IOSP overzicht artikelen
1 CHILD DEVELOPMENT IN CONTEXT (Ashiabi et al.)
Theoretische onderbouwing:
Ecologisch bioecologisch model van menselijke ontwikkeling
ECOLOGISCH MODEL
Omgeving van persoon verdeeld over systemen die interactie met elkaar hebben:
- Microsysteem = directe omgeving en directe relaties
- Mesosysteem = relaties tussen de systemen
- Exosysteem = indirecte effecten van indirecte omgeving
- Macrosysteem = maatschappij, culturele waarden, materiële goederen en kansen
BIOECOLOGISCH MODEL
Proximale processen = mechanismen waardoor ontwikkeling werkt
- Individu moet meedoen in activiteit
- The actitviteit moet regelmatig voorkomen en toenemend complexer worden
- Kunnen objecten, mensen of symbolen zijn
Process-person-context-time model
Hypothesen:
a) Contextuele invloeden werken via proximale processen (mediatie) WEL
b) Proximale processen hebben een grotere invloed op kindontwikkeling dan contextuele factoren DEELS
c) De proximale processen en contextuele factoren werken als functie van kindeigenschappen en ontwikkeling
WEL
,Methode:
Steekproef – groot
Door cross-sectioneel onderzoek geen onderzoek kunnen doen naar tijd
Verbanden tussen SES (macro), sociaal kapitaal buurt en stress van ouders (micro) en positief en negatief sociaal
gedrag van kinderen (ontwikkeling) anders is voor jongens en meiden (eigenschap)
SES en ontwikkeling positief verband
SES en effecten van ouders positief verband
Buurt en ontwikkeling positief verband
Buurt en ouders
Cross-sectionele telefonische studie
2 USES AND MISUSES OF BRONFENBRENNER’S THEORY (Tudge et al.)
Conceptuele verwarring door door elkaar gebruiken van ecologische en bioecologische modellen in artikelen
Theoretische onderbouwing:
Focus context rol van persoon
Steekproef: 25 studies waarvan 4 goed waren
3 FALSE-POSITIVE PSYCHOLOGIE (Simmons et al.)
Ondanks alfa van 0.05 veel foutief positieve resultaten gevonden door flexibiliteit in dataverzameling, analyse en
rapporteren
Oplossing gevonden – 6 voor onderzoekers en 4 voor reviewers
,Theoretische onderbouwing:
False-positive = type I fout = onjuist verwerpen van nullhypothese
- Weinig moeite om nullhypothese te bewijzen vanwege publication bias
- Zonde van materiaal
Oorzaak : researcher degrees of freedom
veel vrijheid in keuzes tijdens dataverzameling
1. Flexibiliteit in kiezen van afhankelijke variabelen
2. Kiezen van steekproefgrootte
3. Gebruik van covariaten
4. Gedeeltelijk experimentele condities rapporteren
Methode:
Computer experimenten en daadwerkelijke experimenten
Conclusie:
Oplossing
1. Auteurs moeten van te voren aangeven wanneer dataverzameling stopt
2. Auteurs moeten op z’n minst 20 observaties doen
3. Auteurs moeten alle variabelen opschrijven
4. Auteurs moeten alle experimentele condities opschrijven, inclusief mislukte
5. Auteurs moeten vertellen hoe de resultaten waren geweest met de inclusie van verwijderde observaties
6. Auteurs moeten vertellen hoe de resultaten waren geweest zonder covariaten
7. Reviewers moeten letten op de bovenstaande eisen
8. Reviewers moeten meer tolerant zijn voor imperfecties
9. Reviewers moeten auteurs kunnen dwingen om hun resultaten uit te leggen
10. Reviewers moeten auteurs kunnen dwingen tot een replicatie van hun onderzoek
Limitaties
, - Niet genoeg andere researcher degrees of freedom niet aangepakt zoals file-drawer problem
- Te veel auteurs gaan zich weerhouden van exploratief onderzoek
4 WHY INEFFECTIVE PSYCHOTHERAPIES APPEAR TO WORK (Lilienfeld et al.)
Neiging van psychologen om zich te baseren op informele klinische observaties om te kijken of behandelingen
effectief zijn = causes of spurious therapeutic effectiveness
1. Naive realism
2. Confirmation bias
3. Illusory causation
4. Illusion of control
Geen conclusies trekken als er geen maatregelen zijn genomen als controlegroepen of blinde observaties
Evidence-based therapie :
- Onderzoeksresultaten over effectiviteit
Controle groepen
Randomisatie
Blind
- Klinische ervaring
- Voorkeur van de cliënt
Emperically supported therapies : werken beter dan geen behandeling voor specifieke ziekten
Oorzaken:
Wetenschappelijk denken is onnatuurlijk want het gaat tegen onze common-sense in
Naive realism
= assumptie dat de wereld precies is zoals we die zien
What You See Is All There Is
Heuristiek van focussen op opvallende dingen in de omgeving en achtergrondinformatie negeren
