Palliatief redeneren
KEUZECURSUS PALLIATIEVE ZORG
Student: x Studentnummer: x
Cursus: GKO-PALLIAT-17 Studiegroep: GKO-PALLIAT-B
Medestudent: x Studentnummer : x
WOORDEN: 5385 | DOCENT: X INLEVERDATUM: 19-01-2023
,Voorwoord
Dit werkstuk is geschreven door de studenten verpleegkunde x en x, student aan de Hogeschool
Utrecht. Het werkstuk betreft palliatief redeneren onderdeel van de keuzecursus palliatieve zorg.
Aan de hand van een casus zijn de stappen van palliatief redeneren uitgewerkt.
Het model van palliatief redeneren kent 4 fasen:
-Breng de situatie in kaart.
-Vat problematiek samen en maak een proactief beleid.
-Maak afspraken over evaluatie van beleid.
-Stel beleid zo nodig bij en blijf evalueren.
In het palliatief redeneren staat de patiënt centraal met een beperkte levensverwachting. Palliatief
redeneren wordt gebruikt bij het symptoommanagement. In de diagnostiek en behandeling wordt
rekening gehouden met de prioriteiten en wensen van de patiënt.
De casus speelt zich af op een DZEP-afdeling, dit staat voor dementie met zeer ernstig
probleemgedrag. Op de DZEP-afdeling vinden tijdelijke opnames plaats.
Veel leesplezier!
1
,Inhoud
Fase 1: Problematiek van de cliënt in kaart brengen .............................................................................. 3
Anamnese ............................................................................................................................................ 3
1.1 Lichamelijk, psychisch en sociaal gebied ............................................................................. 3
1.2 Spirituele en morele aspecten ............................................................................................ 4
1.3 Beïnvloedende factoren op kwaliteit van leven en sterven ................................................ 4
Prioriteiten van meneer .................................................................................................................. 4
1.4 Somatisch en psychosociaal palliatief symptoom ............................................................... 5
1.5 Markering palliatieve fase ......................................................................................................... 6
Fase 2: Problematiek en beleid samenvatten ......................................................................................... 7
Symptoomregistratie........................................................................................................................... 7
2.1 Werkhypothese ......................................................................................................................... 7
2.2 Doel van het beleid.................................................................................................................... 8
2.3 Kritische beslismomenten ......................................................................................................... 8
Symptoommanagement...................................................................................................................... 9
2.4 Medicatie ................................................................................................................................... 9
2.5 Meetinstrumenten .................................................................................................................. 12
2.6 Gezamenlijke besluitvorming .................................................................................................. 13
2.7 Interventies ............................................................................................................................. 14
2.8 Complementaire interventie ................................................................................................... 15
Fase 3: Afspraken maken over evaluatie van beleid ............................................................................. 17
Fase 4: Zo nodig bijstellen en blijven evalueren ................................................................................... 18
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 19
Bijlagen .................................................................................................................................................. 22
Bijlage 1-de anamnese ...................................................................................................................... 22
Bijlage 2-MFIS .................................................................................................................................... 29
Bijlage 3-HADS ................................................................................................................................... 31
Bijlage 4-Utrechts Symptoom Dagboek ............................................................................................ 34
Bijlage 5-Family Needs Questionnaire .............................................................................................. 35
Bijlage 6- Peerassessment ................................................................................................................. 42
2
, Fase 1: Problematiek van de cliënt in kaart brengen
Anamnese
Door de anamnese toe te passen is het lichamelijke, psychisch en sociaal gebied in kaart gebracht. In
bijlage 1 staat de anamnese.
1.1 Lichamelijk, psychisch en sociaal gebied
Het betreft meneer O, een man van 78 jaar oud. Meneer is het 3de kind uit een gezin van zeven
kinderen. Meneer zijn vrouw was vroeger zijn oppas, na 7 jaar verkering zijn ze getrouwd. Meneer
heeft een zoon en dochter. Meneer heeft nog een zoon bij een andere vrouw. Meneer heeft als
fruitteler gewerkt, in de kersengaard. In de winter werkten meneer in de bouw. In het weekend ging
meneer naar de kroeg. Meneer dronk veel en was regelmatig betrokken bij vechtpartijen, waardoor
meneer met de politie in aanraking kwam. Meneer is met 50 jaar met pensioen gegaan.
