100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek - 1ste jaar KDG

Puntuación
-
Vendido
-
Páginas
66
Subido en
12-12-2025
Escrito en
2025/2026

samenvatting ontwikkelingspsychologie 1ste jaar orthopedagogiek

Institución
Grado











Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
12 de diciembre de 2025
Número de páginas
66
Escrito en
2025/2026
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
DEEL 1. EMOTIONELE ONTWIKKELING

1: BESCHRIJVING VAN DE STRUCTUUR VAN DE EMOTIONELE ONTWIKKELING

Algemeen

 In de literatuur wordt zelden enkel gesproken over emotionele ontwikkeling.
 Socio-emotionele ontwikkeling → term die vaker gebruikt wordt omdat
emoties en sociale ontwikkeling sterk met elkaar verweven zijn.
 Bij het bespreken van emotionele ontwikkeling wordt altijd de link gelegd met
sociale ontwikkeling.

Emotionele ontwikkeling bestaat uit twee componenten

1. Evolutie van de eigen emoties

 Hoe een kind/volwassene zijn eigen emoties leert herkennen, begrijpen en
reguleren.

2. Inzicht in de emoties van anderen

 Hoe een persoon emoties van anderen leert interpreteren, begrijpen en
erop reageren.

Belang van beide componenten

 Beide zijn noodzakelijk voor een gezonde ontwikkeling.
 Ze zorgen ervoor dat iemand goed kan functioneren binnen verschillende
omgevingen (school, werk, gezin, vrienden…).

Invloeden op de emotionele ontwikkeling

 Biologische factoren (temperament, aanleg…)
 Sociale omgeving (opvoeding, relaties, cultuur)
 Vooral de sociale context heeft een grote impact op:
o Hoe emoties worden begrepen
o Hoe ermee wordt omgegaan
o Hoe sociale interacties verlopen


1.1 EVOLUTIE VAN DE EIGEN EMOTIES
 2 elementen: zelfbewustzijn en zelfregulatie

1.1.1 ZELFBEWUSTZIJN
1.2.1.1: de zuigeling

Senso-  Geen onderscheid tussen zelf en buitenwereld.
motorische  Op zichzelf gericht.
ervaringen  Toch gevoelig voor de omgeving
 Huilen meer in omgeving waar andere baby’s huilen.
 Gevoelens bestaan vooral uit opwinding
 Door senso-motorische ervaringen gekleurd door lust of
onlust.

, Stemmingen  Na 2 maanden gevoelens duurzamer
 We kunnen spreken van stemmingen
 Variëren tussen opgeruimdheid en neerslachtigheid.
Drie drijfveren  Na drietal maanden zintuigen zo ontwikkeld dat baby op
ontdekking gaat in de buitenwereld.
 Luisteren, kijken grijpen, proeven...
 Affectief leven wordt lustvol gekleurd
 3 drijfveren die voldaan moeten worden:
 Genotsdrang: lust wordt herhaald, onlust vermeden
 Sensatiedrang: kijken en (mond-)voelen
 Activiteitsdrang: speldrang, nabootsingdrang (van zichzelf en
anderen)
Bewuster van  Rond de 6maanden: baby bewust van andere mensen, wil in
andere mensen hun buurt zijn.
 Meer gedifferentieerde gevoelens ervaren.
 Hersengolven die gelijken op die wanneer volwassenen
gezichtsuitdrukkingen opvangen.
Uitdrukken van  Rond 1 jaar: kind kan gevoelens al goed lichamelijk
gevoelens uitdrukken: huilen, lachen, gebrek aan eetlust, rumoerigheid.
Deelnemen aan  Peuter stapt, kan gewild grijpen, hanteren, wil deelnemen aan
het sociale sociale leven.
leven  Wil meespelen met andere
 Leidt weer tot differentiatie in gevoelens.
 Verwondering, twijfel, sympathie, jaloersheid, schaamte…
Zelfbewustzijn In deze periode komt zelfbewustzijn stil tot ontwikkeling
 Zal zich koppig tonen, agressief, brutaal.
 Affectie tonen.



1.1.1.2: de kleuter

Ontwikkeling van het Ik-beleven:

Middelpunt van  Eind peuterfase: onderscheid tussen “ik” en “niet-ik”
de wereld  Gevoelens over eigenbezit en dat van anderen
 Eigenmachtsgevoel
 Alle gevoelens geconcentreerd op het eigen ik en het
egocentrisme wordt bijzonder kenmerk van deze periode.
 Zoals hij voelt en denkt, voelen en denken anderen ook
volgens hem.
 Hij kan nog geen afstand nemen van zichzelf
 Egocentrisme komt tot uiting in spel, fantasie, motieven voor
gedrag…
Uitbreiding van sociale contacten en gevoelens:

Veel kinderen  Kind gaat naar school, sprake van nieuwe situatie:
 Confrontatie met 20 à 30 kinderen onder leiding van 1
persoon
 Meer gedwongen om te leren omgaan met kinderen van
uitlopende aard, afkomst en cultuur en andere opvoeding.
 Situatie kan in het begin dreigend overkomen, kind zal er
geleidelijk aan vertrouwd mee.
De  Kleuterleidster = gezaghebbende.
kleuterleidster  Woorden van juf kan niet aan getwijfeld worden.
 Eerste volwassene buiten gezin die in hun leven belangrijke
rol gaat spelen.
 Kleuterleidster heeft grote verantwoordelijkheid en wordt een

