• Lumen: Binnenste ruimte waar bloed doorheen stroomt.
Kernwoorden • Tunica intima: Binnenlaag; endotheel (éénlagig plaveiselepitheel op
basaalmembraan).
• Tunica media: Middelste laag; glad spierweefsel en elastisch
bindweefsel.
• Tunica adventitia: Buitenlaag; losmazig bindweefsel met bloedvaten en
zenuwen.
Functie per bloedvatsoort
Arteriën (slagaders)
• Vervoeren bloed van het hart naar de
organen/weefsels.
• Hoge, pulserende bloeddruk.
• Dikke, elastische wand door veel
elastisch bindweefsel in tunica media.
• Windketeleffect (doedelzak-effect):
opvang en geleidelijke afgifte van druk.
• Geen kleppen.
Capillairen
• Diffusie van stoffen en plasma tussen bloed en weefsels.
• Alleen tunica intima (zeer dunne wand).
• Bloeddrukverval.
Venulen Arteriolen
• Colloïd osmotische waarde (COW).
• Diapedese: migratie van leukocyten. • Vervoeren bloed van capillairen naar grotere venen. • Verdeling van bloed
(distributiefunctie).
• Regulatie arteriële
Venen bloeddruk.
• Vervoeren bloed terug naar het hart. • Veel glad spierweefsel in
tunica media →
• Lage, niet-pulserende druk. vasoconstrictie.
• Dunne, niet-elastische wand.
• Kleppen aanwezig.
• Pompfuncties: spierpomp, arteriële pomp, adempomp, hartpomp.
,• Functie bloedvaten
verschilt per plaats in het
vaatstelsel
• Grote arteriën: hoge
stroomsnelheid, hoge druk
(vergelijk bergrivier)
• Grote venen: lage
stroomsnelheid, lage druk
(vergelijk laaglandrivier)
• Grote venen hebben een
grotere gezamenlijke
diameter en dus grote
opslagcapaciteit
• Capillairen: grootste
gezamenlijke oppervlakte →
laagste stroomsnelheid
,
, Hemostase (bloedstelping)
1. Vasoconstrictie – onder andere door adrenaline.
2. Trombocytenaggregatie – vorming van bloedplaatjesprop.
3. Coagulatie – stolling via:
• Fibrinogeen → fibrine.
• Protrombine → trombine.
• Heparine remt stolling.
Weefselherstel / Inflammatie
• Vasodilatatie o.a. door histamine.
• Klassieke tekenen: rubor (rood), calor (warm), dolor (pijn), tumor (zwelling), functio laesa (functieverlies).
Aanpassen vaatspanning tijdens OK
• Vasoconstrictie: adrenaline.
• Vasodilatatie: papaverine.
Vaatsystemen
• Eindarterie: bloedvoorziening
zonder alternatieve route.
• Portale circulatie: twee
capillairnetwerken (bv. lever).
• Collaterale circulatie:
alternatieve routes bij afsluiting.
• Arteriële anastomose: verbinding
tussen twee arteriën.
• Arterio-veneuze anastomose:
directe verbinding arterie-vene.