100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

PB3102 Samenvatting Klinische Psychologie 1B: Psychopathologie

Puntuación
-
Vendido
10
Páginas
152
Subido en
13-10-2025
Escrito en
2025/2026

Een uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 11 t/m 25 uit het boek Klinische Psychologie: theorieën en psychopathologie (4e druk), opgesteld op basis van de leerdoelen uit Brightspace voor het vak Klinische Psychologie 1B: Psychopathologie (PB3102). Deze samenvatting vormt een vervolg op het vak Klinische Psychologie 1A: Theoretische benadering en persoonlijkheid (PB3002). Ter verduidelijking zijn diverse afbeeldingen, schema’s en tabellen toegevoegd.

Mostrar más Leer menos
Institución
Grado











Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Libro relacionado

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

¿Un libro?
No
¿Qué capítulos están resumidos?
Hoofdstuk 11 t/m 25
Subido en
13 de octubre de 2025
Archivo actualizado en
3 de noviembre de 2025
Número de páginas
152
Escrito en
2025/2026
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

Klinisch psychologie 1B – psychopathologie bij volwassen

Hoofdstuk 11: Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Autismespectrumstoornis (ASS):
Klinisch beeld:
Een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door tekortkomingen
(deficiënties) in de sociale communicatie en in de sociale interactie en door de aanwezigheid van
beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten.

De aandacht rondom ASS ging aanvankelijk uit naar kinderen en jongeren, tegenwoordig is er echter
een toenemende belangstelling voor ASS bij volwassenen en ouderen. Mogelijke verklaringen voor
het op latere leeftijd zichtbaar worden van ASS kunnen zijn:
• Een gemiddeld of bovengemiddelde intelligentie kan ASS verhullen waardoor deze individuen
vaak pas op volwassen leeftijd in het zorgcircuit terechtkomen
• Een goed gestructureerd sociaal steunsysteem

Kenmerken
Voor het vaststellen van een autismespectrumstoornis moeten symptomen aanwezig zijn in twee
kerndomeinen:
1. Deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie
o Deficiënties in de sociale wederkerigheid: het vermogen om contact te leggen met
anderen en gedachten en gevoelens te delen. Mensen met ASS hebben vaak moeite
met het aanvoelen wanneer en hoe ze aan een gesprek kunnen deelnemen.
o Deficiënties in de non-verbale communicatie: omvatten onder meer beperkingen
in het maken van oogcontact (te veel of te weinig) en moeite hebben met het
gebruiken en begrijpen van gezichtsuitdrukkingen en gebaren.
o Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties: uiten
zich onder meer in het moeilijk vrienden kunnen maken of vriendschappen
onderhouden, beperkingen in het afstemmen van gedrag op verschillende sociale
situaties en de afwezigheid van symbolisch of fantasiespel in de kindertijd. Hoewel
bij vrouwen wel vaak sociale contacten zijn, kosten deze vaak veel energie: sociaal
contact is voor hen hard werken, terwijl dit voor vrouwen zonder ASS juist
ontspannend is.
2. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten
o Stereotype bewegingen, gedragingen of spraak: niet functionele, stereotypen
bewegingen en gewoonten. Zoals wiegen en het stereotiep herhalen van woorden en
zinnen (echolalie) om zichzelf gerust te stellen.
o Moeite met veranderingen, routines en rituelen: het hardnekkig vasthouden aan
hetzelfde en een inflexibele hechting aan bepaalde routines en rituelen.
o Beperkte, gefixeerde interesses: personen zijn zich op een zeer intense manier
bezig aan het houden met bepaalde voorwerpen, onderwerpen, vrijetijdsbesteding of
hobby’s.
o Hyper- of hypoactiviteit op zintuigelijke prikkels of ongewone interesses in
zintuigelijke aspecten in de omgeving: kan zich uiten in het snel last hebben van
geluid, licht en aanrakingen of in een sensorische over- of onder gevoeligheid voor
pijn, warmte en kou, waardoor volwassen met ASS hun grenzen moeilijk aanvoelen.
Sommige mensen voelen signalen van honger of verzadiging niet goed aan, waardoor
er een risico is op onder- of overgewicht.

