Inleiding
De grote vraag in deel 1: Waar moet je als leraar mee rekening houden bij het opzetten van
instructie?
- Wat speelt een (belangrijke) rol en wat niet?
- Bv.: Leerlingen hun eigen leerprestaties laten inschatten – zorgt dat voor positieve
resultaten? Is dat iets positiefs of niet?
- Bv.: Centrale toetsen inzetten in Vlaanderen om de competenties van leerlingen te
meten. Heeft dat een positieve invloed op het onderwijs of niet?
Het antwoord is complex (zie deel leren en instructie via verschillende dimensies)
• Actoren
o Kenmerken
o Begeleiding
• Organisatie
• Didactisch handelen/ instructie
• Leeractiviteiten
• Context
Hoe weten we wat werkt? -> onderzoeksevidentie (wetenschappelijk onderzocht)
John Hattie over wat echt het verschil maakt (p.35)
John Hattie:
• Auteur
• Visible learning: Hattie (2009). Visible learning for teachers: Maximizing impact on
learning. London: Routledge
• Gelief en gehaat
• Meta-analyse: omdat het voor leerkrachten niet haalbaar is om zelf alle individuele
onderzoeken op te volgen is het handig om terug te vallen op meta-analyses (zoals die
van John Hattie en collega’s). Meta-analyses integreren de resultaten van een groot
aantal onderzoeken en geven op die manier een kwantitatieve ‘samenvatting’.
• Effect size: (effectgrootte) – d
o Statistische test om te kijken of een resultaat toevallig is of niet: F, t, …
o Significantie: p
▪ Scheelt het verschil tussen 2 groepen enorm veel en het is significant (p-
waarde) dan is er een verschil dat niet ligt aan het toeval.
▪ Vb.: alpha-wetenschappen vs. de niet alpha-wetenschappen, is er een
verschil in de scores op een toets tussen deze groepen. Is dat verschil
significant verschillend of is dat puur toeval.
o Effect size: ES, d, …
▪ Hoe groot is dat verschil, hoe belangrijk is het verschil?
▪ Belangrijk bij het bekijken van resultaten van meta-analyses
o Hoe belangrijk is het effect?
▪ Vanaf wanneer speelt iets een “grote” rol?
1
, ▪ m.a.w. vanaf wanneer is een effect belangrijk?
▪ Vuistregel: d >.40
Effect size: d = aantal standaarddeviaties dat leerprestaties opschuiven.
• 0 = gemiddelde
• Als iets een normaalverdeling volgt dan zit ongeveer 1/3 (34,1%) tussen 0 en 1 positieve
standaardafwijking. 1/3 ligt tussen 0 en 1 negatieve standaardafwijking. De rest ligt wat
verder.
• Op die manier kijken we of de leerprestaties verbeteren of verslechteren.
2 voorbeelden (p.39)
Voorbeeld 1: Het inschatten van de leerlingen van hun eigen prestaties heeft een positief effect
(groene verdeling).
Voorbeeld 2: Geen effect van centrale examens in de VS. De groene curve blijft onder de rode
curve.
Leren en instructie via verschillende dimensies (p. 42)
Dimensies:
2
, 1) Actoren
o Leerlingen
o Leraren
o Ouders
o De overheid
o De inspectie
o De koepels
o Stakeholders of belangengroepen
2) Aggregatieniveaus
o Microniveau: de leraar in zijn klas
▪ De lerenden
• Continu inschatten van de eigen prestaties heeft het sterkste
effect op de leerprestaties van de lerenden.
• Het zwakste effect op de leerprestaties is gender.
▪ De leraar
• Grootste impact op leerprestaties van lerende is de relatie leraar
– leerling. Kleinste impact is het verbeteren van de beheersing
domeinkennis.
▪ Typisch: in de klasgroep
▪ Directe interactie tussen de lerende en de instructor
o Mesoniveau: niveau van de school, de instelling
▪ Volledige opleidingen
▪ Teams van lesgevers
▪ Clusters van vakken
▪ Kortom: niveau van de school, instelling, organisatie
o Macroniveau: alles daarboven
▪ Koepelorganisaties (KOV, GO!..)
▪ Overheid
▪ Minister
▪ VLOR (Vlaamse Onderwijsraad)
▪ Maatschappij, politiek, beleid, bestuur
▪ Vlaams maar ook internationaal
3) Didactisch handelen
4) Organisatie
5) Leeractiviteiten
6) Context
Het referentiekader bestaat uit de leeromgeving en de elementen van die leeromgeving op
macro, meso en microniveau die allemaal de leeromgeving beïnvloeden. Op elk van die drie
niveaus zijn elementen (personen, factoren, actoren) die die leeromgeving positief, negatief, of
geen effect hebben op die leeromgeving. Keuzes op de verschillende niveaus kunnen ook een
invloed hebben op de andere niveaus.
3
, Macroniveau
Mesoniveau
Microniveau:
• Lerenden
• Leraren
• Context
• Organisatie
• Leeractiviteiten
• Didactisch
handelen/instructieactiviteiten
- Leerdoelen
- Leerstof
- Instructiestrategie/didactische werkvorm
- Media
- Toetsing
4