Uitleg alle berekeningen van A1 & A2 toetstermen met oefenvragen.
A1
Begrippen Uitleg – wat is wat?
1. Brutowinst
→ Dit is het verschil tussen de omzet en de inkoopkosten van de verkochte producten.
Formule:
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde van de omzet
2. Brutowinstmarge
→ Geeft aan hoeveel procent van de omzet brutowinst is.
Formule:
Brutowinstmarge = (Brutowinst / Omzet) × 100
3. Bedrijfsresultaat (ook wel: operationeel resultaat)
→ Dit is wat er overblijft van de brutowinst nadat de bedrijfskosten (zoals loon, huur,
afschrijvingen) zijn afgetrokken.
Formule:
Bedrijfsresultaat = Brutowinst - Bedrijfskosten
4. Financieel resultaat
→ Dit is het saldo van financiële opbrengsten (bijv. rente op spaargeld) en kosten (bijv. rente op
leningen).
Formule:
Financieel resultaat = Financiële opbrengsten - Financiële kosten
5. Winst uit gewone bedrijfsuitoefening
→ De winst uit de normale bedrijfsactiviteiten vóór belasting.
Formule:
Winst uit gewone bedrijfsuitoefening = Bedrijfsresultaat + Financieel resultaat
6. Buitengewoon resultaat
→ Incidentele (eenmalige) baten of lasten, zoals winst/verlies uit de verkoop van een pand.
Voorbeeld: Verkoop oude machine met winst van €3.000 → buitengewoon resultaat = +€3.000
7. Nettowinst
→ De echte winst die onderaan de streep overblijft, na belasting.
Formule:
Nettowinst = Winst uit gewone bedrijfsuitoefening + Buitengewoon resultaat - Belastingen
8. Nettowinstmarge
→ Hoeveel procent van de omzet uiteindelijk winst is.
Formule:
Nettowinstmarge = (Nettowinst / Omzet) × 100
,Opdracht 1: Berekent aan de hand van een casus brutowinst(marge), bedrijfsresultaat, winst uit
gewone bedrijfsuitoefening, financieel resultaat, buitengewoon resultaat en nettowinst(marge).
Voorbeeld Casus – Simpele cijfers
Stel, je hebt een winkel en dit is je jaaroverzicht:
• Omzet: €100.000
• Inkoopwaarde van de omzet: €60.000
• Lonen en andere bedrijfskosten: €25.000
• Rente op lening (financiële kosten): €2.000
• Rente-inkomsten (financiële opbrengst): €500
• Verkoop oude machine met winst: €3.000
• Belasting over winst: €4.500
Stap voor stap berekening
1. Brutowinst
= €100.000 - €60.000 = €40.000
2. Brutowinstmarge
= (€40.000 / €100.000) × 100 = 40%
3. Bedrijfsresultaat
= €40.000 - €25.000 = €15.000
4. Financieel resultaat
= €500 - €2.000 = -€1.500
5. Winst uit gewone bedrijfsuitoefening
= €15.000 + (-€1.500) = €13.500
6. Buitengewoon resultaat
= €3.000
7. Nettowinst
= €13.500 + €3.000 - €4.500 = €12.000
8. Nettowinstmarge
= (€12.000 / €100.000) × 100 = 12%
, Begrippen – wat is wat?
1. Winst voor belastingen
→ De winst vóór aftrek van de belasting.
Dit is meestal gelijk aan de winst uit gewone bedrijfsuitoefening + buitengewoon resultaat.
2. Winstbelasting / Vennootschapsbelasting (vpb)
→ Een percentage belasting dat een bedrijf moet betalen over de winst voor belasting.
Meestal rond de 15-25% (je krijgt dat mee in de casus).
3. Winstsaldo / Nettowinst
→ De winst ná belasting.
Formule:
Winstsaldo = Winst vóór belasting - Winstbelasting
4. Nog te verdelen winst
→ Het bedrag dat je kunt verdelen over aandeelhouders, reserves en eventuele bonussen.
Dit is gelijk aan het winstsaldo, tenzij er al iets is gereserveerd of uitgekeerd.
5. Contant dividend
→ Dividend dat in geld aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
6. Stock dividend
→ Dividend dat in de vorm van aandelen wordt uitgekeerd.
7. Gemengd dividend
→ Een combinatie van contant en stock dividend.
8. Tantièmes
→ Bonus voor bestuurders of personeel, een percentage van de winst.
9. Winstreserve
→ Het deel van de winst dat in het bedrijf blijft (niet wordt uitgekeerd), bv. voor investeringen.
