Procestechnologie 2
1. Processensoren
1.1 Processensoren
Temperatuurssensoren
Er bestaan componenten die de temperatuur omzetten in weerstand, andere in spanning.
NTC, PTC, Pt100 en Pt1000 behoren bij de eerste groep.
De andere groep zijn thermokoppels en stralingspyrometers.
Bij een NTC neemt de weerstand af naarmate de temperatuur stijgt en vice versa.
Vandaar de naam : Negatieve Temperatuurs Coëfficient. Bij een PTC is dit dus net omgekeerd.
In een huishoudelijke omgeving vind je NTC’s terug in installaties voor SWW en ter controle van
“depart” en “retour” leiding in centrale verwarming.
Nadeel van NTC’s en PTC’s is dat deze een niet-lineaire karakteristiek hebben. Vandaar dat in de
industrie meestal Pt100 of Pt1000 gebruikt wordt. Op die manier kan bijvoorbeeld een Pt100 van
fabrikant A gemakkelijk aangesloten worden op een regelaar van fabrikant B.
Om te weten welke weerstand de Pt100 heeft bij een bepaalde temperatuur, kan de regeltechnicus
dit gemakkelijk uitrekenen adhv onderstaande formule : 𝑅𝑡 = 𝑅0.(1+α .ΔT)
Waarbij R0 : de weerstand bij 100°C (=100 Ω) ;
α : de temperatuurscoëfficient van Platina (= 0,385 055 ohm per graad) ;
ΔT : het temperatuursverschil (tov 0°C) ;
Rt : de weerstand bij temperatuur T
R = f(T) = weerstand U = f(T) = spanning
PTC (positieve temperatuurscoëfficiënt) Thermokoppels
NTC (negatieve temperatuurscoëfficiënt) Stralingspyrometers
Pt100, Pt1000
Als de temperatuur aan het stijgen is, is de PTC ook aan het stijgen, wel niet lineair.
Door toevoegen van Pt100 of Pt1000 kan een NTC of PTC wel lineaire resultaten geven.
T↑ = RPTC ↑
T↓ = RNTC ↓
NTC’s worden voor SWW en centrale verwarming gebruikt als controle van depart en retour.
1
,Figuur 1: Pt100(0), NTC en PTC
Beste is om korte dragen te gebruiken, anders kan er spanningsverlies ontstaan. Minder dan 5 meter
of dikkere draden.
Aanspreekdynamiek
= Temperatuursprong: omgevingstemperatuur en dan in de oven zetten van 100°C: kijken hoe rap hij
zich zal aanpassen aan nieuwe omgeving.
De fabrikant zal hier meestal 2 waardes opgeven : t05 en t09. Dit zijn tijden die aangeven hoe lang
het duurt eer een bepaald percentage van de temperatuursprong is bereikt. (t05 = 50% ; t09 = 90%)
Temperatuursensoren hebben altijd minstens 2 aansluitdraden.
Bij tweedraads temperatuur afhankelijke weestanden moet gelet worden op de afstand tussen
sensor en regelaar. Bij grotere afstanden worden de ohmse weerstand van de kabel meer invloed op
het meetresultaat. Oplossing: driedraadsensor en vierdraadsensoren. De vierdraadsensor geeft het
beste resultaat.
2
, Figuur 2: Aanspreekdynamiek
Voorbeeld:
2draads Pt100(0):
● Kleine bedradingskost
● Bij lange bedradingen kan de meetfout zeer groot worden
Figuur 3: 2 draadsschema
3
1. Processensoren
1.1 Processensoren
Temperatuurssensoren
Er bestaan componenten die de temperatuur omzetten in weerstand, andere in spanning.
NTC, PTC, Pt100 en Pt1000 behoren bij de eerste groep.
De andere groep zijn thermokoppels en stralingspyrometers.
Bij een NTC neemt de weerstand af naarmate de temperatuur stijgt en vice versa.
Vandaar de naam : Negatieve Temperatuurs Coëfficient. Bij een PTC is dit dus net omgekeerd.
In een huishoudelijke omgeving vind je NTC’s terug in installaties voor SWW en ter controle van
“depart” en “retour” leiding in centrale verwarming.
Nadeel van NTC’s en PTC’s is dat deze een niet-lineaire karakteristiek hebben. Vandaar dat in de
industrie meestal Pt100 of Pt1000 gebruikt wordt. Op die manier kan bijvoorbeeld een Pt100 van
fabrikant A gemakkelijk aangesloten worden op een regelaar van fabrikant B.
Om te weten welke weerstand de Pt100 heeft bij een bepaalde temperatuur, kan de regeltechnicus
dit gemakkelijk uitrekenen adhv onderstaande formule : 𝑅𝑡 = 𝑅0.(1+α .ΔT)
Waarbij R0 : de weerstand bij 100°C (=100 Ω) ;
α : de temperatuurscoëfficient van Platina (= 0,385 055 ohm per graad) ;
ΔT : het temperatuursverschil (tov 0°C) ;
Rt : de weerstand bij temperatuur T
R = f(T) = weerstand U = f(T) = spanning
PTC (positieve temperatuurscoëfficiënt) Thermokoppels
NTC (negatieve temperatuurscoëfficiënt) Stralingspyrometers
Pt100, Pt1000
Als de temperatuur aan het stijgen is, is de PTC ook aan het stijgen, wel niet lineair.
Door toevoegen van Pt100 of Pt1000 kan een NTC of PTC wel lineaire resultaten geven.
T↑ = RPTC ↑
T↓ = RNTC ↓
NTC’s worden voor SWW en centrale verwarming gebruikt als controle van depart en retour.
1
,Figuur 1: Pt100(0), NTC en PTC
Beste is om korte dragen te gebruiken, anders kan er spanningsverlies ontstaan. Minder dan 5 meter
of dikkere draden.
Aanspreekdynamiek
= Temperatuursprong: omgevingstemperatuur en dan in de oven zetten van 100°C: kijken hoe rap hij
zich zal aanpassen aan nieuwe omgeving.
De fabrikant zal hier meestal 2 waardes opgeven : t05 en t09. Dit zijn tijden die aangeven hoe lang
het duurt eer een bepaald percentage van de temperatuursprong is bereikt. (t05 = 50% ; t09 = 90%)
Temperatuursensoren hebben altijd minstens 2 aansluitdraden.
Bij tweedraads temperatuur afhankelijke weestanden moet gelet worden op de afstand tussen
sensor en regelaar. Bij grotere afstanden worden de ohmse weerstand van de kabel meer invloed op
het meetresultaat. Oplossing: driedraadsensor en vierdraadsensoren. De vierdraadsensor geeft het
beste resultaat.
2
, Figuur 2: Aanspreekdynamiek
Voorbeeld:
2draads Pt100(0):
● Kleine bedradingskost
● Bij lange bedradingen kan de meetfout zeer groot worden
Figuur 3: 2 draadsschema
3