Tussen Wet en Wetenschap:
- week 1: Hoofdstuk 1, 2, 3, 32 en 33 (alleen p. 644-657)
- week 2: Hoofdstuk 12, 13 en 19
- week 3: Hoofdstuk 14 en 17
- week 4: Hoofdstuk 20, 21 en 22
- week 5: Hoofdstuk 6 en 11
- week 6: Hoofdstuk 28, 30 en 31 + Hoofdstuk 4, 5, 7 en 35
- week 7: Hoofdstuk 10, 23, 25, 26 en 27
Week 1: Hoofdstuk 1, 2, 3, 32 en 33 (alleen p. 644-657)
Hoofdstuk 1: Over de rechtspsychologie
Rechtspsychologie: kern en context
● Rechtspsychologie bestudeert menselijk gedrag binnen de juridische context van
opsporing, vervolging en berechting.
● Het verschil met rechtspraak: recht is normatief (hoe iets zou moeten verlopen),
rechtspsychologie is descriptief (hoe mensen zich daadwerkelijk gedragen, inclusief
fouten en denkfouten).
● Rechtspsychologie richt zich op menselijke functies zoals waarnemen, herinneren en
beslissen, in tegenstelling tot forensische psychologie die zich op stoornissen en
recidiverisico richt.
Methoden en geschiedenis
● Overwegend experimentele benadering: laboratorium- en veldexperimenten om
menselijke besluitvorming en gedrag in juridische context te onderzoeken.
● William Stern (Duitsland) wordt beschouwd als grondlegger; hij onderzocht
getuigenverklaringen en introduceerde de term “getuigenispsychologie”.
● Sterns experimenten toonden aan dat foutloze herinnering eerder uitzondering dan
regel is.
● Hugo Münsterberg (VS) probeerde rechtspsychologie te promoten, maar zijn
benadering was controversieel en slecht ontvangen door juristen.
● In Nederland begon de discipline rond 1909 met Wirklichkeitsversuche
(collegezaalexperimenten van Jan Simon van der Aa), gericht op de feilbaarheid van
getuigen.
- Hij vroeg de studenten hun waarnemingen op papier te zetten, de
beschrijvingen liepen erg uiteen.
- Het doel van rechtspsychologie in de vroege jaren was vooral om te laten
zien dat getuigen onbetrouwbaar zijn.
Ontwikkeling in Nederland
● Vanaf de jaren 1970/80: hernieuwde interesse, met nadruk op rechterlijke
beslissingen en kwaliteit van bewijsmateriaal.
● Belangrijke publicaties: Een theorie over rechterlijke beslissingen, De menselijke
factor, gevolgd door meerdere handboeken.
● Academische inbedding: leerstoelen aan universiteiten zoals Antwerpen, Leiden,
Rotterdam, Maastricht, Tilburg, Gent, Leuven; masteropleidingen in Maastricht en
Rotterdam.
, ● Bekende rechtspsychologische analyses: Dubieuze zaken (Crombag, Van Koppen,
Wagenaar), analyse van fouten in rechterlijke beslissingen; impact op verbeteringen
in opsporing en vervolging (bijv. PVOV-programma tegen tunnelvisie).
Toepassing in de praktijk
● Rechtspsychologie levert als deskundigheid bijdragen in strafzaken en civiele zaken.
● In het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) wordt
rechtspsychologie verdeeld in drie deelgebieden:
1. Validiteit van verklaringen – betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en
verdachteverklaringen, inclusief invloed van verhoortechnieken.
2. Leugendetectie – evaluatie van technieken om leugens te detecteren; in
Nederland nauwelijks toegepast en soms voorgesteld om te schrappen.
3. Bewijs en bewijsvergaring – brede analyses (bijv. biases in opsporing) en
smalle analyses (evaluatie herkenningsprocedures).
Recente ontwikkelingen en uitdagingen
● Rechtspsychologie kan een cruciale rol spelen bij herzieningszaken en projecten
zoals Project Gerede Twijfel en CEAS/ACAS.
● Kritische onderwerpen: tunnelvisie, beïnvloeding van bekentenissen tijdens verhoren,
biases in bewijsvergaring.
● Obstakels in de praktijk:
○ Juristen begrijpen soms de methoden en waarde van rechtspsychologische
analyses niet volledig.
○ Rechtspsychologen worden soms gezien als overbodig of hinderlijk.
○ Tonen van kritiek op een confronterende manier kan de samenwerking met
juristen bemoeilijken.
Aanbevelingen voor samenwerking
1. Kritische ondervraging van deskundigen – helpt misverstanden uit de wereld te
helpen en de waarde van hun analyses beter te begrijpen.
2. Transparantie van analyses – duidelijk uitleggen welke keuzes zijn gemaakt en
waarom, inclusief grenzen van deskundigheid.
3. Empathie voor elkaars rol – juristen begrijpen de dilemma’s van rechtspsychologen,
en vice versa; constructieve discussie bevordert waarheidsvinding.
Kortom: rechtspsychologie vormt een brug tussen psychologie en recht, met als doel de
kwaliteit van beslissingen te verbeteren door wetenschappelijke inzichten toe te passen op
getuigenverklaringen, verhoren, bewijsvergaring en rechterlijke besluitvorming, terwijl de
samenwerking met juristen constructief en goed onderbouwd moet verlopen.
Hoofdstuk 2: Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
De rechtspsychologie is een empirische, toegepaste tak van psychologie die zich richt op
gedrag en functioneren van rechtssubjecten en professionals in de strafrechtketen.