(Tabel 1: Medische voorgeschiedenis)
Jaartal Diagnose
2021-08 Hamerteen
2021-06 Nierfunctiestoornis
2019-02 Schouder symptomen/klachten
2015-01 Acute bronchitis
2014-08 Fractuur clavicula
2009-10 CVA/Insult
2003-05 Retentieblaas (na urethraschade)
2001-09 Knieklachten links: milde gonartrose
In 2009 heeft meneer een cerebrovasculair accident (CVA) doorgemaakt. Meneer is sindsdien steeds
verder achteruitgegaan in het functioneren. Meneer is toenemend moe en emotioneel. In 2018 een
insult gehad, waardoor van de dijk gereden. Meneer woont sinds 2020 samen met echtgenote op
een psychogeriatrische afdeling in het verpleeghuis. Echtgenote raakte overbelast door een
psychotisch toestandsbeeld met wanen. Meneer heeft meerdere suïcidepogingen gedaan en uit met
regelmaat dat hij dood wil.
Sinds november 2022 opgenomen op een DZEP-afdeling (dementie met ernstig probleemgedrag).
Meneer gaat de eerste twee weken van de opname achteruit. Meneer heeft last van waanbeelden.
Meneer sloopt de meubels en kasten op zijn kamer. Meneer put zichzelf lichamelijk uit, waarna
meneer van vermoeidheid op de grond gaat liggen. Meneer maakt steeds minder contact met de
zorg. Meneer is plots geëmotioneerd en roept dan luid om de zorg. Na de eerste twee weken gaat
meneer steeds sneller achteruit zowel op lichamelijk, psychisch als sociaal gebied. Meneer kan door
de lichamelijke uitputting niet zelfstandig lopen. Meneer ligt vaak op de grond. Meneer maakt niet
tot weinig contact met de zorg. Meneer eet en drinkt nauwelijks en spuugt zijn medicatie uit. Meneer
heeft toenemende pijnklachten. Meneer ontwikkelt een retentieblaas waardoor meneer dagelijks
gekatheteriseerd moet worden. Door de retentieblaas ontstaat er toenemende onrust, waardoor
meneer nog verder lichamelijk wordt uitgeput. Familie ziet het lijden van meneer toenemen. Dochter
krijgt geen contact meer met haar vader. De verwachting is dat meneer somatisch steeds verder
achteruit zal gaan en komt te overlijden. In samenspraak met de zorg, specialist
ouderengeneeskunde en dochter is besloten palliatieve sedatie te starten bij probleemgedrag.
3
KEUZECURSUS PALLIATIEVE ZORG
Student: x Studentnummer: x
Cursus: GKO-PALLIAT-17 Studiegroep: GKO-PALLIAT-B
Medestudent: x Studentnummer : x
WOORDEN: 5385 | DOCENT: X INLEVERDATUM: 19-01-2023
,Voorwoord
Dit werkstuk is geschreven door de studenten verpleegkunde x en x, student aan de Hogeschool
Utrecht. Het werkstuk betreft palliatief redeneren onderdeel van de keuzecursus palliatieve zorg.
Aan de hand van een casus zijn de stappen van palliatief redeneren uitgewerkt.
Het model van palliatief redeneren kent 4 fasen:
-Breng de situatie in kaart.
-Vat problematiek samen en maak een proactief beleid.
-Maak afspraken over evaluatie van beleid.
-Stel beleid zo nodig bij en blijf evalueren.
In het palliatief redeneren staat de patiënt centraal met een beperkte levensverwachting. Palliatief
redeneren wordt gebruikt bij het symptoommanagement. In de diagnostiek en behandeling wordt
rekening gehouden met de prioriteiten en wensen van de patiënt.
De casus speelt zich af op een DZEP-afdeling, dit staat voor dementie met zeer ernstig
probleemgedrag. Op de DZEP-afdeling vinden tijdelijke opnames plaats.
Veel leesplezier!