, vertrouwensfiguur.
Behoefte aan  Kleuters zoeken speelgenootjes op.
leeftijdsgenootj  Zijn deze niet beschikbaar: wordt een fantasie vriendje
es gecreëerd.
 Samenspelen is functioneel bepaald.
 Beginnend empathisch vermogen
 Kunnen elkaars gedrag sterk beïnvloeden
 Actie en reactie bepalen toekomstig gedrag



Prestatiedrang en initiatiefname

Prestaties  Rond 3 à 4 jaar kind krijgt prestatiegericht gedrag.
vergelijken  Vergelijkt deze met die van anderen en wordt daaruit
gemotiveerd om beter te doen.
 Zelf meer initiatieven nemen.
 Meisje: goedkeuring en lof krijgen.
 Jongen: vooral prestaties staan centraal.
Opgavenbewust  Moeten leren een onderscheid te maken tussen wat ze willen
zijn bereiken en verwachten te bereiken.
 Kleuter heeft hier hulp bij nodig, kan eigen mogelijkheden
nog niet juist inschatten.
 Overschat: wordt met mislukking en teleurstelling
geconfronteerd -> gaat aan zichzelf twijfelen ->
overcompensatie.
 Kunnen alle mislukkingen niet vermijden, wel ondersteunen
in stellen van haalbare doelstellingen.



1.1.1.3 het lagere schoolkind

Eigen prestaties  Volwassenen kunnen meer beoordelen op vaardigheden
beoordelen zoals lezen, schrijven, sporten…
 Op die manier leren ze eigen prestaties te beoordelen.
Zelfwaardegevoe  Gevoelens over zichzelf zoals meer-
l minderwaardigheidsgevoelens, schuldgevoelens, spijt en
schaamte.
 Zelfwaardegevoel sterk verbonden met prestaties en wat de
buitenwereld daarvan denkt.
 Worden gevoelig voor positieve en negatieve opmerkingen
over zichzelf
Gevoelens over  Vergelijking met anderen leidt tot gevoelens over anderen
anderen zoals bewondering, spot, leedvermaak en ijverzucht.
 Uitbreiding van sociale gevoelens en morele gevoelens.
 Gevoelens komen meer samen voor, zelf als ze tegenstrijdig
zijn.
Weinig diepgang  Gevoelens bereiken nog weinig diepgang.
 Het uitlachen van zieke of misvormde vriendjes
 Pijnigen van dieren, soms uit nieuwsgierigheid



1.1.2 EMOTIONELE ZELFREGULATIE
 De strategieën die we gebruiken om onze emoties aan te passen tot een
comfortabele intensiteit zodat we onze doelen kunnen bereiken.

Hersenontwikkeli  Prefrontale hersenschors bij baby’s nauwelijks ontwikkeld
ng  Geen mogelijkheden om gevoelens te controleren.

,  Weg om die gevoelens te controleren is lang
 Kleuters ontdekken dat ze iets anders kunnen doen om
gevoelens te veranderen.
 Taalontwikkeling ondersteunt emotiebeheersing.
Strategie van de  Kleuters leren dat je je gedrag kan veranderen.
kleuter  En dat daardoor je gevoel verandert
 Bv: iets anders gaan doen wanneer ze verdrietig of boos zijn
Probleemgericht  Lagereschoolkinderen leren onderscheid maken tussen
e aanpak van probleemgerichte coping en emotiegerichte coping.
lagere schoolkind  Wanneer ze merken dat een voor hen onaangename situatie
veranderbaar is zullen ze het probleem aanpakken.
 Wanneer ze het gevoel hebben weinig te kunnen veranderen
staan ze zichzelf toe de emoties erbij te ervaren.
Synaptische  Rond 12 jaar is er een periode van synaptische groei in de
groei prefrontale hersenzone.
 Belangrijk om emoties te controleren.
 Rond 17 jaar opnieuw zo een periode, deze keer in
temporale hersenzone.
 Meer verbanden worden gelegd in het taalgebied
 Adolescent meer in staat om complexe emoties in taal om te
zetten.



1.2 EVOLUTIE VAN HET INZICHT IN EMOTIES VAN ANDEREN

1.2.1 TEMPERAMENT
Wat is temperament?

→ Aangeboren tendens om op prikkels te reageren.

→ Prikkels kunnen intern (lichaam, emoties) of extern (omgeving) zijn.

Hoe werkt temperament?

→ Bepaalt hoe hevig prikkels binnenkomen.

→ Bepaalt hoe sterk en hoe snel iemand emotioneel reageert.

→ Bepaalt hoe intens iemand emoties voelt.

Gerichtheid op prikkels van buitenaf

→ Nodig om sociale signalen (gezichtsuitdrukking, toon, lichaamstaal) op te vangen.

→ Temperament beïnvloedt:

o Hoe sterk die signalen binnenkomen;

o Hoe kalm of explosief iemand reageert.

1.2.2 SOCIAL REFERENCING
 Baby’s in hun ontdekkingstocht zoeken vaak steun bij volwassenen.
→ Aanvankelijk puur fysieke nabijheid.
→ Later ook via non-verbale signalen (bijv. gezichtsuitdrukking).
$9.75
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada

Conoce al vendedor
Seller avatar
studentkdgorthopedagogie

Conoce al vendedor

Seller avatar
studentkdgorthopedagogie Karel de Grote-Hogeschool
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
2
Miembro desde
1 mes
Número de seguidores
0
Documentos
5
Última venta
1 semana hace

0.0

0 reseñas

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes