Hoofdstuk 1
Aantal (hoeveelheid of volume) = reëel
Waarde = nominaal (aantal x prijs)
Waarden: prijscomponent én reële component
Voorbeelden van waarden:
Omzet = verkoopprijs x aantal
Kosten = prijs x aantal
Berekening met exacte indexcijfers:
RIC x PIC = NIC
Berekening met benadering:
Mutaties bij elkaar optellen
RIC + PIC = NIC
Of delen:
NIC : PIC = RIC
NIC : RIC = PIC
Hoofdstuk 2
Markt: plaats waar vraag en aanbod van een product elkaar ontmoeten.
- Probleem: afbakening (product, geografisch)
- Verloop vraag en aanbod
- Prijsvorming
Bedrijfstak: ondernemingen die dezelfde soort producten met gelijksoortige
productieprocessen maken.
- Groepen van markten
- Gelijksoortige behoeften
- Bedrijfstakgenoten zijn concurrenten
- Strijd om het marktaandeel
Sector: (groep verwante bedrijfstakken)
Primair: landbouw en visserij
Secundair: delfstoffenwinning, industrie en bouw
Tertiair: commerciële dienstverlening
Quartair: niet-commerciële dienstverlening
Bedrijfskolom: de bedrijfstakken die een product doorloopt van oer producent tot
consument.
- Strijd om toegevoegde waarde
Economische orde: de organisatie van het economisch proces.
Het geheel van collectieve waarden, normen en instituties die het economisch
handelen bepalen
,Waarden: doelstellingen van gedrag
Normen: gedragsregels die zijn afgeleid uit de waarden (‘wat doe je wel en wat niet’)
Instituties: dwingen de naleving van normen en waarden af (motivatie en sanctie)
Hoofdstuk 3
Inelastische vraag:
- Bij een prijsstijging stijgt de vraag
- Bij een prijsdaling daalt de vraag
Elastische vraag:
- Bij een prijsstijging daalt de vraag
- Bij een prijsdaling stijgt de vraag
Hoe sterk de vraag reageert op prijsverandering is afhankelijk van het soort goed:
- Basisgoederen (eerste levensbehoeften): reageren niet zo sterk
- Luxegoederen: reageren sterk
- Prijsonafhankelijke/indifferente goederen: reageren niet
%verandering gevraagde hoeveelheid
prijselasticiteit van de vraag=
% verandering prijs
Omzetelasticiteit: geeft aan met hoeveel procent de omzet verandert als de prijs van een
goed met 1% verandert.
% verandering van de omzet
Omzetelasticiteit =
% verandering van de prijs van een goed
Kruiselingse prijselasticiteit: geeft aan met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van
goed x verandert als de prijs van goed y met 1% verandert.
% verandering van de vraag naar goed x
Kruislingse prijselasticiteit=
% verandering van de prijs van goed y
< 0: complementaire goederen
>0: substitutiegoederen
= 0: onafhankelijke goederen
% verandering gevraagde hoeveelheid
Inkomenselasticiteit van de vraag=
% verandering inkomen
, Hoofdstuk 4 het aanbod
Marginale opbrengsten: opbrengst van 1 extra product
Marginale kosten: kosten van 1 extra eenheid product
Er is sprake van een maximale winst als MO = MK
Zolang de MO > MK wordt er nog winst toegevoegd
Zodra MO < MK neemt de winst af
Soorten kosten:
- Constante kosten (CK) en Gemiddelde constante kosten (GCK)
- Variabele kosten (VK) en Gemiddelde variabele kosten (GVK) proportioneel,
progressief en degressief
- Totale kosten (TK) en Gemiddelde totale kosten (GTK, kostprijs)
- Marginale kosten (MK)
Meer productie = extra productie bij toevoegen van extra eenheid van de productiefactor
arbeid.
- Aan vaste hoeveelheid kapitaal een variabele hoeveelheid arbeid toevoegen.
- Eerst: meer productie van extra eenheid arbeid stijgt.
- Daarna: meer productie van extra eenheid arbeid daalt.
Relatie MK en GVK:
Als MK < GVK --> GVK omlaag
Als MK > GVK --> GVK omhoog
, dus MK door minimum GVK
Totale opbrengst (TO = omzet) = prijs x verkochte hoeveelheid (p x q)
Gemiddelde opbrengst (GO) = TO/q --> GO is gelijk aan de prijs
Marginale opbrengst (MO) = p
Totale winst (TW) = TO – TK
Marginale winst (MW) = MO – MK
Verloop van vraag- en aanbodcurve:
- Vraaglijn
o Prijs stijgt, vraag daalt
o Prijs daalt, vraag stijgt
- Aanbodlijn
o Prijs stijgt, aanbod stijgt
o Prijs daalt, aanbod daalt
Evenwichtsprijs: Qa = Qv
Aantal (hoeveelheid of volume) = reëel
Waarde = nominaal (aantal x prijs)
Waarden: prijscomponent én reële component
Voorbeelden van waarden:
Omzet = verkoopprijs x aantal
Kosten = prijs x aantal
Berekening met exacte indexcijfers:
RIC x PIC = NIC
Berekening met benadering:
Mutaties bij elkaar optellen
RIC + PIC = NIC
Of delen:
NIC : PIC = RIC
NIC : RIC = PIC
Hoofdstuk 2
Markt: plaats waar vraag en aanbod van een product elkaar ontmoeten.