Experimenten zijn een kernmethode vanwege hun hoge interne validiteit, hoewel de externe
validiteit soms beperkt is. Replicaties en variaties van klassieke experimenten vergroten
echter de generaliseerbaarheid.
1. Suggestie en post-hocinformatie: Loftus’ “botsende auto’s” experiment
, ● Doel: Onderzoeken hoe suggestieve vragen herinneringen vervormen.
● Opzet: Studenten bekeken filmpjes van auto-ongelukken en kregen vragen waarin
woorden als hit, smashed, collided werden gebruikt.
● Resultaten:
○ Geschatte snelheid van auto’s hing af van woordkeuze (bijv. “smashed” →
hogere snelheid).
○ Suggestieve vragen leidden tot valse herinneringen, zoals het zien van
gebroken glas.
○ Ook foto-manipulaties (stopbord vs. yield sign) beïnvloedden
getuigenherinnering.
● Relevantie: Bewijs dat getuigen feilbaar zijn en achteraf misleidende informatie kan
leiden tot valse herinneringen.
2. Veranderingsblindheid: Simons & Levin – deurstudie
● Doel: Onderzoeken of mensen veranderingen in visuele informatie opmerken.
● Opzet: Een voorbijganger werd afgeleid door een deur terwijl een gesprekspartner
werd gewisseld.
● Resultaten: Ongeveer de helft merkte de persoonsverwisseling niet op.
● Later onderzoek: Instructie om goed op te letten verhoogde detectie (65% vs. 13%
zonder).
● Relevantie: Verklaart ooggetuige-fouten; mensen missen zelfs opvallende
veranderingen.
3. Valse bekentenissen: Alt-toets-experiment van Kassin & Kiechel
● Doel: Onderzoeken hoe vals bewijs leidt tot valse bekentenissen en internalisatie.
● Opzet: Proefpersonen moesten een toetsentest doen; confederates gaven valse
beschuldigingen.
● Resultaten:
○ 69% bekende valselijk; 28% geloofde zelf de valse handeling; 9% verzon
details.
○ Confrontatie met vals bewijs verhoogde zowel bekentenis als internalisatie
dramatisch.
● Relevantie: Illustreert risico van valse bekentenissen bij agressieve
verhoortechnieken.
4. Pseudoherinneringen: Crombag, Wagenaar & Van Koppen
● Doel: Onderzoeken of mensen valse herinneringen aan beelden kunnen krijgen die
ze nooit hebben gezien.
● Resultaten:
○ 55–66% rapporteerde valse waarnemingen van niet-bestaande crashbeelden.
○ Bronverwarring (source monitoring errors) verklaart hoe fictieve informatie
wordt geïnternaliseerd.
5. DRM-paradigma: Deese – Roediger & McDermott
● Opzet: Proefpersonen leren een lijst woorden, gelinkt aan een niet-vermeld
“lokwoord”.
● Resultaten: Lokwoord wordt vaak foutief herinnerd als daadwerkelijk gezien.
● Theorieën:
, ○ Activation/monitoring: sterke associatie activeert het lokwoord; bronfout treedt
op.
○ Fuzzy-trace: gist van lijst wordt onthouden, letterlijke details vervagen.
● Relevantie: Geeft inzicht in algemene geheugenfouten en pseudoherinneringen.
6. Compliance en groepsconformiteit: Asch
● Opzet: Proefpersonen moesten lijnlengtes schatten met groepsdruk van
confederates.
● Resultaten: Ongeveer 33% conformeerde zich aan het verkeerde
meerderheidsstandpunt.
● Individuele verschillen: Niet iedereen is even gevoelig; meetbaar via Gudjonsson
Compliance Scale (GCS).
● Relevantie: Legt basis voor begrip van tunnelvisie en groepsdruk in opsporing en
rechterlijke beslissingen.
7. Gehoorzaamheid: Milgram
● Opzet: Proefpersoon (leraar) gaf vermeende elektrische schokken aan een leerling
(confederate) op instructie van experimentator.
● Resultaten: 65% ging door tot het maximale voltage van 450V.
● Relevantie: Toont kracht van autoriteit en conformisme; ethisch controversieel, nu
niet meer toegestaan.
8. Belief perseverance bij rechters: Schünemann
● Opzet: Duitse rechters kregen vooraf gemanipuleerde informatie over een strafzaak.
● Resultaten: Rechters neigden vast te houden aan eerste indruk, ook na het zien van
nieuwe bewijsstukken.
● Relevantie: Cognitieve bias beïnvloedt juridisch oordeel; belangrijk voor
onafhankelijkheid van rechtspraak.
9. Repliceerbaarheid en open science
● Probleem: Sommige klassieke experimenten (bijv. Strack et al., facial-feedback) zijn
moeilijk te repliceren → “replicatiecrisis”.
● Oplossingen:
○ Open datasets, preregistratie van hypotheses, registered reports.
○ Nadruk op transparantie en ethiek.
● Relevantie: Verbetert robuustheid en betrouwbaarheid van rechtspsychologisch
onderzoek.
Belangrijke thema’s
● Interne vs. externe validiteit: Experimentele controle vs. generaliseerbaarheid.
● Mogelijke bronnen van geheugenfouten: Suggestie, bronverwarring,
veranderingsblindheid, groepsdruk.
● Toepassing in praktijk: Ooggetuigen, verhoortechnieken, rechterlijke besluitvorming.
● Wetenschappelijke vooruitgang: Replicaties, open science en ethische normen
versterken integriteit en bruikbaarheid van onderzoek.
Hoofdstuk 3: Rechtspsychologie en strafrecht: een gelukkig huwelijk?
1. Autonomie van de rechter