In de standaardantwoorden is steeds ter indicatie aangegeven hoeveel punten voor elk element konden
worden behaald. Het aantal genoemde punten is een maximum: als de uitwerking (bijvoorbeeld)
tegenstrijdigheden of onjuistheden bevat of als bepaalde feiten uit de casus niet in het antwoord zijn
betrokken is slechts een deel van de punten toegekend.
Met de verwijzingen naar arresten in de standaardantwoorden is niet bedoeld dat de naam van het
betreffende arrest expliciet moet zijn genoemd in uw antwoord. Wel moet duidelijk uit de uitwerking van
uw antwoord blijken dat het antwoord is onderbouwd met een rechtsregel uit de jurisprudentie.
Vraag 1a
Het gebouw wordt gesplitst in twee appartementsrechten, waarvan de parkeergarage voor het
winkelend publiek samen met de begane grond tot het privégedeelte van het ene appartementsrecht
behoort en de lift samen met de eerste tot de tiende verdieping tot het privégedeelte van het andere
appartementsrecht. (4 punten) De grote parkeergarage is in de hoofdsplitsing gemeenschappelijk,
zodat iedereen daaraan meebetaalt. (2 punten) Vervolgens worden beide appartementsrechten
ondergesplitst, waarin de lift respectievelijk de parkeergarage voor het winkelend publiek een
gemeenschappelijke bestemming krijgen. (4 punten)
Ook goed gerekend: Er worden in het splitsingsreglement bepaalde kosten gespecificeerd en
gekoppeld aan bepaalde appartementsrechten (dus de kosten voor de parkeergarage van het
winkelend publiek aan de appartementsrechten met een winkelbestemming en de kosten van de lift
aan de appartementen met een woonbestemming). De garages en de lift moeten dan een
gemeenschappelijke bestemming hebben.
NB: het melden dat het gebouw moet worden gesplitst in vier (of drie) appartementsrechten, waarin in
één appartementsrecht één of beide garages worden ondergebracht is onwenselijk. Enerzijds leidt dat
ertoe dat het gebruik van bijv. het woongedeelte los kan komen te staan van het gebruik van de
gemeenschappelijke parkeergarage, en anderzijds wordt de structuur nodeloos gecompliceerd met
verschillende VvE’s waar dezelfde gerechtigden in zitten.
NB2: een oplossing waarin het woongedeelte in één appartementsrecht werd gecombineerd met de
gemeenschappelijke garage, leidt ertoe dat de winkeliers geen gebruik kunnen maken van de
gemeenschappelijke garage. Winkeliers zijn, net als bewoners, ook appartementseigenaars (vgl. de
laatste eis in de vraagstelling).
Vraag 1b
Ondersplitsen in twee onderappartementsrechten: één van het parkeervlak en één van de woning. Hij
kan vervolgens het onderappartementsrecht met het afzonderlijk gebruik van het parkeervlak
overdragen. (5 punten)
Vraag 1c
Ja. Een appartementsrecht kan gewoon worden overgedragen (art. 5:117 lid 1 BW). (2 punten) Het
besluit is om die reden in strijd met de wet en dus nietig (art. 2:14 BW jo. art. 5:124 lid 2 BW). (3 punten)
Vraag 2a
1. Het vruchtgebruik rust op het erfpachtrecht (art. 5:114 lid 3 BW).
2. Het hypotheekrecht ten behoeve van bank X rust op het vruchtgebruik. Een beroep op art.
5:114 lid 2 BW is hier fout, omdat het vruchtgebruik niet gesplitst wordt.
3. Het hypotheekrecht ten behoeve van bank Y rust op het eigendomsrecht (art. 5:114 lid 2
BW).
NB: veel studenten meenden dat het vruchtgebruik kwam te rusten op A1 en A2.
Appartementsrechten zijn echter niet hetzelfde als gesplitste goederen, ongeacht waar de
privégedeelten liggen. Om diezelfde reden komt het hypotheekrecht van bank Y niet te rusten op A3.