Samenvatting Colleges
Gezondheidcommunicatie
College 1: Introductie tot Gezondheidcommunicatie
1. Wat is de definitie van gezondheidcommunicatie?
A: Gezondheidcommunicatie is het strategisch gebruik van communicatie om individuen en
gemeenschappen te informeren en te beïnvloeden ten aanzien van gezondheidskeuzes, met als
doel de kwaliteit van leven en gezondheid te verbeteren.
2. Noem de drie hoofddoelen van gezondheidcommunicatie.
A: 1) Informeren en bewustmaken, 2) Attitude- en gedragsverandering bewerkstelligen, 3)
Sociale normen veranderen ter ondersteuning van gezond gedrag.
3. Wat is het verschil tussen persoonlijke en maatschappelijke gezondheidcommunicatie?
A: Persoonlijke GC richt zich op het individu (bv. dokter-patiënt gesprek). Maatschappelijke GC
richt zich op groepen of de hele bevolking via massamedia campagnes.
College 2: Theoretische Fundamenten - Gedragsmodellen (1)
4. Welk model gaat ervan uit dat mensen rationele beslissers zijn die gedrag veranderen na
het ontvangen van een boodschap?
A: Het Stappenmodel van Gedragsverandering (ook wel Hierarchy-of-Effects model).
5. Noem de zes bouwstenen van het Health Belief Model.
A: 1) Ervaren gevoeligheid, 2) Ervaren ernst, 3) Ervaren barrières, 4) Ervaren voordelen, 5)
Aanzetten tot actie (cues to action), 6) Zelfeffectiviteit.
6. Volgens de Theory of Planned Behavior wordt gedrag het direct voorspeld door...?
A: De intentie (voornemen) om het gedrag uit te voeren.
7. Welke drie factoren bepalen de intentie in de Theory of Planned Behavior?
A: 1) Attitude, 2) Subjectieve norm, 3) Waargenomen gedragscontrole.
8. Wat is het belangrijkste onderscheid tussen de Theory of Reasoned Action en de Theory of
Planned Behavior?
A: De TPB voegt Waargenomen Gedragscontrole toe, wat cruciaal is voor gedrag dat niet
volledig onder wilskrachtige controle staat.
,9. Wat beschrijft "Zelfeffectiviteit" in sociale cognitieve modellen?
A: Het vertrouwen van een persoon in zijn of haar eigen vermogen om een specifiek gedrag
succesvol uit te voeren.
10. Welk model benadrukt het belang van "Cues to Action" (aanzetten tot actie)?
A: Het Health Belief Model.
College 3: Theoretische Fundamenten - Gedragsmodellen (2) en Stadia
11. Welk model deelt mensen in op basis van hun bereidheid tot verandering?
A: Het Transtheoretisch Model (Stages of Change Model).
12. Noem de vijf stadia van verandering in het Transtheoretisch Model.
A: 1) Pre-contemplatie (niet overwegen), 2) Contemplatie (overwegen), 3) Preparatie
(voorbereiding), 4) Actie (uitvoering), 5) Maintainance (volhouden).
13. Wat is het doel van communicatie in de "Pre-contemplatie" fase?
A: Bewustwording creëren en de persoon laten nadenken over de negatieve kanten van zijn
huidige gedrag.
14. Welk model richt zich op de diffusie (verspreiding) van innovaties binnen een populatie?
A: Het Diffusion of Innovations Model.
15. Noem de vijf adoptercategorieën volgens het Diffusion of Innovations Model.
A: 1) Innovators, 2) Early Adopters, 3) Early Majority, 4) Late Majority, 5) Laggards.
16. Welke groep is cruciaal voor het overbruggen van de kloof naar de meerderheid?
A: De Early Adopters.
17. Wat is een "Opinieleider" en welke rol spelen zij in gezondheidscampagnes?
A: Een invloedrijk persoon binnen een sociale groep. Ze kunnen worden ingezet om
boodschappen geloofwaardiger over te brengen.
College 4: Doelgroepanalyse en Segmentatie
18. Waarom is doelgroepsegmentatie belangrijk in gezondheidcommunicatie?
A: Omdat verschillende groepen verschillende behoeften, barrières en mediagewoonten
hebben. Een op maat gemaakte aanpak is effectiever.