Om de diagnose ASS te stellen, dienen er aanwijzingen te zijn voor alle drie de kenmerken van
sociale communicatie en interactie en voor twee van de vier kenmerken van beperkt, repetitief
gedrag. Op basis waarvan de symptomen aanwezig zijn, kan een inschatting worden gemaakt van de
ernst van de beperking. DSM-5-TR onderscheid hierin drie niveaus:
1. Persoon vereist steun
2. Persoon vereist substantiële steun
3. Persoon vereist zeer substantiële steun


1

,Klinisch psychologie 1B – psychopathologie bij volwassen

Als er voldoende gedragskenmerken aanwezig zijn om ASS vast te stellen, maar de aanwezige
kenmerken de persoon wel belemmeren en niet verklaard kunnen worden door een andere diagnose
(zoals een persoonlijkheidsstoornis), dan kan eventueel de classificatie “ander gespecifieerde
neurobiologische ontwikkelingsstoornis” worden toegekend.

Kenmerken van de autismespectrumstoornis (ASS)
• Persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie, wat tot uiting
komt in alle drie de volgende kenmerken:
- Beperkingen in sociaalemotionele wederkerigheid
- Beperkingen in de non-verbale communicatie
- Beperkingen in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
• Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, wat tot uiting komt in
minstens twee van de volgende kenmerken:
- Stereotiepe of repetitieve bewegingen, gedrag of spraak
- Vasthouden aan routines of patronen van gedrag en hardnekkig vasthouden aan hetzelfde
- Beperkte, gefixeerde interesses
- Hyper- of hypoactiviteit op zintuigelijke prikkels
• Symptomen zijn aanwezig in de vroege ontwikkelingsperiode, maar kunnen soms pas volledig
manifest worden wanneer de sociale eisen de begrensde vermogens overstijgen, of kunnen
worden gemaskeerd door op latere leeftijd aangeleerde strategieën.
• De symptomen veroorzaken klinisch significante beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren of in andere belangrijke gebieden van het huidige functioneren
• De symptomen worden niet beter verklaard door een intellectuele ontwikkelingsstoornis of een
globale ontwikkelingsachterstand. Een intellectuele ontwikkelingsstoornis en ASS komen vaak
samen voor. Om de comorbide diagnose ASS en intellectuele ontwikkelingsstoornis te stellen
moet de sociale communicatie lager zijn dan verwacht wordt bij een algemene
ontwikkelingsachterstand.

Epidemiologie:
Prevalentie
De prevalentie van autismespectrumstoornissen (ASS) is de afgelopen jaren geschat op ongeveer 1
tot 2 procent van de bevolking. Deze stijging ten opzichte van eerdere cijfers heeft verschillende
verklaringen:
• Diagnostische uitbreiding: In de DSM-IV werd PDD-NOS geïntroduceerd als subtype, wat
leidde tot diagnoses bij mensen met mildere autistische kenmerken.
• Verbeterde herkenning en bewustwording: Zowel professionals als het algemene publiek
zijn zich meer bewust geworden van ASS.
• Leeftijdsgebonden symptomen: Sommige autistische kenmerken worden pas later in het
leven zichtbaar, waardoor eerdere studies die zich op jonge kinderen richtten deze gevallen
misten.
• Onder diagnostiek bij bepaalde groepen: Vooral meisjes en vrouwen werden vaak over het
hoofd gezien vanwege atypische symptoompresentaties.

Met de komst van de DSM-5 is er nog maar één autismediagnose: autismespectrumstoornis (ASS).
Deze diagnose vereist zowel beperkingen in sociale communicatie als beperkt, repetitief gedrag.
Omdat de DSM-5 strengere criteria hanteert (vooral ten opzichte van PDD-NOS), is de verwachting
dat het aantal ASS-diagnoses mogelijk weer zal afnemen.

