens: door ijs uitgediepte bekkens.
- Stuwwallandschap 3:
- Lage stuwwallen in Noord NL: tijdens het terugtrekken stopten ijstongen in N-NL twee maal. De
aanwezige grondmorene werd ook tijdens korte groeifase opgeduwd.
- Droge dalen: in Weichselien, door permafrost kon water niet wegzakken, waardoor stuwwallen
erodeerden. Dalen ontstaan en vielen droog toen permafrost verdween.
- Löss: Weichselien aan oostkant stuwwal Arnhem, Nijmegen door wind afgezet. Door ligging in luwte
werd het afgezet.
- Stuwwallanschap Midden en Oost NL:
- Saalien: ijs tot HUN-lijn
- Stuwwallen (opgestuwd materiaal wat er eerder is neergelegd door de rivieren)
- Zwerfkeien
- Keileem
- Tongbekken (door landijs uitgeschuurde laagte)
- Kame-terrassen
- Heide
- Stuifzand gebieden
- Pingo-ruïnes
1