A1
Begrippen Uitleg – wat is wat?
1. Brutowinst
→ Dit is het verschil tussen de omzet en de inkoopkosten van de verkochte producten.
Formule:
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde van de omzet
2. Brutowinstmarge
→ Geeft aan hoeveel procent van de omzet brutowinst is.
Formule:
Brutowinstmarge = (Brutowinst / Omzet) × 100
3. Bedrijfsresultaat (ook wel: operationeel resultaat)
→ Dit is wat er overblijft van de brutowinst nadat de bedrijfskosten (zoals loon, huur,
afschrijvingen) zijn afgetrokken.
Formule:
Bedrijfsresultaat = Brutowinst - Bedrijfskosten
4. Financieel resultaat
→ Dit is het saldo van financiële opbrengsten (bijv. rente op spaargeld) en kosten (bijv. rente op
leningen).
Formule:
Financieel resultaat = Financiële opbrengsten - Financiële kosten
5. Winst uit gewone bedrijfsuitoefening
→ De winst uit de normale bedrijfsactiviteiten vóór belasting.
Formule:
Winst uit gewone bedrijfsuitoefening = Bedrijfsresultaat + Financieel resultaat
6. Buitengewoon resultaat
→ Incidentele (eenmalige) baten of lasten, zoals winst/verlies uit de verkoop van een pand.
Voorbeeld: Verkoop oude machine met winst van €3.000 → buitengewoon resultaat = +€3.000
7. Nettowinst
→ De echte winst die onderaan de streep overblijft, na belasting.
Formule:
Nettowinst = Winst uit gewone bedrijfsuitoefening + Buitengewoon resultaat - Belastingen
8. Nettowinstmarge
→ Hoeveel procent van de omzet uiteindelijk winst is.
Formule:
Nettowinstmarge = (Nettowinst / Omzet) × 100
,Opdracht 1: Berekent aan de hand van een casus brutowinst(marge), bedrijfsresultaat, winst uit
gewone bedrijfsuitoefening, financieel resultaat, buitengewoon resultaat en nettowinst(marge).
Voorbeeld Casus – Simpele cijfers
Stel, je hebt een winkel en dit is je jaaroverzicht:
• Omzet: €100.000
• Inkoopwaarde van de omzet: €60.000
• Lonen en andere bedrijfskosten: €25.000
• Rente op lening (financiële kosten): €2.000
• Rente-inkomsten (financiële opbrengst): €500
• Verkoop oude machine met winst: €3.000
• Belasting over winst: €4.500
Stap voor stap berekening
1. Brutowinst
= €100.000 - €60.000 = €40.000
2. Brutowinstmarge
= (€40.000 / €100.000) × 100 = 40%
3. Bedrijfsresultaat
= €40.000 - €25.000 = €15.000
4. Financieel resultaat
= €500 - €2.000 = -€1.500
5. Winst uit gewone bedrijfsuitoefening
= €15.000 + (-€1.500) = €13.500
6. Buitengewoon resultaat
= €3.000
7. Nettowinst
= €13.500 + €3.000 - €4.500 = €12.000
8. Nettowinstmarge
= (€12.000 / €100.000) × 100 = 12%
, Begrippen – wat is wat?
1. Winst voor belastingen
→ De winst vóór aftrek van de belasting.
Dit is meestal gelijk aan de winst uit gewone bedrijfsuitoefening + buitengewoon resultaat.
2. Winstbelasting / Vennootschapsbelasting (vpb)
→ Een percentage belasting dat een bedrijf moet betalen over de winst voor belasting.
Meestal rond de 15-25% (je krijgt dat mee in de casus).
3. Winstsaldo / Nettowinst
→ De winst ná belasting.
Formule:
Winstsaldo = Winst vóór belasting - Winstbelasting
4. Nog te verdelen winst
→ Het bedrag dat je kunt verdelen over aandeelhouders, reserves en eventuele bonussen.
Dit is gelijk aan het winstsaldo, tenzij er al iets is gereserveerd of uitgekeerd.
5. Contant dividend
→ Dividend dat in geld aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
6. Stock dividend
→ Dividend dat in de vorm van aandelen wordt uitgekeerd.
7. Gemengd dividend
→ Een combinatie van contant en stock dividend.
8. Tantièmes
→ Bonus voor bestuurders of personeel, een percentage van de winst.
9. Winstreserve
→ Het deel van de winst dat in het bedrijf blijft (niet wordt uitgekeerd), bv. voor investeringen.