Samenvatting verpleegkunde AFP onderwijsperiode 1 HR

Hoofdstuk 1 diagnostiek en therapie

§1
Anamnese is een gesprek die gehouden wordt over de ziekte
geschiedenis.
Differentiaal diagnose is een rijtje ziektes die een arts overweegt na een
anamnese en lichamelijk onderzoek.
Een speciale anamnese is een anamnese over de hoofdklacht. (wat-waar-
wanneer)
Een heteroanamnese bij baby’s, coma, vergevorderde dementie, ernstige
psychiatrische problemen en bij verstandelijk gehandicapte nodig.

In een algemene anamnese wordt meestal besproken:
 Allergie / afwijkingen
 Behandelingen
 Contact personen
 Drugs
 Eten

Lichamelijk onderzoek:
 Inspectie = kijken, wordt gelet op vormafwijkingen en kleur.
 Percussie = kloppen, doel: verschil merken tussen lucht
houdende organen en .
massieve organen.
 Auscultatie = luisteren met stethoscoop op eventuele
afwijkingen.
 Palpatie = voelen, betastingen.

Laboratoriumonderzoek
o Hemoglobineconcentratie(Hb)
o Hematocriet, volume rodebloedcellen t.o.v. bloedvolume (Ht)
o Aantal rode bloedcellen (ery’s)

Bij tekenen van een infectie worden aangevraagd bloed:
 CRP = reactief proteïne
 Leukocyen = aantal witte bloedcellen per liter
Ook worden gevraagd:
 Asat en alat = enzymen die vooral in bloed voorkomen bij
leverschade.
 Na+, K+, creat en ureum= zo kunnen nier afwijkingen worden
geconstateerd.
 Bloedglucose = om suikerziekte op te sporen.
 Rode bloedcellen= als dit gestegen is dan denkt men aan:
nierstenen/ tumoren.

Overige onderzoeken
Echo Als arts ontstekingen in de buik overweegt.
CT- onderzoek Als arts ontstekingen in de buik overweegt.
CT scan Als neurologische uitval, epilepsie of hoofdpijn met