1 CHILD DEVELOPMENT IN CONTEXT (Ashiabi et al.)
Theoretische onderbouwing:
Ecologisch bioecologisch model van menselijke ontwikkeling
ECOLOGISCH MODEL
Omgeving van persoon verdeeld over systemen die interactie met elkaar hebben:
- Microsysteem = directe omgeving en directe relaties
- Mesosysteem = relaties tussen de systemen
- Exosysteem = indirecte effecten van indirecte omgeving
- Macrosysteem = maatschappij, culturele waarden, materiële goederen en kansen
BIOECOLOGISCH MODEL
Proximale processen = mechanismen waardoor ontwikkeling werkt
- Individu moet meedoen in activiteit
- The actitviteit moet regelmatig voorkomen en toenemend complexer worden
- Kunnen objecten, mensen of symbolen zijn
Process-person-context-time model
Hypothesen:
a) Contextuele invloeden werken via proximale processen (mediatie) WEL
b) Proximale processen hebben een grotere invloed op kindontwikkeling dan contextuele factoren DEELS
c) De proximale processen en contextuele factoren werken als functie van kindeigenschappen en ontwikkeling
WEL
,Methode:
Steekproef – groot
Door cross-sectioneel onderzoek geen onderzoek kunnen doen naar tijd
Verbanden tussen SES (macro), sociaal kapitaal buurt en stress van ouders (micro) en positief en negatief sociaal
gedrag van kinderen (ontwikkeling) anders is voor jongens en meiden (eigenschap)
SES en ontwikkeling positief verband
SES en effecten van ouders positief verband
Buurt en ontwikkeling positief verband
Buurt en ouders
Cross-sectionele telefonische studie
2 USES AND MISUSES OF BRONFENBRENNER’S THEORY (Tudge et al.)
Conceptuele verwarring door door elkaar gebruiken van ecologische en bioecologische modellen in artikelen
Theoretische onderbouwing:
Focus context rol van persoon
Steekproef: 25 studies waarvan 4 goed waren
3 FALSE-POSITIVE PSYCHOLOGIE (Simmons et al.)
Ondanks alfa van 0.05 veel foutief positieve resultaten gevonden door flexibiliteit in dataverzameling, analyse en
rapporteren
Oplossing gevonden – 6 voor onderzoekers en 4 voor reviewers
,Theoretische onderbouwing:
False-positive = type I fout = onjuist verwerpen van nullhypothese
- Weinig moeite om nullhypothese te bewijzen vanwege publication bias
- Zonde van materiaal
Oorzaak : researcher degrees of freedom
veel vrijheid in keuzes tijdens dataverzameling
1. Flexibiliteit in kiezen van afhankelijke variabelen
2. Kiezen van steekproefgrootte
3. Gebruik van covariaten
4. Gedeeltelijk experimentele condities rapporteren
Methode:
Computer experimenten en daadwerkelijke experimenten
Conclusie:
Oplossing
1. Auteurs moeten van te voren aangeven wanneer dataverzameling stopt
2. Auteurs moeten op z’n minst 20 observaties doen
3. Auteurs moeten alle variabelen opschrijven
4. Auteurs moeten alle experimentele condities opschrijven, inclusief mislukte
5. Auteurs moeten vertellen hoe de resultaten waren geweest met de inclusie van verwijderde observaties
6. Auteurs moeten vertellen hoe de resultaten waren geweest zonder covariaten
7. Reviewers moeten letten op de bovenstaande eisen
8. Reviewers moeten meer tolerant zijn voor imperfecties
9. Reviewers moeten auteurs kunnen dwingen om hun resultaten uit te leggen
10. Reviewers moeten auteurs kunnen dwingen tot een replicatie van hun onderzoek
Limitaties
, - Niet genoeg andere researcher degrees of freedom niet aangepakt zoals file-drawer problem
- Te veel auteurs gaan zich weerhouden van exploratief onderzoek
4 WHY INEFFECTIVE PSYCHOTHERAPIES APPEAR TO WORK (Lilienfeld et al.)
Neiging van psychologen om zich te baseren op informele klinische observaties om te kijken of behandelingen
effectief zijn = causes of spurious therapeutic effectiveness
1. Naive realism
2. Confirmation bias
3. Illusory causation
4. Illusion of control
Geen conclusies trekken als er geen maatregelen zijn genomen als controlegroepen of blinde observaties
Evidence-based therapie :
- Onderzoeksresultaten over effectiviteit
Controle groepen
Randomisatie
Blind
- Klinische ervaring
- Voorkeur van de cliënt
Emperically supported therapies : werken beter dan geen behandeling voor specifieke ziekten
Oorzaken:
Wetenschappelijk denken is onnatuurlijk want het gaat tegen onze common-sense in
Naive realism
= assumptie dat de wereld precies is zoals we die zien
What You See Is All There Is
Heuristiek van focussen op opvallende dingen in de omgeving en achtergrondinformatie negeren