,19. Wat is het verschil tussen geografische en psychografische segmentatie?
A: Geografisch: gebaseerd op locatie. Psychografisch: gebaseerd op levensstijl, waarden en
persoonlijkheid.
20. Noem een veelgebruikte methode voor doelgroeponderzoek in een vroeg stadium.
A: Focusgroepen.
21. Wat is een "persona" in de context van gezondheidscampagnes?
A: Een gedetailleerde, fictieve representatie van een typisch lid van de doelgroep, gebruikt om
de campagne te personaliseren.
22. Wat houdt "tailoring" in bij gezondheidsvoorlichting?
A: Het op maat maken van informatie voor een individu, gebaseerd op persoonlijke data (bv. uit
een vragenlijst).
23. Wat houdt "targeting" in?
A: Het selecteren van een specifieke subgroep uit de populatie voor een interventie.
College 5: Boodschapstrategie en Framing
24. Wat is het verschil tussen een gain-frame en een loss-frame?
A: Gain-frame: benadrukt de voordelen van het gewenste gedrag (wat wint u?). Loss-frame:
benadrukt de nadelen van het ongewenste gedrag (wat verliest u?).
25. Voor welke soorten gedrag is een loss-frame over het algemeen effectiever?
A: Voor preventief gedrag (bv. screening, waarbij je iets ergs voorkomt).
26. Wat is een "call-to-action" en waar moet deze aan voldoen?
A: Een duidelijke, concrete oproep tot het gewenste gedrag. Deze moet specifiek, haalbaar en
direct uitvoerbaar zijn.
27. Wat is het "Fear Appeal" paradigma?
A: Het gebruik van angst om gedrag te beïnvloeden.
28. Wanneer is een fear appeal effectief volgens de Extended Parallel Process Model (EPPM)?
A: Alleen wanneer de boodschap zowel hoge dreiging als hoge efficacy (zelfeffectiviteit en
response efficacy) bevat.
29. Wat is het gevaar van een fear appeal zonder sterke efficacy boodschap?
A: Het kan leiden tot defensieve vermijding, waarbij de kijker de boodschap afwijst of negeert.
, 30. Wat betekent "message framing" in gezondheidcommunicatie?
A: Het presenteren van dezelfde feitelijke informatie op verschillende manieren, om de
perceptie en beslissing te beïnvloeden.
College 6: Kanalen en Media
31. Wat is het verschil tussen interpersoonlijke en massamediale communicatie?
A: Interpersoonlijk: directe, tweerichtingsverkeer tussen mensen (bv. arts,
familie). Massamediaal: eenrichtingsverkeer naar een groot, anoniem publiek (bv. tv-spot).
32. Noem een belangrijk voordeel van interpersoonlijke communicatie.
A: Mogelijkheid tot directe feedback en tailoring van de boodschap.
33. Wat zijn "nieuwe" of "digitale" media in gezondheidcommunicatie?
A: Online platformen zoals sociale media, gezondheidsapps, websites, en e-health toepassingen.
34. Wat is een belangrijk voordeel van het gebruik van sociale media?
A: Het bereiken van specifieke doelgroepen tegen lage kosten en het faciliteren van interactie
en community-vorming.
35. Wat is "Entertainment-Education" (E-E)?
A: Het strategisch inbouwen van educatieve boodschappen in entertainmentmedia (soaps,
series) om op een subtiele manier attitudes en gedrag te beïnvloeden.
36. Wat is het principe van "channel complementarity"?
A: Het combineren van verschillende communicatiekanalen (bv. massamedia + sociale media +
persoonlijk advies) voor een sterker en consistenter effect.
College 7: Campagneplanning en Implementatie
37. Wat is de eerste stap in het plannen van een gezondheidscampagne volgens het
MAPPING-model?
A: Situationele analyse: het in kaart brengen van het probleem, de doelgroep en de context.
38. Wat is een SMART geformuleerd campagnedoel?
A: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden.
39. Wat is een "pretest" en waarom wordt deze uitgevoerd?
A: Het testen van campagnematerialen (zoals posters of scripts) op een kleine steekproef uit de
doelgroep voor de lancering, om de begrijpelijkheid en effectiviteit te verbeteren.
