100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Voeding en Allergie Kindallergie Formularium

Rating
3.0
(1)
Sold
2
Pages
16
Uploaded on
30-06-2019
Written in
2018/2019

Samenvatting Kindallergie Formularium bijbehorende hoofdstukken voor de keuzemodule van Voeding en Allergie: H 1 H 1: allergische mars H 2: preventie van allergie en astma H 2: primaire preventie van allergie en astma H 3: Voedselallergie H 4 t/m 4.5 H 4.7.2 (eczeem) H 5.5 (astma) H 6.5 (rhinitis) H 7 anafylaxie H 12 t/m 12.3 H 13: Interpretatie van laboratoriumonderzoek

Show more Read less
Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H1, h2, h3, h 4 t/m 4.5, h 4.7.2, h5.5, h 6.5, h 7 anafylaxie, h 12 t/m 12.3, h 13
Uploaded on
June 30, 2019
Number of pages
16
Written in
2018/2019
Type
Summary

Subjects

Content preview

Voeding en Allergie
Samenvatting
Het kinderallergie formularium



Hoofdstuk 1. De allergische mars
1.1 Prevalentie van allergie
Astma meest voorkomende chronische ziekte onder kinderen en hierbij klachten van RIN-
conjunctivitis en constitutioneel eczeem. Allergie treedt voornamelijk op via blootstelling aan
inhalatieallergenen aan inhalatieallergenen in de lucht, voedselallergie komt met name voor bij
kinderen.
Allergenen die op verpakkingen moeten:
- Glutenbevattende granen
- Schaadlieren
- Eieren
- Vis
- Pona
- Soja
- Koemelk
- Boomnoten
- Selderij
- Mosterd
- Sesamzaad
- Zwaveldioxide
- Sulfieten

1.1.1 Immunologisch werkingsmechanisme
Het immuunsysteem reageert normaliter op schadelijke indringers, maar bij een allergie reageert het
immuunsysteem ook op onschadelijke stoffen in de voeding en in de lucht die men inademt. Stoffen
die allergische reactie veroorzaken  allergenen (bijna altijd eiwitten).
Deze allergenen leiden bij atopische individuen tot een productie van allergeenspecifieke IgE-
antistoffen in het bloed. Deze IgE-antistoffen kunnen binden aan receptoren op mestcellen in het
slijmvlies van onder andere de darm en de luchtwegen. Wanneer het lichaam daarna opnieuw in
aanraking komt met dit specifieke allergeen, kan dit aanleiding geven tot mestceldegranulatie,
waardoor onder meer histamine en andere mediatoren vrijkomen en allergische klachten ontstaan.
Het deel van het afweersysteem van de mucosa bewaakt  mucosale afweersysteem. Omdat de
slijmvliezen continu worden blootgesteld aan allerlei stoffen, dient het immuunsysteem vooral daar
de afweerreacties tegen antigenen te reguleren. Immunologische fenomeen waarbij geen
afweerreactie in gang wordt gezet wanneer onschadelijke lichaamsvreemde stoffen ons lichaam
binnenkomen via de mucosa  mucosale tolerantie. Falen van mucosale tolerantie kan leiden tot de
ontwikkeling van allergie.
Voor de uiteindelijke vorming van IgE-antistoffen zijn allereerst de dendritische cellen in de
slijmvliezen van de luchtwegen en het maag-darmkanaal van groot belang, omdat zij de allergenen

,opnemen, bewerken en vervolgens aanbieden aan T-cellen. De T-cellen die de allergeenfragmenten
kunnen herkennen, zullen gaan delen en in de regionale lymfeklieren uitrijpen tot effectorcellen, die
vervolgens gestimuleerd worden om een groep van immuunregulerende moleculen, genaamd
cytokinen, te maken. Deze cytokinen coördineren de communicatie over en weer tussen dendritische
cellen, T-cellen en IgE-vormende B-cellen onderling, maar hebben ook invloed op de overige cellen in
de weefsels, waardoor er een chronische allergische ontsteking ontstaat.
In de darm worden dendritische cellen geconditioneerd tot tolerogene dendritische cellen, waardoor
regulatoire T-celpopulaties worden gevormd. De precieze interacties tussen deze diverse T-cel-
subsets ende rol bij het ontstaan van allergie, de ontwikkeling van klinische klachten van allergie en
de mogelijkheden voor interventiestrategieën vormen momenteel een zeer actief gebied van
onderzoek.