Theoretische visies
Genetische factoren:
ASS is voor ongeveer 83% erfelijk bepaald. En voor 17% gerelateerd aan omgevingsfactoren.
Onduidelijk of bij vrouwen eenzelfde mate van erfelijkheid voorkomt.




2

,Klinisch psychologie 1B – psychopathologie bij volwassen

Bij 10–15% van de ASS-populatie is er sprake van een genetisch syndroom zoals het fragiele X-
syndroom: een erfelijke ontwikkelingsstoornis die gepaard gaat met de kenmerkende
gedragsstoornissen van ASS en een lichte tot matige verstandelijke beperking.
• ASS samenhangend met een genetische aandoening: in deze gevallen is ASS vaak
onderdeel van een bredere ontwikkelingsstoornis, en zijn er genetische mutaties en
anatomische afwijkingen aanwezig.

Omgevingsfactoren:
Prenatale (voor de geboorte) en perinatale (periode van zwangerschap tot aan eerste levensjaar)
risicofactoren zijn o.a.:
• Zwangerschapscomplicaties
• Geboortetrauma’s
• Navelstrengcomplicaties

Factoren na de geboorte, zoals opvoeding, hebben géén causale relatie met het ontstaan van ASS.
• Beschermende factor: Gebruik van 600–1200 mg foliumzuur vanaf 3 maanden vóór tot 1
maand ná de conceptie is in enkele studies geassocieerd met een verlaagde kans op ASS.
• Omgevingsfactoren kunnen als trigger fungeren bij genetische kwetsbaarheid.

Neurocognitieve factoren:
Op neurocognitief gebied werd er lange tijd gedacht dat ASS wordt gekenmerkt door beperkingen in:
• Theory of mind: inlevingsvermogen in anderen
• Centrale coherentie: focus op details i.p.v. het geheel
• Executieve functies: moeite met o.a. planning en flexibiliteit

Tegenwoordig bekijkt men ASS meer vanuit het concept neurodiversiteit: waarbij mensen met ASS
op een andere manier informatie verwerken en communiceren dan anderen. Hierdoor is het voor
mensen met ASS moeilijker om zich te verplaatsen in anderen, maar ook andersom. Dit noemen ze
de dubbele empathie-theorie. Mensen met ASS hebben vaak moeite met:
• Cognitieve empathie: inzicht in wat een ander denkt
• Maar niet per se met emotionele empathie: emotioneel geraakt kunnen worden door
bijvoorbeeld dierenleed of verdriet van een andere persoon

Cultuur en gender:
Cultuur
Bij mensen met een migratieachtergrond kan diagnostiek bemoeilijkt worden doordat culturele en
religieuze gewoonten (zoals oogcontact) anders geïnterpreteerd worden. Het afnemen van
een heteroamnese bij iemand uit dezelfde culturele achtergrond (zoals een broer of zus) is daarom
aanbevolen.

Gender:
ASS komt vaker voor bij mannen dan vrouwen (verhouding ongeveer 3:1). Bij vrouwen wordt ASS
vaak later gediagnosticeerd, omdat zij symptomen vaak maskeren of camoufleren (bijv. door aan te
leren oogcontact te maken). De interesses van vrouwen met ASS verschillen vaak van mannen met
ASS, wat de herkenning bemoeilijkt (denk aan interesses als psychologie of dieren versus computers
en treinen). Gevolgen van camoufleren bij vrouwen:
• Identiteitsproblemen
• Overbelastingklachten
• Emotieregulatie problemen

Genderidentiteit:
ASS komt vaker voor bij transgender (individuen die zich niet identificeren met het geslacht dat
werd toegewezen bij de geboorten) personen dan bij cisgenders (individuen bij wie het
geboortegeslacht wel overeenkomt). Transgender personen met geboortegeslacht vrouw scoren


3

, Klinisch psychologie 1B – psychopathologie bij volwassen

hoger op ASS-kenmerken dan transgender personen met geboortegeslacht man. Ook transgender
personen met het geboortegeslacht vrouw scoren hoger op ASS-kenmerken dan cisgender vrouwen
als mannen.