Gezondheidcommunicatie
College 1: Introductie tot Gezondheidcommunicatie
1. Wat is de definitie van gezondheidcommunicatie?
A: Gezondheidcommunicatie is het strategisch gebruik van communicatie om individuen en
gemeenschappen te informeren en te beïnvloeden ten aanzien van gezondheidskeuzes, met als
doel de kwaliteit van leven en gezondheid te verbeteren.
2. Noem de drie hoofddoelen van gezondheidcommunicatie.
A: 1) Informeren en bewustmaken, 2) Attitude- en gedragsverandering bewerkstelligen, 3)
Sociale normen veranderen ter ondersteuning van gezond gedrag.
3. Wat is het verschil tussen persoonlijke en maatschappelijke gezondheidcommunicatie?
A: Persoonlijke GC richt zich op het individu (bv. dokter-patiënt gesprek). Maatschappelijke GC
richt zich op groepen of de hele bevolking via massamedia campagnes.
College 2: Theoretische Fundamenten - Gedragsmodellen (1)
4. Welk model gaat ervan uit dat mensen rationele beslissers zijn die gedrag veranderen na
het ontvangen van een boodschap?
A: Het Stappenmodel van Gedragsverandering (ook wel Hierarchy-of-Effects model).
5. Noem de zes bouwstenen van het Health Belief Model.
A: 1) Ervaren gevoeligheid, 2) Ervaren ernst, 3) Ervaren barrières, 4) Ervaren voordelen, 5)
Aanzetten tot actie (cues to action), 6) Zelfeffectiviteit.
6. Volgens de Theory of Planned Behavior wordt gedrag het direct voorspeld door...?
A: De intentie (voornemen) om het gedrag uit te voeren.
7. Welke drie factoren bepalen de intentie in de Theory of Planned Behavior?
A: 1) Attitude, 2) Subjectieve norm, 3) Waargenomen gedragscontrole.
8. Wat is het belangrijkste onderscheid tussen de Theory of Reasoned Action en de Theory of
Planned Behavior?
A: De TPB voegt Waargenomen Gedragscontrole toe, wat cruciaal is voor gedrag dat niet
volledig onder wilskrachtige controle staat.
,9. Wat beschrijft "Zelfeffectiviteit" in sociale cognitieve modellen?
A: Het vertrouwen van een persoon in zijn of haar eigen vermogen om een specifiek gedrag
succesvol uit te voeren.
10. Welk model benadrukt het belang van "Cues to Action" (aanzetten tot actie)?
A: Het Health Belief Model.
College 3: Theoretische Fundamenten - Gedragsmodellen (2) en Stadia
11. Welk model deelt mensen in op basis van hun bereidheid tot verandering?
A: Het Transtheoretisch Model (Stages of Change Model).
12. Noem de vijf stadia van verandering in het Transtheoretisch Model.
A: 1) Pre-contemplatie (niet overwegen), 2) Contemplatie (overwegen), 3) Preparatie
(voorbereiding), 4) Actie (uitvoering), 5) Maintainance (volhouden).
13. Wat is het doel van communicatie in de "Pre-contemplatie" fase?
A: Bewustwording creëren en de persoon laten nadenken over de negatieve kanten van zijn
huidige gedrag.
14. Welk model richt zich op de diffusie (verspreiding) van innovaties binnen een populatie?
A: Het Diffusion of Innovations Model.
15. Noem de vijf adoptercategorieën volgens het Diffusion of Innovations Model.
A: 1) Innovators, 2) Early Adopters, 3) Early Majority, 4) Late Majority, 5) Laggards.
16. Welke groep is cruciaal voor het overbruggen van de kloof naar de meerderheid?
A: De Early Adopters.
17. Wat is een "Opinieleider" en welke rol spelen zij in gezondheidscampagnes?
A: Een invloedrijk persoon binnen een sociale groep. Ze kunnen worden ingezet om
boodschappen geloofwaardiger over te brengen.
College 4: Doelgroepanalyse en Segmentatie
18. Waarom is doelgroepsegmentatie belangrijk in gezondheidcommunicatie?
A: Omdat verschillende groepen verschillende behoeften, barrières en mediagewoonten
hebben. Een op maat gemaakte aanpak is effectiever.