1
,Inhoud
Fase 1: Problematiek van de cliënt in kaart brengen .............................................................................. 3
Anamnese ............................................................................................................................................ 3
1.1 Lichamelijk, psychisch en sociaal gebied ............................................................................. 3
1.2 Spirituele en morele aspecten ............................................................................................ 4
1.3 Beïnvloedende factoren op kwaliteit van leven en sterven ................................................ 4
Prioriteiten van meneer .................................................................................................................. 4
1.4 Somatisch en psychosociaal palliatief symptoom ............................................................... 5
1.5 Markering palliatieve fase ......................................................................................................... 6
Fase 2: Problematiek en beleid samenvatten ......................................................................................... 7
Symptoomregistratie........................................................................................................................... 7
2.1 Werkhypothese ......................................................................................................................... 7
2.2 Doel van het beleid.................................................................................................................... 8
2.3 Kritische beslismomenten ......................................................................................................... 8
Symptoommanagement...................................................................................................................... 9
2.4 Medicatie ................................................................................................................................... 9
2.5 Meetinstrumenten .................................................................................................................. 12
2.6 Gezamenlijke besluitvorming .................................................................................................. 13
2.7 Interventies ............................................................................................................................. 14
2.8 Complementaire interventie ................................................................................................... 15
Fase 3: Afspraken maken over evaluatie van beleid ............................................................................. 17
Fase 4: Zo nodig bijstellen en blijven evalueren ................................................................................... 18
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 19
Bijlagen .................................................................................................................................................. 22
Bijlage 1-de anamnese ...................................................................................................................... 22
Bijlage 2-MFIS .................................................................................................................................... 29
Bijlage 3-HADS ................................................................................................................................... 31
Bijlage 4-Utrechts Symptoom Dagboek ............................................................................................ 34
Bijlage 5-Family Needs Questionnaire .............................................................................................. 35
Bijlage 6- Peerassessment ................................................................................................................. 42
2
, Fase 1: Problematiek van de cliënt in kaart brengen
Anamnese
Door de anamnese toe te passen is het lichamelijke, psychisch en sociaal gebied in kaart gebracht. In
bijlage 1 staat de anamnese.
1.1 Lichamelijk, psychisch en sociaal gebied
Het betreft meneer O, een man van 78 jaar oud. Meneer is het 3de kind uit een gezin van zeven
kinderen. Meneer zijn vrouw was vroeger zijn oppas, na 7 jaar verkering zijn ze getrouwd. Meneer
heeft een zoon en dochter. Meneer heeft nog een zoon bij een andere vrouw. Meneer heeft als
fruitteler gewerkt, in de kersengaard. In de winter werkten meneer in de bouw. In het weekend ging
meneer naar de kroeg. Meneer dronk veel en was regelmatig betrokken bij vechtpartijen, waardoor
meneer met de politie in aanraking kwam. Meneer is met 50 jaar met pensioen gegaan.
(Tabel 1: Medische voorgeschiedenis)
Jaartal Diagnose
2021-08 Hamerteen
2021-06 Nierfunctiestoornis
2019-02 Schouder symptomen/klachten
2015-01 Acute bronchitis
2014-08 Fractuur clavicula
2009-10 CVA/Insult
2003-05 Retentieblaas (na urethraschade)
2001-09 Knieklachten links: milde gonartrose
In 2009 heeft meneer een cerebrovasculair accident (CVA) doorgemaakt. Meneer is sindsdien steeds
verder achteruitgegaan in het functioneren. Meneer is toenemend moe en emotioneel. In 2018 een
insult gehad, waardoor van de dijk gereden. Meneer woont sinds 2020 samen met echtgenote op
een psychogeriatrische afdeling in het verpleeghuis. Echtgenote raakte overbelast door een
psychotisch toestandsbeeld met wanen. Meneer heeft meerdere suïcidepogingen gedaan en uit met
regelmaat dat hij dood wil.
Sinds november 2022 opgenomen op een DZEP-afdeling (dementie met ernstig probleemgedrag).
Meneer gaat de eerste twee weken van de opname achteruit. Meneer heeft last van waanbeelden.
Meneer sloopt de meubels en kasten op zijn kamer. Meneer put zichzelf lichamelijk uit, waarna
meneer van vermoeidheid op de grond gaat liggen. Meneer maakt steeds minder contact met de
zorg. Meneer is plots geëmotioneerd en roept dan luid om de zorg. Na de eerste twee weken gaat
meneer steeds sneller achteruit zowel op lichamelijk, psychisch als sociaal gebied. Meneer kan door
de lichamelijke uitputting niet zelfstandig lopen. Meneer ligt vaak op de grond. Meneer maakt niet
tot weinig contact met de zorg. Meneer eet en drinkt nauwelijks en spuugt zijn medicatie uit. Meneer
heeft toenemende pijnklachten. Meneer ontwikkelt een retentieblaas waardoor meneer dagelijks
gekatheteriseerd moet worden. Door de retentieblaas ontstaat er toenemende onrust, waardoor
meneer nog verder lichamelijk wordt uitgeput. Familie ziet het lijden van meneer toenemen. Dochter
krijgt geen contact meer met haar vader. De verwachting is dat meneer somatisch steeds verder
achteruit zal gaan en komt te overlijden. In samenspraak met de zorg, specialist
ouderengeneeskunde en dochter is besloten palliatieve sedatie te starten bij probleemgedrag.
3