- Probleem: afbakening (product, geografisch)
- Verloop vraag en aanbod
- Prijsvorming
Bedrijfstak: ondernemingen die dezelfde soort producten met gelijksoortige
productieprocessen maken.
- Groepen van markten
- Gelijksoortige behoeften
- Bedrijfstakgenoten zijn concurrenten
- Strijd om het marktaandeel
Sector: (groep verwante bedrijfstakken)
Primair: landbouw en visserij
Secundair: delfstoffenwinning, industrie en bouw
Tertiair: commerciële dienstverlening
Quartair: niet-commerciële dienstverlening
Bedrijfskolom: de bedrijfstakken die een product doorloopt van oer producent tot
consument.
- Strijd om toegevoegde waarde
Economische orde: de organisatie van het economisch proces.
Het geheel van collectieve waarden, normen en instituties die het economisch
handelen bepalen
,Waarden: doelstellingen van gedrag
Normen: gedragsregels die zijn afgeleid uit de waarden (‘wat doe je wel en wat niet’)
Instituties: dwingen de naleving van normen en waarden af (motivatie en sanctie)
Hoofdstuk 3
Inelastische vraag:
- Bij een prijsstijging stijgt de vraag
- Bij een prijsdaling daalt de vraag
Elastische vraag:
- Bij een prijsstijging daalt de vraag
- Bij een prijsdaling stijgt de vraag
Hoe sterk de vraag reageert op prijsverandering is afhankelijk van het soort goed:
- Basisgoederen (eerste levensbehoeften): reageren niet zo sterk
- Luxegoederen: reageren sterk
- Prijsonafhankelijke/indifferente goederen: reageren niet
%verandering gevraagde hoeveelheid
prijselasticiteit van de vraag=
% verandering prijs
Omzetelasticiteit: geeft aan met hoeveel procent de omzet verandert als de prijs van een
goed met 1% verandert.
% verandering van de omzet
Omzetelasticiteit =
% verandering van de prijs van een goed
Kruiselingse prijselasticiteit: geeft aan met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van
goed x verandert als de prijs van goed y met 1% verandert.
% verandering van de vraag naar goed x
Kruislingse prijselasticiteit=
% verandering van de prijs van goed y
< 0: complementaire goederen
>0: substitutiegoederen
= 0: onafhankelijke goederen
% verandering gevraagde hoeveelheid
Inkomenselasticiteit van de vraag=
% verandering inkomen
, Hoofdstuk 4 het aanbod
Marginale opbrengsten: opbrengst van 1 extra product
Marginale kosten: kosten van 1 extra eenheid product
Er is sprake van een maximale winst als MO = MK
Zolang de MO > MK wordt er nog winst toegevoegd
Zodra MO < MK neemt de winst af
Soorten kosten:
- Constante kosten (CK) en Gemiddelde constante kosten (GCK)
- Variabele kosten (VK) en Gemiddelde variabele kosten (GVK) proportioneel,
progressief en degressief
- Totale kosten (TK) en Gemiddelde totale kosten (GTK, kostprijs)
- Marginale kosten (MK)
Meer productie = extra productie bij toevoegen van extra eenheid van de productiefactor
arbeid.
- Aan vaste hoeveelheid kapitaal een variabele hoeveelheid arbeid toevoegen.
- Eerst: meer productie van extra eenheid arbeid stijgt.
- Daarna: meer productie van extra eenheid arbeid daalt.
Relatie MK en GVK:
Als MK < GVK --> GVK omlaag
Als MK > GVK --> GVK omhoog
, dus MK door minimum GVK
Totale opbrengst (TO = omzet) = prijs x verkochte hoeveelheid (p x q)
Gemiddelde opbrengst (GO) = TO/q --> GO is gelijk aan de prijs
Marginale opbrengst (MO) = p
Totale winst (TW) = TO – TK
Marginale winst (MW) = MO – MK
Verloop van vraag- en aanbodcurve:
- Vraaglijn
o Prijs stijgt, vraag daalt
o Prijs daalt, vraag stijgt
- Aanbodlijn
o Prijs stijgt, aanbod stijgt
o Prijs daalt, aanbod daalt
Evenwichtsprijs: Qa = Qv