,19. Wat is het verschil tussen geografische en psychografische segmentatie?
A: Geografisch: gebaseerd op locatie. Psychografisch: gebaseerd op levensstijl, waarden en
persoonlijkheid.
20. Noem een veelgebruikte methode voor doelgroeponderzoek in een vroeg stadium.
A: Focusgroepen.
21. Wat is een "persona" in de context van gezondheidscampagnes?
A: Een gedetailleerde, fictieve representatie van een typisch lid van de doelgroep, gebruikt om
de campagne te personaliseren.
22. Wat houdt "tailoring" in bij gezondheidsvoorlichting?
A: Het op maat maken van informatie voor een individu, gebaseerd op persoonlijke data (bv. uit
een vragenlijst).
23. Wat houdt "targeting" in?
A: Het selecteren van een specifieke subgroep uit de populatie voor een interventie.
College 5: Boodschapstrategie en Framing
24. Wat is het verschil tussen een gain-frame en een loss-frame?
A: Gain-frame: benadrukt de voordelen van het gewenste gedrag (wat wint u?). Loss-frame:
benadrukt de nadelen van het ongewenste gedrag (wat verliest u?).
25. Voor welke soorten gedrag is een loss-frame over het algemeen effectiever?
A: Voor preventief gedrag (bv. screening, waarbij je iets ergs voorkomt).
26. Wat is een "call-to-action" en waar moet deze aan voldoen?
A: Een duidelijke, concrete oproep tot het gewenste gedrag. Deze moet specifiek, haalbaar en
direct uitvoerbaar zijn.
27. Wat is het "Fear Appeal" paradigma?
A: Het gebruik van angst om gedrag te beïnvloeden.
28. Wanneer is een fear appeal effectief volgens de Extended Parallel Process Model (EPPM)?
A: Alleen wanneer de boodschap zowel hoge dreiging als hoge efficacy (zelfeffectiviteit en
response efficacy) bevat.
29. Wat is het gevaar van een fear appeal zonder sterke efficacy boodschap?
A: Het kan leiden tot defensieve vermijding, waarbij de kijker de boodschap afwijst of negeert.
, 30. Wat betekent "message framing" in gezondheidcommunicatie?
A: Het presenteren van dezelfde feitelijke informatie op verschillende manieren, om de
perceptie en beslissing te beïnvloeden.
College 6: Kanalen en Media
31. Wat is het verschil tussen interpersoonlijke en massamediale communicatie?
A: Interpersoonlijk: directe, tweerichtingsverkeer tussen mensen (bv. arts,
familie). Massamediaal: eenrichtingsverkeer naar een groot, anoniem publiek (bv. tv-spot).
32. Noem een belangrijk voordeel van interpersoonlijke communicatie.
A: Mogelijkheid tot directe feedback en tailoring van de boodschap.
33. Wat zijn "nieuwe" of "digitale" media in gezondheidcommunicatie?
A: Online platformen zoals sociale media, gezondheidsapps, websites, en e-health toepassingen.
34. Wat is een belangrijk voordeel van het gebruik van sociale media?
A: Het bereiken van specifieke doelgroepen tegen lage kosten en het faciliteren van interactie
en community-vorming.
35. Wat is "Entertainment-Education" (E-E)?
A: Het strategisch inbouwen van educatieve boodschappen in entertainmentmedia (soaps,
series) om op een subtiele manier attitudes en gedrag te beïnvloeden.
36. Wat is het principe van "channel complementarity"?
A: Het combineren van verschillende communicatiekanalen (bv. massamedia + sociale media +
persoonlijk advies) voor een sterker en consistenter effect.
College 7: Campagneplanning en Implementatie
37. Wat is de eerste stap in het plannen van een gezondheidscampagne volgens het
MAPPING-model?
A: Situationele analyse: het in kaart brengen van het probleem, de doelgroep en de context.
38. Wat is een SMART geformuleerd campagnedoel?
A: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden.
39. Wat is een "pretest" en waarom wordt deze uitgevoerd?
A: Het testen van campagnematerialen (zoals posters of scripts) op een kleine steekproef uit de
doelgroep voor de lancering, om de begrijpelijkheid en effectiviteit te verbeteren.