1.2 Atopie en de allergische mars
Atopie  meer kans op een allergie en kan erfelijk zijn. Het is echter heel gebruikelijk dat er wel een
sensibilisatie optreedt na allergeenexpositie, maar er geen klinisch manifeste allergische reactie
optreedt. Er is een bepaalde hoeveelheid allergeen nodig om bij een atopisch individu een allergie te
ontwikkelen. Dit betekent dat het vermijden van inhalatieallergenen in het algemeen de kans op het
ontwikkelen van allergische reacties verkleint of de ernst van de klinische reactie vermindert.
Voeding lijkt vroege introductie de mucosale tolerantie te kunnen induceren. In de loop van de jaren
kan het sensibilisatiepatroon veranderen en hiermee ook klachtenpatroon. De vormen van
veranderingen van allergie door de jaren heen  allergische mars. Afhankelijk van de erfelijke
aanleg, de intensiteit en duur van blootstelling aan allergenen, het type allergeen en de mate van
sensibilisatie kunnen allergische symptomen ontstaan.


1.3 Allergische sensibilisatie
Die voorwaarden wil er sprake zijn van diagnose allergie:
- Persoon dient blootgesteld te zijn aan allergeen.
- Er dient sprake te zijn van sensibilisatie (positieve huid- of bloedtest voor allergeen).
- Bij blootstelling dienen aan het allergeen reproduceerbare allergiespecifieke klachten in
orgaan waar klacht zich presenteert.

, Hoofdstuk 2. Preventie van allergie en astma
2.1 Inleiding
Preventie:
- Primair  geen sprake van sensibilisatie en ziekte
- Sensibilisatie reeds plaatsgevonden, maar ziekte nog niet aanwezig
- Sensibilisatie en ziekte aanwezig.
Atopie  de erfelijke aanleg om met de vorming van IgE-antistoffen te reageren op allergenen die
epidemiologisch met elkaar en met bekende atopische allergenen (zoals huisstofmijt) te clusteren.
Bevestigen door verhoogde concentratie specifiek IgE in serum of positieve huidtest voor specifiek
atopisch allergeen.
Allergie  het aanwezig zijn van klinische verschijnselen van een allergische aandoening als
voedselallergie, constitutioneel eczeem, astma, hooikoorts, urticaria of anafylaxie, waarin contact
met het atopische allergeen een belangrijke rol speelt in het tot stand komen van klachten.


2.2 Primaire preventie van allergie en astma
2.2.1 Enkelvoudige maatregelen
- Borstvoeding  borstvoeding beschermend effect op het optreden van allergie bij exclusieve
borstvoeding in eerste 4-6 maanden.
- Dieet voor de borstvoedinggevende moeder voor en na geboorte  voor geboorte geen
effect en mogelijk nadelig voor gewicht, na geboorte wel enig preventie voor ernst eczeem.
- Intensief en partieel gehydrolyseerde babyvoeding op basis van koemelk  er is geen plaats
voor gehydrolyseerde babyvoeding in preventie van allergie voor neonaten zonder verhoogd
risico, bij verhoogd risico enig positief bewijs met name eczeem.
- Geen vertraagde introductie van voedselallergenen  vroege introductie van ei heeft
preventie-effect op ontwikkelen van ei-allergie. Ook bij hoog risico kinderen bijvoeding het
beste introduceren tussen 4 en 7 maanden onder voortduren van borstvoeding.
- Vermijding blootstelling aan huisstofmijt  maatregelen ter reductie van de blootstelling
aan huisstofmijt zouden kunnen resulteren in een reductie van sensibilisatie en daarmee ook
van allergische aandoeningen.
- Stoppen met roken en vermijding van blootstelling aan rook  Roken in de omgeving van
het kind leidt tot acute en chronische otitis media, astmatisch wheezing, verhoging van de
kans ooit astma te krijgen en het sudden infant death syndrome (SIDS).

2.2.2 Gecombineerde maatregelen
- Isle of Wight Study  het effect van een gecombineerde reductie van blootstelling aan
voedselallergenen en huisstofmijt op allergie gemeten vanaf de geboorte tot de leeftijd van
10 jaar. Een vijfvoudige reductie in de concentratie huisstofmijt en verminderde sensibilisatie
tegen alle geteste allergenen tot de leeftijd van 8 jaar in de interventiegroep.

2.2.3 Maatregelen die onderwerp zijn van onderzoek
- Huisdieren  sommige studies vertonen beschermend effect, andere het
tegenovergestelde.
- Opgroeien op een boerderij  mindere allergische aandoeningen, maakt wel uit wat voor
soort boerderij. Mogelijk door relatie blootstellen aan endotoxinen in omgeving waar veel
rauwe melk wordt geconsumeerd.
- Endotoxinen  concentratie van belang (laag geeft toename en blootstelling aan, hoog geeft
afname van verschijnselen). Moment ook van belang. associatie gevonden tussen de

Reviews from verified buyers

Showing all reviews
5 year ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
bentebrandsma Hanzehogeschool Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
104
Member since
7 year
Number of followers
77
Documents
57
Last sold
3 year ago

3.3

12 reviews

5
1
4
3
3
7
2
1
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions