01. Wat is economie?................................................................................................................. 2
02. Het economisch probleem.................................................................................................... 4
03. Vraag en aanbod.................................................................................................................. 6
04. Elasticiteit........................................................................................................................... 14
05. Productie organiseren......................................................................................................... 20
06. Productie en kosten............................................................................................................ 25
07. Perfecte concurrentie......................................................................................................... 35
08. Monopolie........................................................................................................................... 45
09. Monopolistische concurrentie............................................................................................. 49
010. Oligopolie......................................................................................................................... 54
011. ACTUA.............................................................................................................................. 57
1
, 01. Wat is economie?
Economie = economie is een humane wetenschap die de keuzes van individuen, bedrijven,
overheden en de hele samenleving bestudeert ten gevolge van de schaarste van de
beschikbare middelen en onder invloed van prikkels.
- Als consument neem je keuzes in het dagelijkse leven
- Als bedrijfsleider (producent) neem je keuzes
- Als overheid/beleidsmaker neem je keuzes
Waarom keuzes maken?
Als mens hebben we oneindige behoeften, maar eindige middelen en tijd (schaarste)
we moeten keuzes maken.
Economie omvat 2 delen:
- Micro-economie: bestudeert de keuzes van individuen en bedrijven, en de manier
waarop de overheid hierop kan inspelen.
- Macro-economie: bestudeert het effect van de keuzes van individuen, bedrijven
en overheden op de totale (nationale of globale) economie.
Wat, hoe en voor wie?
Goederen en diensten zijn de voorwerpen (goederen) en handelingen (diensten) die
geproduceerd worden om de menselijke behoeften te bevredigen.
- Wat: welke goederen en diensten worden geproduceerd en hoeveel?
(veranderlijk)
o De productie verandert doorheen de tijd. Het is afhankelijk van de technologie en
innovaties.
- Hoe worden goederen en diensten geproduceerd? (4 productiefactoren)
Productiefactoren:
o Natuur: natuurlijke rijkdommen (bv: land, ertsen, water, lucht …)
o Arbeid: zowel fysieke als intellectuele arbeid
o Kapitaal: fabrieken, machines, infrastructuur … (geen geld!!)
o Ondernemerschap: het organiseren van de 3 vorige productiefactoren om
goederen en diensten te produceren
- Voor wie worden deze goederen en diensten geproduceerd? (afhankelijk van
het inkomen)
o Mensen kunnen goederen kopen met het beschikbaar inkomen dat ze kregen. Dit
inkomen wordt verkregen door de verkoop van de productiefactor dat zij
bezitten.
Natuur: huur
Arbeid: loon
Kapitaal: interest
Ondernemerschap: winst
2
,Eigen belang versus maatschappelijk belang
- Keuzes uit eigenbelang = Keuzes die het best zijn voor de persoon zelf
- Keuzes uit maatschappelijk belang = Keuzes die het best zijn voor de hele
samenleving
Voorbeeld actualiteit: chemiebedrijf 3M trekt ten strijde tegen PFAS-verplichtingen -> dit is
een keuze uit eigenbelang van het bedrijf.
We zijn allemaal beter af wanneer iedereen ook gedeelde belangen voor ogen houdt: zonder
belasting geen ziekenhuizen…
Kan het collectieve individuele streven leiden tot een maximaal nut voor iedereen?
Ja -> onzichtbare hand van Adam Smith
Als je de economie in de vrije loop laat gaan -> komt dit vanzelf in orde =>
vrijemarkteconomie (bedrijven beslissen alles zelf -> eigen aanbod, eigen prijzen … +
beperkte maar doordachte overheidsinterventies) ↔ overheidseconomie
(overheid bepaalt alles)
- Beide partijen worden beter na de uitwisseling van goed of dienst
- Ze moeten vrijwillig het goed of dienst kunnen aankopen -> mogelijkheid hebben om
te zeggen dat ze het niet willen en vervolgens ergens anders te kopen
Beide partijen zijn onafhankelijk en autonoom
Bv: De bakker bakt brood en wil winst -> biedt goedkope broden aan -> bakker heeft winst +
klant heeft goedkoop brood => beide partijen zijn beter af na de aankoop.
Keuze en opportuniteitskost
- “Kiezen is verliezen”: elke keuze is een afweging/trade off. Je moet iets opgeven
om iets anders te verkrijgen.
- Opportuniteitskost: het beste dat je moet opgeven om iets anders te verkrijgen ->
de waarde van het beste alternatief. (bv: een extra training inlassen, waardoor je een
60% haalt op een test i.p.v. 70% -> De opportuniteitskost van 1 extra voetbaltraining is
10% van testscore.)
3
, 02. Het economisch probleem
Productiemogelijkhedencurve (PMC):
Wat zijn de gevolgen van het effect (keuzes maken) van schaarste? -> nagaan met behulp
van een eenvoudig economisch model: de productiemogelijkhedencurve
Eenvoudige grafische voorstelling voor het trekken van algemene conclusies
o Er zijn slechts 2 categorieën producten (bv: kledij en voeding)
o Er is slechts 1 productiefactor (bv: arbeid)
o Bepaalde stand van de technologie is een gegeven
Productiemogelijkhedencurve = stelt alle mogelijke combinaties van de productie van
goederen voor die tot stand komen bij volledige aanwending van de beschikbare
productiefactoren. Het vormt de grens tussen goederen- en dienstencombinaties die met de
beschikbare productiefactoren en technologie geproduceerd kunnen worden (bereikbare
combinaties) en de goederen- en dienstencombinaties die niet geproduceerd kunnen worden
met de huidige hoeveelheid productiefactoren (onbereikbare combinaties).
Productie-efficiëntie = een situatie waarin we niet méér van 1 product of dienst kunnen
produceren zonder minder van een ander goed of dienst te produceren. Het combinatie ligt
dan op de PMC-curve. De economie haalt alles wat ze kan uit haar beschikbare middelen (alle
productiefactoren worden optimaal benut).
Punt A: productie efficiënt -> op PMC-curve
Punt H: productie inefficiënt -> onder PMC-curve
(productiefactoren worden niet optimaal benut)
Van B A: Tradeoff ->
afweging/uitwisseling (1 ding opgeven om een ander
in de plaats te krijgen) -> hoeveelheid voeding
opgeven voor meer kleding.
4