Comorbiditeit en differentiële diagnostiek:
Comorbiditeit:
De prevalentie van comorbiditeit ligt tussen de 54,8% en 94%, afhankelijk van o.a. leeftijd,
intelligentie en geslacht. Comorbiditeit zorgt voor hogere lijdensdruk en zorgbehoefte. ASS gaat vaak
samen met andere psychiatrische stoornissen waaronder:
• Obsessief-compulsieve stoornis (OCS)
• Sociale-angststoornis
• ADHD
• Depressieve stoornis
• Psychosespectrumstoornissen
• Persoonlijkheidsstoornissen

Differentiële diagnostiek
Vooral bij volwassenen is de differentiatie met persoonlijkheidsstoornissen moeilijk, vanwege
overlap in symptomen. Zorgstandaarden, richtlijnen en whitepapers kunnen ondersteuning bieden
bij diagnostiek om onder- of overbehandeling te voorkomen.

Diagnostiek en behandeling:
Diagnostiek
ASS kan niet op biologisch of neurocognitief niveau worden gediagnosticeerd. Op biologisch niveau
is er te veel variatie in genafwijkingen en omgevingsfactoren voor en tijdens de zwangerschap spelen
ook een rol. Hierdoor biedt genetisch onderzoek geen uitsluitsel.
• Neurocognitieve beperkingen zoals moeite met sociaal inzicht gedetailleerde
informatieverwerkingen en uitvoerende functies zoals planning en flexibiliteit zijn niet uniek
voor ASS. Ze komen ook voor bij ADHD, schizofrenie (vergelijkbare beperkingen in sociaal
inzicht) en persoonlijkheidsstoornissen.
• Cognitieve tests zijn niet sensitief genoeg; bovendien presteren vooral intelligente mensen
met ASS vaak goed in testsituaties vanwege compensatie en gestructureerde
testomstandigheden. Dergelijke taken worden afgenomen in een prikkelarme ruimte, met
een duidelijke een-op-een-instructie, wat niet representatief is voor de werkelijkheid van alle
dag. Om deze redenen kan een classificerende diagnose op dit moment dan ook alleen
gebaseerd worden op gedragskenmerken. De classificerende diagnose vindt dus plaats op
basis van:
o Anamnese: zelfrapportage van de persoon
o Hetero-anamnese: gesprek met iemand die de persoon goed kent
o Observaties: van gedrag in de klinische setting

Specifiek bij volwassenen worden diagnostische criteria vaak uitgevraagd via een
semigestructureerd interview. Vroege ontwikkeling is soms lastig te achterhalen, maar een
diagnose kan alsnog gesteld worden als duidelijk is dat kenmerken (zoals terugtrekgedrag) al in de
kindertijd aanwezig waren, ook als deze pas later tot problemen leidden.

Rol van testonderzoek
Uitkomsten van aanvullend testonderzoek, zoals vragenlijsten en neuropsychologische tests, zijn
niet zozeer relevant voor de classificerende diagnose.
• Screeningsvragenlijsten zoals de Autism-spectrum Quotient (AQ) zijn weinig betrouwbaar
voor classificatie:
o Personen met ASS hebben vaak beperkt zelfinzicht.
o Ook mensen met andere problematiek kunnen hoog scoren.




4
$9.69
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada


Documento también disponible en un lote

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
KyaraSlenter Open Universiteit
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
116
Miembro desde
11 año
Número de seguidores
34
Documentos
5
Última venta
2 días hace

4.7

6 reseñas

5
5
4
0
3
1
2
0
1
0

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes